Uitspraak
6.De voorzieningenrechter is gelet op het feit dat verzoeker 1 de woning per
9.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 november 2020.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 6 november 2020 uitspraak gedaan op de verzoeken om voorlopige voorziening van verzoeker 1, huurder van de begane grond van een bedrijfswoning, en verzoeker 2, de eigenaar van het pand. De zaak betreft de sluiting van de bedrijfswoning voor de duur van 24 maanden, opgelegd door de burgemeester van de gemeente Eijsden-Margraten, vanwege de ontdekking van een hennepplantage met 80 planten op de eerste verdieping van de woning. De sluiting was gebaseerd op eerdere overtredingen van de Opiumwet, waarbij eerder al verdovende middelen in het pand waren aangetroffen.
Verzoeker 1 heeft aangevoerd dat hij de woning per 1 december 2020 om andere redenen moet verlaten, waardoor het spoedeisend belang voor hem vervalt. Verzoeker 2, die financieel belang heeft bij de sluiting, kan de schade verhalen op de veroorzaker van de overtreding. De voorzieningenrechter oordeelt dat het financiële belang van verzoeker 2, dat voortvloeit uit het mislopen van huurinkomsten voor drie maanden, niet voldoende is om aan te nemen dat er sprake is van spoedeisendheid. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af, omdat er geen onomkeerbare situatie dreigt en de sluiting niet vóór 1 januari 2021 zal worden geëffectueerd.
De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.