ECLI:NL:RBLIM:2020:8636

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
6 november 2020
Zaaknummer
8693233 \ CV EXPL 20-3807
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van gehuurde woning na huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 4 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Woonpunt, eisende partij, en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De eisende partij vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand van € 1.706,82 tot en met juli 2020, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde partij had na verkregen uitstel niet meer gereageerd op de dagvaarding.

De kantonrechter oordeelde dat de dagvaarding voldeed aan de wettelijke vereisten en dat de gedaagde partij als consument werd beschouwd. De rechter concludeerde dat er geen schending was van beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht. De huurachterstand werd als een tekortkoming beschouwd die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De kantonrechter stelde een ontruimingstermijn van twee weken vast en wees de vorderingen van de eisende partij toe, met uitzondering van een deel van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, die tot een lager bedrag werden beperkt.

In de beslissing werd de gedaagde partij veroordeeld om binnen twee weken het gehuurde te ontruimen en een totaalbedrag van € 1.913,34 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten, die op € 781,96 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8693233 \ CV EXPL 20-3807
Vonnis van de kantonrechter van 4 november 2020
in de zaak van:
de stichting
STICHTING WOONPUNT,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde P.M.F. Otten,
tegen:
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het verzoek om uitstel van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
2.3.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn. Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
2.5.
Eisende partij vordert – zakelijk weergegeven -:
1. de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden met veroordeling van gedaagde partij het gehuurde te verlaten en te ontruimen,
2. gedaagde partij te veroordelen om aan eisende partij betalen:
- de huurachterstand tot en met juli 2020 ad € 1.706,82, te vermeerderen met rente,
- de buitengerechtelijke incassokosten ad € 309,78 inclusief btw, te vermeerderen met rente,
- als huur c.q. gebruiksvergoeding een bedrag ad € 589,15 per maand vanaf 1 augustus 2020 tot de ontruiming,
- de kosten van het geding.
2.6.
Eisende partij stelt dat gedaagde partij de woonruimte met aanhorigheden, staande en gelegen te [woonplaats] aan het [adres] , tegen een huurprijs van € 589,15 per maand steeds bij vooruitbetaling te voldoen van haar huurt.
2.7.
Gedaagde partij heeft tot en met juli 2020 een achterstand laten ontstaan in haar huurbetalingsverplichting jegens eisende partij.
2.8.
Gedaagde partij heeft, na verkregen uitstel niet meer geantwoord.
2.9.
De huurachterstand vormt een tekortkoming die de onmiddellijke ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling van gedaagde partij tot ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Die vorderingen zullen dan ook als niet althans onvoldoende betwist worden toegewezen met dien verstande dat er een redelijke ontruimingstermijn van twee weken gehanteerd zal moeten worden.
2.10.
De vordering tot betaling van huur c.q. gebruiksvergoeding voor iedere maand die vanaf 1 augustus 2020 is ingegaan tot de datum van ontruiming en de wettelijke rente staat als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen.
2.11.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
De door eisende partij verzonden aanmaning voldoet niet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen, nu daarin een lager bedrag is genoemd dan het bedrag waarop het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten in dit geval recht geeft. Door deze afwijking is de gedaagde partij echter niet in haar belangen geschaad. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden daarom slechts toegewezen tot het in de aanmaning genoemde bedrag groot € 206,52 inclusief btw.
2.12.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 102,96
  • griffierecht € 499,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 781,96

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
ontbindt de bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde, staande en gelegen te [woonplaats] aan [adres] ,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij, om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het gehuurde met personen en zaken te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eisende partij te stellen,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij voorts om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de somma van € 1.913,34, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 27 juli 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen een vergoeding gelijk aan de huurprijs van € 589,15 voor elke ingegane maand met ingang van 1 augustus 2020 tot en met de maand waarin gedaagde partij het gehuurde heeft ontruimd,
3.5.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 781,96,
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC