Op 11 november 2020 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis uitgesproken in de zaak tussen de vennootschap naar buitenlands recht Grand Trans AV SRL, gevestigd te Roemenië, en de besloten vennootschap BCW Transport B.V., statutair gevestigd te Wijnandsrade, gemeente Beekdaelen. Grand Trans, de eisende partij, is niet verschenen in de procedure. De zaak is eerder door de Rechtbank Den Haag verwezen naar de Rechtbank Limburg voor verdere behandeling. Op 26 augustus 2020 heeft BCW, de verwerende partij, zich laten vertegenwoordigen door mr. S.L. Smits-Emons, terwijl Grand Trans op die datum niet aanwezig was.
De rechtbank heeft Grand Trans op 28 augustus 2020 per e-mail in de gelegenheid gesteld om op 9 september 2020 te verschijnen, maar ook deze gelegenheid is door Grand Trans niet benut. Gezien het feit dat Grand Trans niet is verschenen, heeft de rechtbank geoordeeld dat zij geacht wordt de zaak te hebben ingetrokken, conform artikel 6, lid 3 van de Uitvoeringswet verordening Europese betalingsbevelprocedure.
Desondanks is Grand Trans veroordeeld in de proceskosten die aan de zijde van BCW zijn gemaakt. De kantonrechter heeft de kosten, die zijn begroot op € 210,00 als salaris voor de gemachtigde, toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door mr. R.H.J. Otto.