ECLI:NL:RBLIM:2020:908

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 februari 2020
Publicatiedatum
5 februari 2020
Zaaknummer
C/03/244963 / HA ZA 18-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling en verrekening van huwelijkse voorwaarden en vorderingen in privévermogen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om de verdeling en verrekening van huwelijkse voorwaarden tussen twee echtgenoten, [eiser in conventie, verweerde in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]. De partijen zijn op 17 augustus 1966 onder huwelijkse voorwaarden gehuwd, waarbij zij zijn gehuwd buiten gemeenschap van goederen. De rechtbank heeft op 5 februari 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, waarin verschillende vorderingen van beide partijen aan de orde komen. De procedure omvat een aantal producties, waaronder conclusies van dupliek en repliek, en een proces-verbaal van comparitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de partijen op 21 november 2007 zijn gescheiden en dat er een aantal vorderingen zijn die verband houden met de verdeling van hun gezamenlijke en privévermogens. De rechtbank heeft de vorderingen van beide partijen beoordeeld, waarbij onder andere de aanbrengsten ten huwelijk, erfenissen en de waarde van onroerend goed zijn meegenomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] recht heeft op een reprisevordering op de gemeenschap wegens aanwending van haar nalatenschap ten behoeve van eigendommen van [eiser in conventie, verweerde in reconventie]. Tevens is er een vordering van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] op de gemeenschap vastgesteld. De rechtbank heeft de partijen de gelegenheid geboden om aanvullende informatie te verstrekken over de waarde van de inboedel en het appartementsrecht, alvorens een definitieve beslissing te nemen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/244963 / HA ZA 18-16
Vonnis van 5 februari 2020
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerde in reconventie],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.P.C.M. van Riet,
tegen
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. V.C.C. Luijten (toevoeging).
Partijen zullen hierna [eiser in conventie, verweerde in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 10
  • de conclusie van antwoord en van eis in reconventie met producties 1 tot en met 9
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • het proces-verbaal van comparitie van 26 juni 2018
  • de rolbeslissing van 24 oktober 2018
  • het formulier B16 van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van 6 februari 2019 met productie 10
  • de conclusie van repliek van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] met producties 1 tot en met 4 (hierna doorgenummerd
als producties 11 tot en met 14)
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] met
producties 11 tot en met 17
- de conclusie van dupliek in reconventie van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] met producties 1 en 2 (hierna:
doorgenummerd als producties 15 en 16).
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eiser in conventie, verweerde in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zijn op 17 augustus 1966 onder huwelijkse voorwaarden gehuwd. Blijkens de akte van huwelijkse voorwaarden (waaraan gehecht een Staat van aanbrengsten) hebben [eiser in conventie, verweerde in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de rechtsgevolgen van hun huwelijk ten aanzien van hun vermogen – voor zover thans relevant – als volgt geregeld:
“(...)
Artikel 1.De echtgenoten zijn gehuwd buiten elke gemeenschap van goederen. Ook de gemeenschap van
winst en verlies en de gemeenschap van vruchten en inkomsten zijn uitdrukkelijk uitgesloten.
Artikel 2.Ingeval geen van beide echtgenoten kan bewijzen, dat enig goed hem toebehoort, geldt het vermoeden, dat dit goed aan ieder der echtgenoten voor de helft toebehoort. (...)
Artikel 4.Per het einde van elk kalenderjaar voegen de echtgenoten ter verdeling bij helfte bijeen, hetgeen van hun inkomens over dat jaar onverteerd is (...)
Artikel 5.Bij het einde van het huwelijk, (...), zal tussen partijen (...) worden afgerekend, alsof partijen in gemeenschap van vruchten en inkomsten waren gehuwd. (...)”
2.2.
Op 19 september 2006 is een verzoekschrift tot het uitspreken van de echtscheiding tussen [eiser in conventie, verweerde in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] bij de rechtbank Maastricht ingediend.
2.3.
Bij beschikking van 31 oktober 2007 (zaaknummer: 113700 / S RK 06-1069) heeft de rechtbank Maastricht de echtscheiding tussen [eiser in conventie, verweerde in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] uitgesproken.
2.4.
Op 21 november 2007 is de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Kerkrade ingeschreven.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser in conventie, verweerde in reconventie] vordert bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren:
gedaagde te veroordelen om aan eiser tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de op voornoemde gronden verschuldigde som ad € 55.242,50, te vermeerderen met de wettelijke vertragingsrente vanaf de datum van deze dagvaarding tot aan de datum der algehele voldoening;
te gelasten dat de verdeling van de in het lichaam van deze dagvaarding omschreven onverdeeldheid als navolgend dient plaats te vinden:
dat de woning aan de [adres 1] te [woonplaats 2] zal worden verkocht aan een derde;
onder aanwijzing van een door de Rechtbank aan te wijzen makelaarskantoor die voor die verkoop zal zorgdragen;
dat gedaagde zich zal conformeren aan de door die makelaar vastgestelde vraag- en
laatprijs;
dat gedaagde haar medewerking aan de totstandkoming van de opdrachtovereenkomst van de makelaar zal verlenen, evenals haar medewerking aan de totstandkoming van een voorlopige koopovereenkomst met betrekking tot die woning, evenals haar medewerking aan het verlijden van de notariële akte van levering, alles onder de last van een dwangsom ten laste van gedaagde ten bedrage ad € 500,00 per dag met een maximum van € 125.000,00 indien gedaagde in gebreke blijft aan die bepalingen te voldoen;
dat de makelaar- en notariskosten ten laste komen van de bovenomschreven gemeenschap;
3. te bepalen dat het aandeel van eiser in de opbrengst van het verkochte registergoed bedraagt € 116.000,00, als zijn vordering op de gemeenschap dan wel dat uit de netto-opbrengst, na betaling van de makelaar- en notariskosten toekomt aan eiser, althans tot een bedrag ad € 116.000,00, en dat het mogelijke merendeel c.q. meer opbrengst, na betaling van de voormelde kosten en vordering, bij helfte tussen partijen zal worden verdeeld.
4. gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding e.e.a. uitvoerbaar bij voorraad te
verklaren.
3.2.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vordert, na vermindering van eis bij conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie,
primairtot (hypotheekvrije) toedeling van het appartement [adres 1] te [woonplaats 2] aan de vrouw, met veroordeling van de man om aan de vrouw een bedrag te voldoen van minimaal € 52.032,28,
subsidiairtot (hypotheekvrije) toedeling van het appartement [adres 1] te [woonplaats 2] aan de vrouw en te bepalen dat de vrouw aan de man een bedrag verschuldigd is van maximaal € 5.67,72 (de rechtbank leest en begrijpt:
€ 5.967,72), kosten rechtens.
3.5.
[eiser in conventie, verweerde in reconventie] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zal de rechtbank deze in het onderstaande in onderling verband beoordelen.
4.2.
Partijen hebben, ondanks dat zij daartoe in de gelegenheid zijn gesteld, nagelaten een aantal verificatoire stukken in te dienen, met name ter zake de polissen en het appartement aan de [adres 1] te [woonplaats 2] . De rechtbank heeft als uitgangspunt gehanteerd al hetgeen tussen partijen vaststaat.
overeenstemming ter comparitie
4.3.
Ter comparitie van 26 juni 2018 is gebleken dat tussen partijen over het volgende overeenstemming bestaat:
- het toepasselijk recht is het recht van vóór 1 januari 1970, nu alle wetswijzigingen van die datum en daarna eerbiedigende werking hadden met betrekking tot de voordien overeengekomen huwelijkse voorwaarden,
- als peildatum wordt ingevolge art. 5 van de huwelijkse voorwaarden gehanteerd
21 november 2007, zijnde de datum waarop het huwelijk is ontbonden (de echtscheiding van partijen is op die datum in de gemeentelijke basisadministratie opgenomen),
- de huwelijksvoorwaarden verplichten enkel tot een verrekening op de peildatum. De vermogensaanwas van beide partijen gedurende het huwelijk moet bij helfte worden gedeeld onder aftrek van de aanbrengsten en de gedurende het huwelijk aan partijen toegevallen erfenissen en verkregen schenkingen. Zaaksvervanging is van toepassing,
- voor zover één van partijen gelden uit de hem/haar toegevallen erfenissen in
gemeenschappelijke goederen/huishouding heeft geïnvesteerd, heeft die partij in beginsel een reprise ter grootte van het geïnvesteerde bedrag,
- de nalatenschappen van de ouders van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] zijn geheel vervat in het onroerend goed aan de [adres 2] te [woonplaats 1] , welk pand tot het privévermogen van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] behoort. Ten tijde van de verkrijging van dit pand door [eiser in conventie, verweerde in reconventie] rustte er een hypothecaire lening op van
f75.000,00, waarvan rente en aflossing uit de te verrekenen gemeenschappelijke gelden zijn voldaan. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft de vervanging van de boeiboorden van dit pand uit haar privévermogen betaald, zij heeft voor dat bedrag een vergoedingsrecht op [eiser in conventie, verweerde in reconventie] ,
- de naast de echtelijke woning gelegen grond is in 1989 door [eiser in conventie, verweerde in reconventie] aangekocht met te
verrekenen gelden en behoort tot de te verrekenen vermogensaanwas. Deze grond was mede begrepen in de verkoopprijs van het pand, waarvan de levering waarschijnlijk in het najaar van 2018 zal plaatsvinden,
- de nalatenschappen die [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft ontvangen ( [eiser in conventie, verweerde in reconventie] heeft in elk geval een bedrag van
f127.027,88 als zodanig erkend) behoren tot het privévermogen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ,
- partijen zijn beiden voor de onverdeelde helft eigenaar van het onroerend goed aan de
[adres 1] te [woonplaats 2] . [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] wil hier graag blijven wonen en [eiser in conventie, verweerde in reconventie] voelt het als een verplichting van moraal en fatsoen dat dit kan worden gerealiseerd.
De rechtbank neemt dit als vaststaand aan en zal in het navolgende zoveel als mogelijk in overeenstemming hiermee beslissen.
lijst van aanbrengsten voorafgaand aan het huwelijk
4.4.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft de stelling van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] bij conclusie van repliek in conventie niet betwist dat de waarde van haar lijst van aanbrengsten voorafgaand aan het huwelijk bedroeg € 4.086,00 en die van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] € 4.546,00, zodat de rechtbank dit als vaststaand aanneemt. De man stelt terecht – zo begrijpt de rechtbank – dat deze aanbrengsten in hun reprisevorderingen ten laste van de verrekenbare gemeenschap moeten worden begrepen. De rechtbank zal dit hierna tot uitgangspunt nemen.
erfenissen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]
vaststaand
4.5.
[eiser in conventie, verweerde in reconventie] heeft bij conclusie van repliek in conventie erkend dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] gedurende het huwelijk (in ieder geval) uit erfenis heeft ontvangen een bedrag van € 57.740,00. Hij heeft hierbij verwezen naar productie 8 van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , waar een bedrag van
hfl127.028,00 is vermeld (hetgeen overigens, zo stelt de rechtbank vast, omgerekend uitkomt op een bedrag van € 57.642,79). De rechtbank neemt echter het door [eiser in conventie, verweerde in reconventie] erkende en in zijn verdere berekeningen gehanteerde bedrag van € 57.740,00 als vaststaand aan.
4.6.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft erkend een bedrag van € 14.990,00 van de gemeenschappelijke
Rabobankrekening te hebben opgenomen dat – zo begrijpt de rechtbank – haar uit hoofde van de ontvangen erfenissen toekwam nadat die op de gemeenschappelijke Rabobank-rekening waren gestort (waarvoor zij aandelen Robeco heeft gekocht en verkocht). De rechtbank neemt dit als vaststaand aan.
4.7.
[eiser in conventie, verweerde in reconventie] heeft vervolgens erkend dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] (in ieder geval) uit hoofde van de door haar verkregen erfenissen die zij ten behoeve van de gemeenschap heeft aangewend een recht tot terugneming (reprise) op de gemeenschap heeft ten bedrage van (€ 57.740,00 –
€ 14.990,00 = ) € 42.750,00. De rechtbank neemt ook dit als vaststaand aan.
4.8.
De rechtbank zal hieronder de tussen partijen nog in geschil zijnde posten die betrekking hebben op (besteding van gelden uit) de erfenissen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] afzonderlijk beoordelen.
een bedrag van € 17.252,65 (zijndehfl38.019,83)
4.9.0.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft bij conclusie van antwoord in conventie (sub 10) gesteld dat haar
moeder in 1995 was overleden en “een flink deel van het erfdeel van de vrouw in die nalatenschap (Hfl. 38.019,83) heeft zij in 2000 laten overmaken naar de gezamenlijke girorekening van partijen om het huishouden te kunnen bekostigen (zie
productie 1).
11. Het totale erfdeel van de vrouw in de nalatenschap van haar moeder bedroeg Hfl. 165.047,65 (zie productie 1 en
productie 2). Steeds moest de vrouw de gezamenlijke rekening van partijen met haar erfenisgelden bijspekken om het hoofd boven water te houden.” Zonder die bijdragen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hadden partijen het huis aan de [adres 2] te [woonplaats 1] moeten “opeten”, terwijl die woning bedoeld was als pensioenvoorziening voor beide partijen, aldus [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . Sub 31-D7 en sub 43 heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]
– kort gezegd – gesteld dat zij
hfl165.047,65 (te weten
hfl38.019,83
+ hfl127.027,82, zijnde € 74.895,36) aan erfenisgelden heeft ontvangen, dat het overgrote deel van deze gelden is opgegaan in de gezamenlijke huishouding van partijen, de onderneming Ervo B.V. en de verbouwing van de echtelijke woning en dat een klein deel (circa
hfl25.000,00) is belegd in aandelen. Sub 51 heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] (nogmaals) gesteld dat zij haar erfenisgelden heeft geïnvesteerd in het huishouden, de echtelijke woning en de onderneming van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] . Zij vervolgt: “Voorzover de gelden aan de huishouding en de onderneming van de man zijn besteed, kan de vrouw geen vordering instellen, omdat die gelden verbruikt zijn en niet meer traceerbaar. De man erkent, dat de vrouw recht heeft op een vergoeding van € 31.781,=. Hoe de man aan dat bedrag komt, is de vrouw een raadsel, maar zij neemt dat in dezen voorshands voor juist aan”.
4.9.1.
Bij conclusie van dupliek in conventie (sub 7 en 8) heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vervolgens gesteld dat zij in totaal
hfl163.966,07 (= € 74.404,56, inclusief het bedrag van
hfl38.019,83) tijdens het huwelijk heeft ingebracht dan wel besteed dan wel deels geïnvesteerd in de onderneming van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] dan wel deels heeft besteed aan renovatie van de woning [adres 2] te [woonplaats 1] dan wel aan de huishouding dan wel aan aankoop van aandelen Robeco
(
hfl25.000,00). Zij heeft hierbij (wederom) verwezen naar het al bij conclusie van antwoord als productie 1 eerder overgelegde bankafschrift. Vervolgens concludeert [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dat haar ten laste van de gemeenschap een reprisevordering toekomt van € 59.414,56 (te weten
€ 74.404,56 - € 14.990,00 opname Rabobank).
4.10.0.
[eiser in conventie, verweerde in reconventie] heeft bij conclusie van antwoord in reconventie (p. 2) erkend “dat de deelgerechtigden in de nalatenschap [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in 1995 overgaan tot verdeling op grond waarvan de vrouw ontvangt een bedrag ad € 38.019,83 (productie 1 conclusie van antwoord, de rechtbank leest en begrijpt hier
hflin plaats van €) op de gemeenschappelijke rekening van partijen evenals in 1997 een bedrag ad fl. 23.596,43 op grond waarvan de vrouw uiteindelijk een totale erfenis heeft ontvangen ad fl. 127.027,82. Vervolgens vermengt de vrouw dit bedrag door in twee jaar tijd te storten op gezamenlijke rekeningen. En daarvan voor een bedrag ad
€ 25.037,71 aandelen Robeco aan te kopen, uitsluitend op haar naam, en die zij, na verbreking van de samenwoning, ook weer verkoopt.”.
4.10.1.
Bij conclusie van repliek in conventie (p. 3) heeft [eiser in conventie, verweerde in reconventie] – kort gezegd – aangevoerd dat uit de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] als productie 1 en 2 bij conclusie van antwoord in conventie overgelegde stukken niet valt op te maken wat de hoogte van de nalatenschap is geweest dan wel dat daarmee het door haar gestelde bedrag van
hfl165.047,00 niet wordt onderbouwd. Volgens [eiser in conventie, verweerde in reconventie] geeft productie 8 van de conclusie van antwoord in conventie meer duidelijkheid: “De berekening leert dat de vrouw in totaliteit aan erfenis c.q. op haar naam staande gelden een bedrag van fl. 127.028,00 heeft overgeboekt naar de gemeenschappelijke rekening oftewel een bedrag ad € 57.740,00.” (zie ook rov. 4.5.).
4.10.2.
Bij conclusie van dupliek in reconventie (sub 4) heeft [eiser in conventie, verweerde in reconventie] ten slotte het volgende aangevoerd:
“In afwijking van hetgeen de vrouw in deze procedure eerder heeft aangevoerd (productie 8 conclusie van antwoord en van eis in reconventie) dat zij uit erfenisgelden heeft ontvangen een bedrag ad fl. 44.000,00,
fl. 58.349,81 en fl. 23.596,43 een saldo ad fl. 127.027,82 “totale erfenisbedrag”. Zij noteert (handgeschreven) op die productie 8 achter die zin: “(excl. fl. 38.019,83).” Thans voert de vrouw op dat dit bedrag wel weer behoort tot de erfenis en overlegt een kopie van een gemeenschappelijke girorekening per datum 17 januari 2000, voor de onderbouwing ervan. De man persisteert hij eerder in deze procedure dienaangaande heeft uiteengezet. De vrouw onderbouwt niet dat dit laatste bedrag afkomstig is uit de nalatenschap van haar ouders. Het bedrag is afkomstig uit: “aandeel verkoop huis d.d. 7.1.2000”, terwijl de vrouw, in de boven aangegeven lijst dit bedrag afzondert van de door haar verkregen erfenis.”
4.11.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [eiser in conventie, verweerde in reconventie] bij conclusie van antwoord in reconventie al heeft erkend dat het bedrag van
hfl38.019,83 (= € 17.252,65) óók deel uitmaakt van de erfenis die [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft ontvangen uit de nalatenschap van haar ouders. Vervolgens heeft [eiser in conventie, verweerde in reconventie] bij conclusie van repliek in conventie erkend dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] € 57.740,00 uit erfenis verkregen gelden heeft aangewend voor gemeenschappelijk gebruik. Gelet hierop gaat de rechtbank dan ook voorbij aan al hetgeen [eiser in conventie, verweerde in reconventie] vervolgens nog heeft aangevoerd om de hoogte van de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ontvangen erfenisgelden te betwisten die zij op welke manier dan ook in de gemeenschap heeft geïnvesteerd. Aldus dient ervan te worden uitgegaan dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in totaliteit een bedrag van (€ 17.252,65 + € 57.740,00 =) € 74.992,65 uit de nalatenschappen van haar ouders heeft ontvangen uit hoofde waarvan zij een reprisevordering heeft op de gemeenschap. Nu [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hiervan al een bedrag van € 14.990,00 heeft opgenomen, resteert derhalve een totale reprisevordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op de gemeenschap van (€ 74.992.65 - € 14.990,00 =) € 60.002,65. Hiervan dient (ter voorkoming van dubbeltelling) te worden afgetrokken een bedrag van € 5.455,00 (boeiboorden, zie hieronder), een bedrag van € 5.841,00 (grond 1989, zie hieronder) en een bedrag van
€ 6.692,00 (aflossing hypotheekschuld, zie hieronder), zodat resteert een reprisevordering op de gemeenschap van in totaal € 42.014,65.
boeiboorden
4.12.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een bedrag van € 5.455,00 afkomstig uit de door haar ontvangen erfenis heeft besteed aan de vervanging van boeiboorden in de woning
aan de [adres 2] te [woonplaats 1] , die eigendom van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] is. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op grond van de beleggingsleer het door haar geïnvesteerde bedrag dient terug te krijgen. De rechtbank neemt het voorgaande als vaststaand aan.
4.13.
Partijen verschillen echter van mening of die waarde dient te worden berekend aan
de hand van de waarde op het verdeelmoment (datum vonnis althans waarde 2018/2019 althans waarde ten tijde van verkoop zijnde € 5.286,00) zoals [eiser in conventie, verweerde in reconventie] primair heeft gesteld, dan wel aan de hand van de waarde op 21 november 2007 zoals [eiser in conventie, verweerde in reconventie] subsidiair heeft gesteld en waarvan ook [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] uitgaat (zijnde € 6.748,00).
4.14.
Gelet op hetgeen partijen ter comparitiezitting zijn overeengekomen (zie rov. 4.2., tweede en derde streepje), gaat de rechtbank ervan uit dat partijen hebben bedoeld de omvang (waarde) van het te verrekenen vermogen te berekenen op de peildatum
21 november 2007. In zoverre gaat de rechtbank dan ook voorbij aan het door [eiser in conventie, verweerde in reconventie]
dienaangaande primair gestelde. De rechtbank zal [eiser in conventie, verweerde in reconventie] bij eindvonnis veroordelen een bedrag van € 6.748,00 ter zake de boeiboorden aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te voldoen.
grond 1989
4.15.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] uit (erfenis)gelden een bedrag van
€ 5.841,00 heeft geïnvesteerd in de aankoop van grond in 1989, die eigendom van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] is. Tussen partijen is evenmin in geschil dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op grond van de beleggingsleer het door haar geïnvesteerde bedrag dient terug te krijgen. Onder verwijzing naar hetgeen partijen gelijkluidend, maar met andere bedragen, als onder 4.13. staat, hebben gesteld en naar hetgeen is overwogen onder rov. 4.14. zal de rechtbank [eiser in conventie, verweerde in reconventie] bij eindvonnis veroordelen een bedrag van € 13.744,00 ter zake haar aandeel in de aankoop van de grond uit 1989 aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te voldoen.
aflossing hypotheekschuld [adres 2] te [woonplaats 1]
4.16.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] uit (erfenis)gelden een bedrag van
€ 6.692,00 heeft bijgedragen aan de aflossing van de hypotheekschuld rustend op de woning die eigendom is van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] . Tussen partijen is evenmin in geschil dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op grond van de beleggingsleer het door haar geïnvesteerde bedrag dient terug te krijgen. Onder verwijzing naar hetgeen partijen gelijkluidend, maar met andere bedragen, als onder 4.13. staat, hebben gesteld en naar hetgeen is overwogen onder rov. 4.14. zal de rechtbank [eiser in conventie, verweerde in reconventie] bij eindvonnis veroordelen een bedrag van € 10.827,00 ter zake haar aandeel in de aflossing van de hypotheekschuld rustend op de woning [adres 2] te [woonplaats 1] aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te voldoen.
resumerend
4.17.
Uit het vooroverwogene volgt dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] recht heeft op een reprise ten laste van het te verrekenen vermogen wegens aanwending van haar nalatenschap ten behoeve van eigendommen van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] en de kosten van de huishouding tot een bedrag van
€ 73.333,65 (te weten: € 42.014,65 + € 6.748,00 + € 13.744,00 + € 10.827,00).
erfenis(sen) [eiser in conventie, verweerde in reconventie]
4.18.
Tussen partijen is niet in geschil dat de nalatenschappen van de ouders van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] geheel zijn vervat in het onroerend goed aan de [adres 2] te [woonplaats 1] , welk pand tot het privévermogen van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] behoort. Hierover hoeft dan ook niet te worden beslist.
de omvang van de reprisevorderingen wegens aanbrengsten ten huwelijk
4.19.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] wegens aanbrengsten ten huwelijk een reprisevordering ten laste van het te verrekenen vermogen toe van (€ 4.086,00 + € 73.333,65 =) € 77.419,00. Aan [eiser in conventie, verweerde in reconventie] komt wegens aanbrengsten een reprisevordering toe van € 4.546,00.
4.20.
De rechtbank stelt vast dat partijen – hoewel zij daartoe de gelegenheid hebben gehad – onvoldoende gegevens in het geding hebben gebracht om te kunnen vaststellen of het op 21 november 2007 te verrekenen vermogen toereikend is om deze vorderingen uit te kunnen voldoen. Mocht het te verrekenen vermogen niet toereikend zijn voor het voldoen van die vorderingen dan hebben zij ieder het recht de helft van hetgeen zij niet op de gemeenschap hebben kunnen verhalen, te verhalen op het privévermogen van de wederpartij (zie: HR 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2385).
vermogensaanwas gedurende het huwelijk
polissen Fortis/ABC Spaarplan, AXA en Hooge Huys
4.21.
[eiser in conventie, verweerde in reconventie] heeft – kort gezegd – gesteld dat de aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in 2006 en begin 2007 uitgekeerde polissen (Fortis/ABC Spaarplan: € 88.172,00 en AXA: € 34.320,00) voortkomen uit gedurende het huwelijk opgebouwd vermogen, waarvan hem de helft toekomt.
4.22.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft – kort gezegd – aangevoerd dat na liquidatie van de onderneming Ervo
B.V. gelden zijn afgestort in polissen ten behoeve van hun beider pensioenvoorzieningen (polissen Fortis/ABC Spaarplan en AXA ten name van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en polis Hooge Huys ten name van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] ). Volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] behoort de waarde van deze polissen niet tot het te verrekenen vermogen. De Fortis/ABC Spaarplan-polis liep op 31 december 2006 af. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] erkent begin 2007 uit hoofde van de Fortis-polis een bedrag van € 88.172,00 te hebben ontvangen. Het geld heeft zij besteed aan (i) de herinrichting van het appartement aan de [adres 1] , (ii) de aanschaf van een auto, (iii) dekking van kosten van levensonderhoud en (iv) betaling van advocaatkosten. De AXA-polis verviel per 1 september 2006. Deze polis is niet tot uitkering gekomen, maar is ondergebracht in een lijfrente van Zwitserleven. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ontvangt thans maandelijks een uitkering van Zwitserleven, hetgeen echter een rol speelt in de eveneens bij de rechtbank aanhangige alimentatieprocedure. De Hooge Huys-polis (thans Zwitserleven) stond op naam van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] . Volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] moet moeten de voormalige AXA-polis en Hooge Huys-polis buiten beschouwing worden gelaten om dubbeltellingen te vermijden, nu – zo begrijpt de rechtbank althans – beide polissen al worden meegenomen in de aanhangige alimentatieprocedure.
4.23.
De rechtbank is van oordeel dat de polissen zijn gevoed met geld opgebouwd door
partijen gedurende het huwelijk. In zoverre komt de waarde ervan als aanwas gedurende het
huwelijk in beginsel voor verrekening in aanmerking.
4.24.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft echter onbetwist aangevoerd dat de haar uitgekeerde Fortis/ABC Spaarplan-polis begin 2007 is besteed aan de herinrichting van het appartement, de aanschaf van een auto, kosten van levensonderhoud en advocaatkosten. Er dient dan ook van te worden uitgegaan dat een (door haar niet nader geconcretiseerd) deel van het uitgekeerde bedrag van € 88.172,00 vóór ontbinding van het huwelijk op 21 november 2007 is opgemaakt (aan levensonderhoud en advocaatkosten). Het nog gedurende het huwelijk van partijen verteerde bedrag, kan en hoeft om die reden dan ook niet meer worden verrekend.
4.25.
[eiser in conventie, verweerde in reconventie] heeft niet weersproken dat een (ook door hem niet nader geconcretiseerd) deel van het voornoemde bedrag dat afkomstig is uit de Fortis/ABC Spaarplan-polis door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] is besteed aan de herinrichting van het appartement en de aanschaf van een auto.
4.26.
Voormelde herinrichting en auto vertegenwoordigen nog wél een vermogenswaarde die is opgebouwd tijdens het huwelijk van partijen (aanwas) en waarvan partijen ieder de helft toekomt. Nu partijen echter hebben nagelaten hieraan enige, laat staan een onderbouwde, waarde te verbinden, zal de rechtbank ermee volstaan te bepalen dat partijen ieder de helft van de waarde van de herinrichting van het appartement en de waarde van de auto op 21 november 2007 toekomt.
4.27.
Zowel de Axa-polis als de Hooge Huys-polis (die beiden thans zijn ondergebracht
in een Zwitserleven-polis) vertegenwoordigen een vermogenswaarde, die gedurende het
huwelijk is opgebouwd. Nu partijen hebben nagelaten daarover nadere stellingen of bewijsstukken over te leggen zal de rechtbank ermee volstaan te bepalen dat aan ieder van partijen in beginsel de helft van die waarde op 21 november 2007 toekomt. Bovendien heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] onbetwist gesteld dat deze beide polissen aan de orde zullen komen in de aanhangige alimentatieprocedure, zodat de rechtbank hieraan in de onderhavige procedure verder voorbij kan gaan.
saldo spaarrekening Rabobank nr. [rekeningnummer 1] (“en/of-rekening”)
4.28.
Bij conclusie van repliek in conventie (p. 2) heeft [eiser in conventie, verweerde in reconventie] aangevoerd dat het saldo
per 21 november 2007 € 11.090,00 bedroeg. Hiervan heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] € 9.300,00 naar haar eigen rekening geboekt, zodat zij nog met [eiser in conventie, verweerde in reconventie] een bedrag van € 3.796,00 (te weten, zo begrijpt de rechtbank, € 11.009,00 / 2 = € 5.504,50, € 9.300,00 - € 5.504,50 = € 3.795,50) dient te verrekenen. Bij conclusie van dupliek in reconventie (sub 3) heeft [eiser in conventie, verweerde in reconventie] gesteld dat “die bedragen [toevoeging rechtbank: van € 4.300,00 en € 10.200,00] in de verrekening van de aan de vrouw toebehorende erfenis, reeds worden “uitgehouden” en aan haar vergoedt op grond waarvan het saldo van de Rabo uiteraard tussen partijen bij helfte dient te worden verdeeld. Immers: de vrouw kan haar niet tweemaal terug ontvangen.”
4.29.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft bij conclusie van dupliek in conventie (sub 5 en 6) aangevoerd dat het saldo van de Rabobankrekening op de peildatum tot het gemeenschappelijk vermogen behoort, maar dat haar het saldo niet duidelijk is. Volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft [eiser in conventie, verweerde in reconventie] ten onrechte gesteld dat zij € 3.796,00 met hem moet verrekenen omdat zij € 9.300,00 naar haar eigen rekening heeft overgeboekt. Uit de door [eiser in conventie, verweerde in reconventie] overgelegde bankafschriften (productie 12) blijkt volgens haar namelijk dat zij deze rekening heeft gevoed met eigen middelen, te weten op 2 augustus 2007 met € 4.300,00 en op 10 oktober 2007 met € 10.200,00. Per saldo komt haar zelfs een vordering toe ten laste van de gemeenschap van € 5.200,00 en heeft [eiser in conventie, verweerde in reconventie] niet van haar te vorderen, aldus [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .
4.30.
De rechtbank volgt [eiser in conventie, verweerde in reconventie] niet in zijn stelling dat de bedragen € 4.300,00 en
€ 10.200,00 in het kader van de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ontvangen erfenis al zijn verrekend, nu hij die stelling in het geheel niet met feiten en omstandigheden heeft onderbouwd, zulks te meer nu het hierbij gaat om een in 2007 gestort totaalbedrag van € 14.500,00, terwijl het in het kader van de erfenis (zie rov. 4.6.) gaat om een door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] opgenomen bedrag van € 14.990,00.
4.31.
De rechtbank volgt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet in haar stelling dat zij van haar eigen rekening
€ 4.300,00 en € 10.200,00 heeft overgeboekt naar de Rabobankrekening, nu uit de overgelegde bankafschriften blijkt dat deze bedragen van een “en/of”-rekening (“EO”) afkomstig zijn, terwijl [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet met feiten en omstandigheden heeft onderbouwd dat en waarom het haar privégelden betreft.
4.32.
De rechtbank stelt vast dat [eiser in conventie, verweerde in reconventie] geen kopie van een bankafschrift heeft ingebracht waaruit het saldo van deze bankrekening op de peildatum 21 november 2007 blijkt. In zoverre kan de rechtbank slechts bepalen dat het saldo van deze rekening op 21 november 2007 behoort tot het te verrekenen vermogen dat elk van partijen voor de helft toekomt nadat beide partijen de hun toekomende reprises als berekend in rov. 4.19 – al hetgeen daaromtrent is overwogen geldt hier als herhaald en ingelast – op dit vermogen hebben verhaald. Nu het de rechtbank niet duidelijk is wie van partijen thans over deze bankrekening beschikt, zal de rechtbank tevens bepalen dat de partij die hierover beschikt de helft van het na volledige reprises van partijen overblijvende saldo op 21 november 2007 aan de wederpartij dient te betalen, een en ander onderbouwd met verificatoire stukken.
saldo Postbankrekening nr. [rekeningnummer 2]
4.33.
Partijen zijn het erover eens dat het op grond van de huwelijksvoorwaarden te verrekenen saldo op de Postbankrekening op de peildatum € 5,00 bedroeg. Deze rekening is inmiddels opgeheven, zo blijkt uit productie 12 conclusie van repliek in conventie, en het saldo van € 5,00 is naar een bankrekening van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] overgemaakt. De rechtbank is van oordeel dat dit saldo behoort tot het te verrekenen vermogen en zal bepalen dat dit eveneens dient te geschieden volgens de maatstaven als hiervoor in rov. 4.20 en 4.32 uiteengezet.
appartement [adres 1] te [woonplaats 2] met de daarop rustende hypothecaire geldlening, die door [eiser in conventie, verweerde in reconventie] in 2017 volledig is afgelost
4.34.
Tussen partijen is niet in geschil dat dit appartement sinds oktober 2004 gezamenlijk eigendom van partijen is en dat partijen ter financiering hiervan destijds gezamenlijk een hypothecaire lening van € 116.000,00 zijn aangegaan. Dit dient te worden aangemerkt als een afzonderlijke tussen partijen bestaande gemeenschap (zie: HR 21 april 2004, NJ 2007/37), waarin partijen ieder voor de helft gerechtigd zijn. Tevens staat tussen partijen vast dat [eiser in conventie, verweerde in reconventie] in 2017 de hypothecaire lening van € 116.000,00 volledig heeft afgelost met privégelden. De rechtbank neemt dit als vaststaand aan.
4.35.
Ter comparitiezitting (zie rov. 4.3., laatste streepje) heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] verklaard dat zij graag in het appartement wil blijven wonen en heeft [eiser in conventie, verweerde in reconventie] verklaard dat hij het als een verplichting van moraal en fatsoen voelt dat dit kan worden gerealiseerd. De rechtbank neemt dit bij de verdere beoordeling tot uitgangspunt.
4.36.
[eiser in conventie, verweerde in reconventie] heeft bij conclusie van repliek in conventie – kort gezegd – de waarde van het appartement op € 125.000,00 geschat. [eiser in conventie, verweerde in reconventie] heeft bij de verkoop in 2017 van de woning aan de [adres 2] te [woonplaats 1] (uit erfenis door hem verkregen en verkocht voor
€ 470.000,00) de hypothecaire lening van € 116.000,00 volledig uit zijn privévermogen afgelost. Hij stelt dan ook een vordering van € 116.000,00 op de gemeenschap te hebben. Mocht [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dit appartement krijgen toebedeeld, dan komt hem bovendien de helft van de waarde ervan toe, aldus [eiser in conventie, verweerde in reconventie] . Bij conclusie van dupliek in reconventie heeft [eiser in conventie, verweerde in reconventie] , onder verwijzing naar een rapport met betrekking tot Ervo B.V. in liquidatie inzake jaarrekening 1999 (p. 9 aldaar), aangevoerd dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] jaarlijks salaris uit de B.V. ontving. Bovendien beschermen de huwelijkse voorwaarden [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in die zin dat zij wel zal meedelen in mogelijke winsten van de onderneming, maar zij niet voor verliezen aansprakelijk is. Alle opbrengsten uit de onderneming dienen tussen partijen gelijkelijk te worden verdeeld. [eiser in conventie, verweerde in reconventie] ziet dan ook niet in waarom hij nog zou moeten voldoen aan een natuurlijke verbintenis jegens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . [eiser in conventie, verweerde in reconventie] erkent de hypotheekrente van het appartement steeds voor zijn rekening te hebben genomen, waarmee in de toekenning van de partneralimentatie overigens volgens hem geen rekening is gehouden. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt dat zij voor de helft verschuldigd is in de hypotheek van € 116.000,00, maar “vergeet” dat [eiser in conventie, verweerde in reconventie] daarenboven deelgerechtigd blijft in het appartement, aldus [eiser in conventie, verweerde in reconventie] .
4.37.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft bij conclusie van dupliek in conventie – kort gezegd – aangevoerd dat de waarde van het appartement per saldo nihil is aangezien er een hypotheekschuld van
€ 116.000,00 op rust die volgens haar gelijk is aan de waarde van het appartement (ook zijnde € 116.000,00). [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] wil het appartement toebedeeld krijgen en wil dat [eiser in conventie, verweerde in reconventie] de hypothecaire schulden aflost, zodat hem in principe een vordering op haar van € 116.000,00 zou toekomen. Omdat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] echter haar hele arbeidsleven heeft besteed aan de onderneming van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] (Ervo B.V.) waarvoor zij geen loon ontving en zij zelfs gelden uit nalatenschap van haar ouders in die onderneming heeft gestopt, mag volgens haar worden aangenomen dat het mede op naam van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stellen van het appartement en het nemen van een hypotheek zowel op het appartement als op de woning in [woonplaats 1] moet worden gezien als het voldoen van een natuurlijke verbintenis van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] jegens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . [eiser in conventie, verweerde in reconventie] heeft ook altijd de lasten van het appartement (althans de hypotheekrentebetalingen) voor zijn rekening genomen. Na bijna 40 jaar huwelijk wilde [eiser in conventie, verweerde in reconventie] [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] kennelijk ook enig vermogen doen toekomen, haar niet geheel onverzorgd achterlaten en een dak boven haar hoofd geven. Op grond hiervan, zo stelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , is toedeling van het appartement aan haar, geheel vrij van hypotheek, een logische redenering en stelt zij primair ter zake de toedeling niets aan [eiser in conventie, verweerde in reconventie] verschuldigd te zijn. Subsidiair heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] gesteld dat, voor zover zij draagplichtig zou zijn voor de hypotheekschuld van € 116.000,00, zij [eiser in conventie, verweerde in reconventie] € 58.000,00 ter zake schuldig is.
aflossing door [eiser in conventie, verweerde in reconventie]
4.38.
Vaststaat dat partijen ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de door hen gezamenlijk aangegane hypotheekschuld van € 116.000,00 die op het appartement rustte.
4.39.
Voorts staat vast dat [eiser in conventie, verweerde in reconventie] een bedrag van € 116.000,00 uit privégelden heeft
aangewend om de op het appartement rustende hypotheekschuld in 2017 volledig af te
lossen.
4.40.
De rechtbank volgt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet in haar stelling dat er sprake is van een natuurlijke verbintenis van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] jegens haar. Zij heeft geen concrete feiten en omstandigheden gesteld noch onderbouwd waaruit volgt dat zij na einde van het huwelijk “met lege handen” is achtergebleven – hier zij verwezen naar rov. 4.21 tot en met 4.27 – zodat de rechtbank hieraan voorbijgaat. De uitlating van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] ter comparitie kan in redelijkheid niet worden uitgelegd als het prijsgeven van zijn vergoedingsrecht wegens het geheel voldoen uit eigen middelen van de hypotheekschuld.
4.41.
Gelet op het voorgaande heeft [eiser in conventie, verweerde in reconventie] een reprisevordering op de eenvoudige gemeenschap van € 116.000,00 (zie: HR 21 april 2006, NJ 2007/37). [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] is voor de helft draagplichtig en dient uit dien hoofde aan [eiser in conventie, verweerde in reconventie] een bedrag van € 58.000,00 te vergoeden. De rechtbank zal aldus bij eindvonnis beslissen.
waarde en toedeling appartementsrecht [adres 1]
4.42.
Nu beide partijen hebben verklaard te willen dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in het appartement kan blijven wonen, zal de rechtbank het appartementsrecht bij eindvonnis aan haar toedelen.
4.43.
[eiser in conventie, verweerde in reconventie] heeft de waarde van het appartement geschat op € 125.000,00 en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft deze gesteld op € 116.000,00. Geen van beide partijen heeft de door haar voorgestane waarde onderbouwd met verificatoire stukken. De rechtbank begrijpt dat partijen – nu zij niet uitdrukkelijk anders hebben gesteld – de overeengekomen peildatum voor de verrekening op basis van de huwelijksvoorwaarden ook willen toepassen bij deze waardebepaling en zal dit verder tot uitgangspunt nemen.
4.44.
Bij gebrek aan verificatoire aanknopingspunten zal de rechtbank bij de waardebepaling van het appartement in goede justitie aansluiting zoeken bij de hoogte van de hypotheekschuld die op het appartement rustte, te weten € 116.000,00. Nu het (inmiddels hypotheekvrije) appartementsrecht aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zal worden toebedeeld, dient [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] wegens overbedeling de helft van de waarde van € 116.000,00 (zijnde € 58.000,00) aan [eiser in conventie, verweerde in reconventie] te voldoen. De rechtbank zal [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hiertoe veroordelen.
4.45.
Indien de waarde van het appartementsrecht op de peildatum hoger blijkt te zijn, dienen partijen deze hogere waarde bij helfte te verdelen.
verrekening met alimentatieprocedure
4.46.
De rechtbank volgt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet in haar verweer om een eventuele vordering van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] op haar te verrekenen met haar vordering uit hoofde van achterstallige alimentatie. De gegrondheid van dit verweer is immers niet op eenvoudige wijze vast te stellen, nu dit ter beoordeling voorligt in een tussen partijen aanhangige alimentatieprocedure, zo heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] onbetwist gesteld.
wettelijke rente
4.47.
De door [eiser in conventie, verweerde in reconventie] (overigens bloot) gevorderde wettelijke rente zal worden afgewezen, nu pas bij eindvonnis de verplichting tot betaling van enig bedrag komt vast te staan, zodat van enig verzuim – voorwaarde voor het bestaan van een aanspraak op wettelijke rente – nog geen sprake is.
resumerend
4.48.
Gelet op al het vooroverwogene en de lange duur van deze procedure waarin partijen de rechtbank tot op heden van te weinig verifieerbare informatie hebben voorzien, is de rechtbank voornemens bij eindvonnis als volgt te beslissen:
aan [eiser in conventie, verweerde in reconventie] komt op grond van de huwelijksvoorwaarden een reprisevordering toe op de gemeenschap van € 4.4546,00 wegens aanbrengsten ten huwelijk, zie rov. 4.4,
aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] komt op grond van de huwelijksvoorwaarden een reprisevordering toe op de gemeenschap van € 77.419,65 wegens haar aanbrengsten ten huwelijk, zie rov. 4.4 en 4.19,
de reeds tot uitkering gekomen pensioenpolissen blijven in deze procedure buiten beschouwing omdat hierover in de alimentatieprocedure is of wordt beslist,
de waarde van de inboedel van de [adres 1] en de waarde van de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] gekochte auto op de peildatum dienen als aanwas bij helfte te worden gedeeld nadat eerst de reprises van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] genoemd onder (1) en (2) geheel aan hen zijn voldaan,
de saldi van de gemeenschappelijke spaarrekening Rabobank nr. [rekeningnummer 1] en de Postbankrekening nr. [rekeningnummer 2] dienen bij helfte te worden gedeeld nadat eerst de reprises van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] genoemd onder (1) en (2) geheel aan hen zijn voldaan,
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dient aan [eiser in conventie, verweerde in reconventie] te vergoeden de helft van de door [eiser in conventie, verweerde in reconventie] afgeloste gezamenlijke hypotheekschuld (€ 58.000,00) waarvoor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] mede draagplichtig was en een bedrag van € 58.000,00 wegens overbedeling door toedeling aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van het hele appartementsrecht,
indien zou komen vast te staan dat de waarde van het appartementsrecht op de overeengekomen peildatum hoger is dan € 116.000,00 dient deze waarde tussen partijen bij helfte te worden gedeeld nadat eerst de reprise van [eiser in conventie, verweerde in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] genoemd onder (1) en (2) geheel aan hen zijn voldaan.
4.49.
Om een verrassingsbeslissing te voorkomen zal de rechtbank partijen nog éénmaal de gelegenheid bieden om bij akte justificatoire bescheiden in het geding te brengen uitsluitend met betrekking tot (i) het saldo van de spaarrekening bij de Rabobank met nummer [rekeningnummer 1] , (ii) de waarde van de inboedel van de [adres 1] én de auto van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en (iii) de waarde van het appartementsrecht, alles op de peildatum. De zaak zal daartoe naar de rol worden verwezen waarbij eerst [eiser in conventie, verweerde in reconventie] de gelegenheid zal worden geboden bij akte de gevraagde informatie over te leggen. Daarna krijgt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de gelegenheid een antwoordakte te nemen. Indien zij daarbij nieuwe stukken overlegt krijgt [eiser in conventie, verweerde in reconventie] nog de gelegenheid daarop bij akte te reageren. De rechtbank geeft partijen in overweging de gevraagde informatie bij gezamenlijke akte over te leggen ten einde deze procedure te bespoedigen. Indien partijen de gevraagde gegevens niet in het geding brengen zal worden beslist als vermeld in rov. 4.48.
4.50.
In afwachting van de te nemen akten houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van18 maart 2020 voor akte als bedoeld in rechtsoverweging 4.49.
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga en in het openbaar uitgesproken op
5 februari 2020. [1]

Voetnoten

1.type: JC