ECLI:NL:RBLIM:2020:8659

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
9 november 2020
Zaaknummer
8538454 CV EXPL 20-2320
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis en niet-ontvankelijkheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 4 november 2020 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant, vertegenwoordigd door mr. L.N. Hermans, heeft verzet ingesteld tegen een verstekvonnis van 2 december 2009, waarbij hij was veroordeeld tot betaling aan PSA Finance Nederland BV, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Hofman. De opposant heeft het verzet ingesteld bij exploot van dagvaarding op 19 mei 2020, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat dit verzet niet tijdig is ingediend. De termijn voor het indienen van verzet is volgens artikel 143 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vier weken na betekening van het vonnis. Het verstekvonnis was op 11 februari 2010 aan de opposant betekend, en een beslagexploot ter uitvoering van dit vonnis was op 18 oktober 2010 aan hem betekend. De rechtbank concludeert dat de termijn voor het indienen van verzet op dat moment is ingegaan en dat de opposant ruimschoots te laat is geweest met zijn verzet. Hierdoor is de opposant niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzet en is hij veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van PSA.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 8538454 CV EXPL 20-2320
Vonnis van de kantonrechter van 4 november 2020
in de zaak van
[opposant],
wonend in [woonplaats] aan de [adres]
opposant,
gemachtigde mr. L.N. Hermans
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Psa finance nederland BV, handelend onder de naam Peugeot Lease,
gevestigd in Rotterdam,
geopposeerde,
gemachtigde mr. H.J.M. Hofman.
Partijen worden hierna [opposant] en PSA genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
[opposant] heeft bij exploot van dagvaarding d.d. 19 mei 2020 verzet ingesteld tegen een op vordering van PSA door de Rechtbank Maastricht gewezen verstekvonnis van
2 december 2009 met registratienummer 356102 CV EXPL 09-10192 (verder te noemen: het verstekvonnis) en hij heeft alsnog verweer gevoerd.
1.2.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de conclusie van antwoord in oppositie
  • de conclusie van repliek in oppositie.
1.3.
Ten slotte is vonnis gewezen.

2.De feiten

2.1.
Het verstekvonnis is op 11 februari 2010 (niet in persoon) aan [opposant] betekend.
2.2.
Op 18 oktober 2010 is een beslagexploot (productie 5 bij antwoord in oppositie) ter uitvoering van het verstekvonnis in persoon aan [opposant] betekend. In dat beslagexploot zijn datum en registratienummer van het verstekvonnis expliciet vermeld.

3.De vordering en het geschil

3.1.
Bij het verstekvonnis is [opposant] veroordeeld om aan PSA € 12.481,37 te betalen, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 9,99% per jaar over € 12.450,70 vanaf 28 oktober 2009 tot de dag van voldoening, onder verwijzing van [opposant] in de proceskosten ad € 597,25.
3.2.
[opposant] vordert thans om van deze veroordeling te worden ontheven, met veroordeling van PSA tot betaling van de kosten van deze procedure.
3.3.
PSA heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het meest ver strekkende verweer van PSA is dat [opposant] niet tijdig in verzet is gekomen (door haar als ‘exceptie van niet-ontvankelijkheid’ aangeduid).
4.2.
Ingevolge art. 143 Rv dient het verzet gedaan te worden binnen vier weken nadat het vonnis of een uit kracht daarvan opgemaakte akte ter uitvoering daarvan aan de veroordeelde in persoon is betekend. Voornoemd beslagexploot is op 18 oktober 2010 in persoon aan [opposant] betekend, zodat de termijn voor het indienen van verzet op dat moment is ingegaan. Dat, zoals [opposant] stelt, het verstekvonnis daarbij niet aan dat beslagexploot is gehecht, doet niet af aan het feit dat het een ter uitvoering van het verstekvonnis opgemaakte akte is. De termijn om verzet te doen was daarom ten tijde van het verzet-exploot (ruimschoots) verstreken. Het verweer slaagt derhalve.
4.3.
[opposant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van PSA tot de datum van dit vonnis begroot op € 360,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

5.1.
verklaart [opposant] niet-ontvankelijk in zijn verzet;
5.2.
veroordeelt [opposant] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van PSA tot de datum van dit vonnis begroot op € 360,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
RK