ECLI:NL:RBLIM:2020:8614

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
6 november 2020
Zaaknummer
8793250 \ CV EXPL 20-4770
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vordering tot betaling door stichting tegen B.V. met betrekking tot consumentenrecht

Op 4 november 2020 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis gewezen in de zaak tussen de stichting Woonpunt en Bureau Inkomensbeheer B.V. De stichting, vertegenwoordigd door gemachtigde P.M.F. Otten, vorderde betaling van een bedrag van € 14.412,98 van de B.V., die werd vertegenwoordigd door gemachtigde F. Otten. De procedure begon met een dagvaarding en een conclusie van antwoord. De kantonrechter oordeelde dat de dagvaarding voldeed aan de vereisten van artikel 111 lid 2 onder d Rv en artikel 21 Rv, waarbij de eisende partij de relevante feiten volledig en naar waarheid had aangevoerd. De gedaagde partij werd als consument beschouwd, en de kantonrechter paste ambtshalve de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht toe, maar oordeelde dat er geen schendingen waren. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van de stichting niet voldoende werd betwist door de gedaagde partij, waardoor de vordering werd toegewezen. De gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de stichting tot een totaal van € 1.461,09 werden begroot. Het vonnis verklaarde dat de gedaagde partij het verschuldigde bedrag moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 september 2020, en dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad was.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8793250 \ CV EXPL 20-4770
Vonnis van de kantonrechter van 4 november 2020
in de zaak van:
de stichting
STICHTING WOONPUNT,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde P.M.F. Otten,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BUREAU INKOMENSBEHEER B.V.,
in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[naam onderbewindgestelde],
gevestigd Hoofdstraat 81,
Hoensbroek, gemeente Heerlen,
gedaagde partij,
gemachtigde F. Otten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
2.3.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
2.5.
Uit het antwoord van gedaagde partij is de kantonrechter gebleken dat de vordering van eisende partij niet althans onvoldoende wordt betwist. De vordering dient daarom te worden toegewezen.
2.6.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 105,09
  • griffierecht € 996,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 1.461,09

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 14.412,98, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 21 september 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 1.461,09,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC