ECLI:NL:RBLIM:2020:8621

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
6 november 2020
Zaaknummer
AWB/ROE 20/2528 en AWB/ROE 20/2531
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake sluiting bedrijfswoning wegens hennepplantage

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 6 november 2020 uitspraak gedaan op de verzoeken om voorlopige voorziening van verzoeker 1, huurder van de begane grond van een bedrijfswoning, en verzoeker 2, de eigenaar van het pand. De zaak betreft de sluiting van de bedrijfswoning voor de duur van 24 maanden, opgelegd door de burgemeester van de gemeente Eijsden-Margraten, vanwege de ontdekking van een hennepplantage met 80 planten op de eerste verdieping van de woning. De sluiting was gebaseerd op eerdere overtredingen van de Opiumwet, waarbij eerder al verdovende middelen in het pand waren aangetroffen.

Verzoeker 1 heeft aangevoerd dat hij de woning per 1 december 2020 om andere redenen moet verlaten, waardoor het spoedeisend belang voor hem vervalt. Verzoeker 2, die financieel belang heeft bij de sluiting, kan de schade verhalen op de veroorzaker van de overtreding. De voorzieningenrechter oordeelt dat het financiële belang van verzoeker 2, dat voortvloeit uit het mislopen van huurinkomsten voor drie maanden, niet voldoende is om aan te nemen dat er sprake is van spoedeisendheid. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af, omdat er geen onomkeerbare situatie dreigt en de sluiting niet vóór 1 januari 2021 zal worden geëffectueerd.

De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK limburg
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB/ROE 20/2528
AWB/ROE 20/2531
uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 november 2020 op de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaken tussen
[verzoeker 1], te [woonplaats 1] , verzoeker 1
[vezoeker 2], te [woonplaats 2] , verzoeker 2,
beiden te noemen verzoekers,
(gemachtigde: mr. B.H.M. Nijsten),
en
de burgemeester van de gemeente Eijsden-Margraten, verweerder
(gemachtigde: mr. R.A.H. Vlecken).
Procesverloop
Bij besluit van 24 september (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet aan verzoekers een last onder bestuursdwang opgelegd in de vorm van sluiting van de bedrijfswoning en lokaal gelegen aan de [adres] te [woonplaats 1] voor de duur van 24 maanden met ingang van 7 oktober 2020.
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft telefonisch medegedeeld dat niet zal worden overgegaan tot effectuering tot er uitspraak op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2020. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens zijn verschenen mr. V.C. Rozek, kantoorgenote van verweerders gemachtigde, [naam adviseur] , adviseur van verzoeker 2 en [naam medewerker gemeente] , werkzaam bij de gemeente Eijsden-Margraten.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verzoeker 1 woont in een huurwoning aan de [adres] te [woonplaats 1] . Het betreft een bedrijfswoning met lokaal. Verzoeker 1 bewoont de begane grond. Verzoeker 2 is de eigenaar van het pand.
3. De politie heeft op 3 september 2020 op de eerste verdieping van de woning op een slaapkamer een in werking zijnde hennepplantage met 80 planten en een logboek, waaruit blijkt dat er minimaal één eerdere oogst is geweest, aangetroffen. De eerste etage werd gehuurd door [naam huurder] ( [naam huurder] ). Verzoeker 2 heeft na de ontdekking van de hennepplantage [naam huurder] uit de woning gezet. Verweerder heeft vervolgens, na verzoekers in kennis te hebben gesteld van het voornemen tot sluiting van het pand en verzoekers hun zienswijze naar voren hebben gebracht, het primaire besluit genomen tot sluiting van het pand voor de duur van 24 maanden met ingang van 7 oktober 2020. Ten aanzien van de duur van de sluiting heeft verweerder aangegeven dat al twee keer eerder, op
9 december 2014 en op 24 februari 2016 verdovende middelen in het pand aangetroffen.
4. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of acute financiële nood is, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt, zodat hij alleen al daarom geen voorlopige voorziening treft.
5. Verweerder heeft in het verweerschrift naar voren gebracht en ter zitting nader toegelicht dat de sluiting niet wordt geëffectueerd voordat het besluit op bezwaar is genomen en dat naar verwachting dat besluit niet vóór 1 januari 2021 zal worden genomen. Verweerder heeft verder in het verweerschrift naar voren gebracht dat de termijn van sluiting, rekening houdend met het in september 2020 vastgestelde Damoclesbeleid Lokalen en Woningen 2020, wordt teruggebracht naar 3 maanden. Verder is gebleken dat verzoeker 1 al vanwege andere omstandigheden (strijd met omgevingsvoorschriften) de woning per
1 december 2020 dient te verlaten.

6.De voorzieningenrechter is gelet op het feit dat verzoeker 1 de woning per

1 december 2020 al om andere redenen dient te verlaten en de effectuering van het besluit in ieder geval nà 1 december 2020 gaat plaatsvinden van oordeel dat daarmee het spoedeisend belang tot het treffen van een voorlopige voorziening komt te vervallen. Verzoeker 1 kan het besluit op bezwaar verder afwachten.
7. De spoedeisendheid voor verzoeker 2 is uitsluitend gelegen in een financieel belang. De stelling van verzoeker 2 dat hij als eigenaar/verhuurder woongenot aan verzoeker 1 dient te verschaffen volgt de voorzieningenrechter niet omdat verzoeker 1 per 1 december 2020 de woning al zonder meer gaat verlaten. Als eigenaar/verhuurder loopt men een bepaald risico bij overtreding van de Opiumwet. Als verzoeker 2 financiële schade heeft als gevolg van het wegvallen van huurinkomsten van [naam huurder] , dan kan hij de schade verhalen op de veroorzaker van de overtreding. Aangezien verweerder de sluitingsduur zal terugbrengen naar drie maanden is sprake van een beperkt financieel belang, bestaande uit het mislopen van (eventuele) huurinkomsten voor drie maanden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit beperkte financiële belang niet zodanig is om te voldoen aan de vereiste spoed. Er is niet gebleken dat er thans bij verzoeker 2 een onomkeerbare financiële noodsituatie zal ontstaan.
8. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken vanwege het ontbreken van spoedeisendheid af. Aan een verdere beoordeling van de verzoeken komt de voorzieningenrechter niet toe.

9.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing
De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Cremers, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 november 2020.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
Afschrift verzonden aan partijen op: 6 november 2020
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.