Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[naam onderbewindgestelde],
1.De procedure
2.De beoordeling
- dagvaarding € 105,09
- griffierecht € 83,00
- salaris gemachtigde €
Rechtbank Limburg
In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 11 november 2020, is de eiser, vertegenwoordigd door mr. R.W.J.L. Loonen, een bewindvoerder over de goederen van een onderbewindgestelde, in een geschil verwikkeld met de gedaagde partij, vertegenwoordigd door P.M.J. Graus. De procedure is gestart met een dagvaarding, waarna de gedaagde partij om uitstel heeft verzocht. Na het verlenen van uitstel heeft de gedaagde partij echter niet meer gereageerd op de vordering van de eiser.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van de eiser, die onder andere de hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente omvatte, niet is weersproken door de gedaagde partij. De rechter heeft geoordeeld dat de buitengerechtelijke incassokosten rechtmatig zijn en dat de wettelijke rente, zoals bedoeld in artikel 6:119 BW, moet worden toegewezen. Dit betekent dat de gedaagde partij verplicht is om de kosten te vergoeden, te rekenen vanaf de dag van de dagvaarding.
In de beslissing heeft de kantonrechter de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.437,50 aan de eiser, vermeerderd met wettelijke rente over verschillende bedragen vanaf specifieke data. Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 368,09. De rechter heeft ook bepaald dat, indien de gedaagde partij niet binnen twee weken na aanschrijving door de eiser aan het vonnis voldoet, er extra kosten in rekening worden gebracht. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.