ECLI:NL:RBLIM:2020:9120

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
20 november 2020
Zaaknummer
8214400 CV EXPL 19-8200
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en veroordeling tot betaling huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 18 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Woonpunt en een gedaagde partij, die een zelfstandige woonruimte huurt. De procedure is gestart met een dagvaarding op 25 november 2019, waarin Woonpunt aanvoert dat de gedaagde partij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door een huurachterstand van vier maanden. Woonpunt vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, alsook betaling van de huurachterstand en buitengerechtelijke kosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand is opgelopen tot € 4.153,54 na de dagvaarding, maar dat de gedaagde partij de huurachterstand niet betwist. De rechter oordeelt dat de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Het beroep van de gedaagde op betalingsonmacht wordt verworpen, aangezien dit in zijn risicosfeer ligt.

De kantonrechter heeft de vordering van Woonpunt toegewezen, waarbij de gedaagde wordt veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te verlaten en te ontruimen. Daarnaast moet de gedaagde een bedrag van € 2.702,42 betalen, inclusief buitengerechtelijke kosten, en een maandelijkse huurvergoeding van € 571,82 voor elke maand tot aan de ontruiming. De proceskosten worden eveneens aan de gedaagde opgelegd, begroot op € 1.009,09. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8214400 CV EXPL 19-8200
Vonnis van de kantonrechter van 18 november 2020
in de zaak van
de stichting
STICHTING WOONPUNT,
gevestigd en kantoorhoudende te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde P.M.F. Otten,
tegen
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. K.J.C. van Bekkum, advocaat.
Partijen zullen hierna ‘Woonpunt’ en ‘ [gedaagde] ’ worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 november 2019 met drie producties
- de conclusie van antwoord met twee producties
- de conclusie van repliek met twee producties
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sedert 3 juni 2019 van Woonpunt de zelfstandige woonruimte staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] .
2.2.
De maandelijkse huurprijs bedraagt € 571,82 (incl. servicekosten), bij vooruitbetaling.

3.Het geschil

3.1.
Woonpunt voert aan dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst nu er (ten tijde van dagvaarden) een huurachterstand is ontstaan van vier maanden.
3.2.
Op deze grond vordert Woonpunt bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de tussen haar en [gedaagde] bestaande huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis het gehuurde, de woonruimte met aanhorigheden, staande en gelegen te [woonplaats] , aan het adres [adres] , te verlaten en te ontruimen en ontruimd te houden en met al het zijne/ hare en de zijnen/haren onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Woonpunt te stellen,
[gedaagde] te veroordelen om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan Woonpunt te betalen het bedrag van € 2.702,42, waarvan € 2.287,28 aan hoofdsom (huurachterstand tot en met november 2019) en € 415,14 aan buitengerechtelijke kosten (incl. BTW) te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf datum dagvaarding tot de dag der algehele voldoening,
[gedaagde] te veroordelen om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan Woonpunt te betalen het bedrag van € 571,82 per maand zijnde huur c.q. gebruikersvergoeding voor iedere maand die vanaf 30 november 2019 tot het tijdstip van ontruiming mocht verstrijken of zijn ingegaan, een ingegane maand daarbij gerekend voor een hele maand, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Woonpunt heeft bij repliek een actueel huuroverzicht overgelegd waaruit volgt dat de huurachterstand na datum dagvaarding tot en met mei 2020 verder is opgelopen tot
€ 4.153,54. Woonpunt heeft tevens een actueel overzicht van de na de dagvaarding door [gedaagde] verrichte betalingen, in totaal een bedrag van € 1.376,97, overgelegd. Woonpunt heeft op dit punt haar vordering echter niet gewijzigd.
4.2.
Uit het antwoord en de conclusie van dupliek van [gedaagde] maakt de kantonrechter op dat [gedaagde] de huurachterstand niet betwist. De gevorderde huurachterstand en de gevorderde wettelijke rente over de huurachterstand kunnen worden toegewezen. De ontstane huurachterstand tot datum dagvaarding bedraagt vier maanden en rechtvaardigt eveneens de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
4.3.
Voor zover [gedaagde] een beroep heeft willen doen op betalingsonmacht, geldt dat betalingsonmacht, hoe vervelend ook voor [gedaagde] , in zijn risicosfeer ligt.
4.4.
Nu de huurachterstand reeds de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt, kunnen de overige stellingen van partijen onbesproken blijven.
4.5.
De vordering betreffende de huur c.q. gebruikersvergoeding zal worden toegewezen vanaf 1 december 2019 tot de uiteindelijke ontruiming.
4.6.
Woonpunt maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke
incassokosten ad € 415,14 (incl. BTW). Woonpunt heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten zal worden toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding.
4.7.
Tenslotte verstaat de kantonrechter dat het door [gedaagde] na dagvaarding betaalde bedrag op de voet van artikel 6:44 BW door Woonpunt in mindering wordt gebracht op het totaal van de vordering, inclusief rente en kosten.
4.8.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van Woonpunt worden begroot op:
- dagvaarding € 103,09
- griffierecht € 486,00
- salaris gemachtigde
€ 420,00(2 x tarief € 210,00)
totaal € 1.009,09

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de bestaande huurovereenkomst tussen Woonpunt en [gedaagde] met betrekking tot de woning aan de [adres] te [woonplaats] en veroordeelt [gedaagde] om deze woning binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen en ontruimd te houden en met al het zijne en de zijnen onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Woonpunt te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonpunt, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen:
- € 2.702,42 (waarvan € 2.287,28 aan hoofdsom en € 415,14 aan buitengerechtelijke kosten incl. BTW) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding (25 november 2019) tot de dag der algehele voldoening,
- € 571,82 per maand zijnde huur c.q. gebruikersvergoeding voor iedere maand die vanaf 1 december 2019 tot het tijdstip van ontruiming mocht verstrijken of zijn ingegaan, een ingegane maand daarbij gerekend voor een hele maand,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van Woonpunt, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.009,09,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
NZ