In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 12 november 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie], een zorginstelling, en Stichting Het Robertshuis, een stichting die zich richt op de behandeling van kinderen met autisme. De procedure betreft een huurachterstand en de betaling van contractuele boetes. De huurovereenkomst tussen partijen was gesloten voor een periode van vijf jaar, maar Het Robertshuis heeft deze opgezegd per 9 augustus 2020. De eiseres vorderde betaling van huur over de periode juni 2020 tot 9 augustus 2020, alsook een vergoeding voor de periode na de opzegging en een contractuele boete wegens te late betaling. De kantonrechter oordeelde dat Het Robertshuis toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van de huurbetalingsverplichtingen en dat er geen rechtsgrond was voor opschorting van de huurbetalingen. De vorderingen van de eiseres werden grotendeels toegewezen, inclusief de buitengerechtelijke kosten. In reconventie vorderde Het Robertshuis terugbetaling van de waarborgsom, maar deze vordering werd afgewezen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.