Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 420,00(2 x tarief € 210,00)
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 18 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Woonpunt en een gedaagde partij, die een zelfstandige woonruimte huurt. De procedure is gestart met een dagvaarding op 25 november 2019, waarin Woonpunt aanvoert dat de gedaagde partij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door een huurachterstand van vier maanden. Woonpunt vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, alsook betaling van de huurachterstand en buitengerechtelijke kosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand is opgelopen tot € 4.153,54 na de dagvaarding, maar dat de gedaagde partij de huurachterstand niet betwist. De rechter oordeelt dat de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Het beroep van de gedaagde op betalingsonmacht wordt verworpen, aangezien dit in zijn risicosfeer ligt.
De kantonrechter heeft de vordering van Woonpunt toegewezen, waarbij de gedaagde wordt veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te verlaten en te ontruimen. Daarnaast moet de gedaagde een bedrag van € 2.702,42 betalen, inclusief buitengerechtelijke kosten, en een maandelijkse huurvergoeding van € 571,82 voor elke maand tot aan de ontruiming. De proceskosten worden eveneens aan de gedaagde opgelegd, begroot op € 1.009,09. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.