Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het exploot van dagvaarding van 7 mei 2020 met 1 productie,
- de conclusie van antwoord met bijlagen,
- de conclusie van repliek met producties 2 en 3,
- de conclusie van dupliek met bijlagen.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
1/10/t/m 30/11/2019, alsmede de betaling van € 116,50, betrekking hebben op de verzekeringsovereenkomst met [gedaagde] nu bij die betalingen geen klantnummer of ander kenmerk is genoemd waaruit kan worden afgeleid op welke verzekerde de betaling betrekking heeft.
klnm 6741057en de betaling op 22 april 2020 van 12:01:47 uur van € 233,04 met omschrijving
klnm 6741057. Ten aanzien van de eerste betaling op 15 april 2020 heeft [gedaagde] de stelling van Ohra dat deze betaling is verrekend met het nog openstaande eigen risico van € 242,94 (productie 3 bij repliek), niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat de kantonrechter van de juistheid van die stelling uitgaat. De betaling op 22 april 2020 is gelet op het genoemde klantnummer weliswaar ten behoeve van [gedaagde] gedaan, echter, gesteld noch anderszins gebleken is op welke premieverplichting deze betaling betrekking heeft, zodat, aangezien ook het bedrag afwijkt, thans niet in rechte geoordeeld kan worden dat daarmee de openstaande premie over de maand november en december 2019 is voldaan.
- explootkosten € 102,96
- griffierecht € 124,00
- salaris gemachtigde