ECLI:NL:RBLIM:2020:9101

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
20 november 2020
Zaaknummer
8469441 \ CV EXPL 20-1790
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van honorarium deurwaarder na beëindiging incasso-opdracht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 18 november 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (hierna: eiseres) en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid UWHORECAMAKELAAR B.V. (hierna: gedaagde). Eiseres had een incasso-opdracht van gedaagde ontvangen om een vordering op een derde te incasseren. Gedaagde had eerder een verklaring ondertekend waarin zij akkoord ging met de algemene voorwaarden van eiseres. Eiseres heeft geprobeerd de vordering te incasseren, maar na een aantal pogingen en zonder instructies van gedaagde, heeft zij het dossier gesloten en een einddeclaratie verzonden. Eiseres vorderde in rechte betaling van het openstaande bedrag van € 1.105,24, vermeerderd met rente.

Gedaagde heeft verweer gevoerd en stelde dat er een No Cure No Pay-overeenkomst was gesloten, waardoor zij de vordering niet verschuldigd zou zijn. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat gedaagde niet voldoende had onderbouwd waarom de vordering niet verschuldigd was en dat eiseres recht had op betaling van de declaratie. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen en gedaagde veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8469441 \ CV EXPL 20-1790
Vonnis van de kantonrechter van 18 november 2020
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
gemachtigde [naam gemachtigde] ,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UWHORECAMAKELAAR B.V.,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in het incident van de kantonrechter van 22 juli 2020
- de conclusie van repliek in de hoofdzaak.
1.2.
Gedaagde heeft, hoewel daartoe bij brief van de griffier in de gelegenheid te zijn gesteld, geen conclusie van dupliek ingediend of uitstel daarvan verzocht zodat haar recht daartoe vervallen is verklaard.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen eiseres en gedaagde is een handelsovereenkomst gesloten waarbij eiseres in opdracht en voor rekening van gedaagde een vordering van gedaagde op een derde zou trachten te incasseren. Op de overeenkomst zijn de door eiseres gebruikte Algemene Voorwaarden van toepassing. Gedaagde heeft op 15 juni 2019 een verklaring ondertekend dat zij de algemene voorwaarden en tarieven van eiseres heeft ontvangen en dat zij daarmee akkoord is.
2.2.
Eiseres heeft getracht om de vordering van gedaagde te incasseren en heeft, in verband met het verweer van de debiteur van gedaagde, met die debiteur gecorrespondeerd en deze tot betaling gesommeerd. Aangezien de debiteur niet tot betaling is overgegaan heeft eiseres bij brief van 26 juni 2016 om nadere instructie aan gedaagde verzocht. Gedaagde heeft daarop bij e-mail van 27 juni 2019 eiseres bericht om direct tot dagvaarding van de debiteur over te gaan. Daarop heeft eiseres, op dezelfde dag, aan gedaagde om een depotbetaling van € 1.200,00 ter dekking van de kosten verzocht. Uiteindelijk is het depotbedrag niet door gedaagde aan eiseres betaald en heeft eiseres op 30 juli 2019 aan gedaagde verzocht om binnen tien dagen aan te geven of zij het dossier wenste te sluiten of een gerechtelijke procedure wenste op te starten. Bij gebrek aan instructie van gedaagde heeft eiseres op grond van het bepaalde in art. 5.2. van de overeengekomen algemene voorwaarden het dossier gesloten en op 29 augustus 2019 een einddeclaratie aan gedaagde verzonden. Bij brieven van 16 september en 7 oktober 2019 en 14 april 2020 heeft eiseres gedaagde tevergeefs tot betaling gesommeerd en uiteindelijk in rechte betrokken.

3.De vordering

3.1.
Eiseres vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen tot betaling van € 1.105,24 te vermeerderen met de overeengekomen rente van 12,68% per jaar over € 902,54 vanaf 14 april 2020 tot de dag der algehele voldoening.
3.2.
Gedaagde voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal de kantonrechter indien nodig nader ingaan.

4.De beoordeling

4.1.
Artikel 5.2. van de toepasselijke algemene voorwaarden luidt “Het [naam] heeft het recht de haar volgens de tarieven toekomende vergoeding, ook aan de opdrachtgever in rekening te brengen, indien de opdrachtgever met de schuldenaar een regeling of schikking treft, de opdracht tot incasso intrekt of het [naam] ondanks herinnering zonder bericht laat. Deze gevallen worden voor de berekening van haar vergoeding dan gelijk gesteld met het geheel geïncasseerd hebben van de vordering“
4.2.
Gedaagde stelt dat zij de vordering niet verschuldigd is omdat zij in afwijking van de door eiseres gebruikte algemene voorwaarden een zogenoemde No Cure No Pay overeenkomst heeft gesloten (gedaagde verwijst daartoe productie 6) en in dat kader nimmer over kosten en uurloon met eiseres heeft gesproken. Nu eiseres tegen alle afspraken in toch heeft gedeclareerd en voor de verrichte werkzaamheden van een of twee brieven een exorbitant hoog bedrag in rekening brengt, heeft zij eiseres aangeboden om € 50,00 te betalen hetgeen door eiseres niet is aanvaard, aldus gedaagde.
4.3.
Eiseres heeft bij repliek het verweer van gedaagde gemotiveerd weerlegd. De overeengekomen No Cure No Pay bepaling heeft enkel betrekking op de incassokosten indien eiseres zelf tot de conclusie komt dat er geen incassokansen aanwezig zijn en eiseres zelf besluit om het dossier te sluiten. Omdat gedaagde desgevraagd geen instructie gaf heeft zij op grond van art. 5.2. van de toepasselijke algemene voorwaarden het dossier gesloten en omdat de betaling van haar factuur ondanks sommaties uitbleef heeft zij tevens de daarvoor gemaakte incassokosten bij gedaagde in rekening gebracht.
4.4.
Hoewel gedaagde daartoe in de gelegenheid is gesteld lag het op haar weg om haar aanvankelijke gevoerde verweer afgezet tegen de stellingen van eiseres bij repliek nader te bespreken of te handhaven hetgeen gedaagde heeft nagelaten. Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten en de stellingen van eiseres ligt de onvoldoende weersproken vordering voor toewijzing gereed.
4.5.
Gedaagde zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
  • dagvaarding € 87,99
  • griffierecht € 499,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 826,99.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.105,24, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 12,68% per jaar over € 902,54 vanaf 14 april 2020 tot de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt gedaagde in de kosten van de procedure aan de zijde van eiseres gevallen en tot op heden begroot op een bedrag van € 826,99,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: YT