Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De beoordeling
- dagvaarding € 102,96
- griffierecht € 499,00
- salaris gemachtigde €
Rechtbank Limburg
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter op 18 november 2020, gaat het om een huurachterstand die is ontstaan door de gedaagde partij, die in deze procedure wordt vertegenwoordigd door mr. M.E.J. Duijsens. De eisende partij, Stichting Woonpunt, heeft de gedaagde aangeklaagd voor ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De procedure is gestart met een dagvaarding, waarop de gedaagde heeft geantwoord. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 november 2020 heeft de kantonrechter vastgesteld dat de gedaagde een voorwaardelijke eis in reconventie heeft ingediend, maar deze is niet als zodanig behandeld omwille van efficiëntie en kostenoverwegingen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde erkent dat er een huurachterstand is, maar protesteert tegen de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, omdat zij geen aanmaning heeft ontvangen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de aanmaningsbrief, die op 7 juli 2020 is verzonden, gedaagde heeft bereikt, en heeft de gevorderde buitengerechtelijke kosten toegewezen. De kantonrechter heeft ook vastgesteld dat de gedaagde pas na de dagvaarding een voorstel tot regeling heeft gedaan, waardoor de kosten van de procedure voor haar rekening komen.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. De gedaagde is veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen en de achterstallige huur en kosten te betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.