In deze zaak heeft de kantonrechter op 18 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Woonpunt en [naam onderbewindgestelde], vertegenwoordigd door de bewindvoerder. Woonpunt vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst met betrekking tot een woning die door [naam onderbewindgestelde] werd gehuurd. De aanleiding voor deze vordering was de ontdekking van een hennepkwekerij in opbouw in de gehuurde woning, alsook de ernstige vervuiling van het pand. Woonpunt stelde dat [naam onderbewindgestelde] toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, met name door het niet naleven van de algemene voorwaarden die het kweken van hennep verbieden.
De procedure begon met een dagvaarding op 30 december 2019, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake was van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst, ondanks het verweer van de bewindvoerder dat er geen strafbaar handelen had plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelde dat de aanwezigheid van een hennepkwekerij in opbouw een ernstige tekortkoming was die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde.
De kantonrechter heeft de bewindvoerder q.q. veroordeeld om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en de kosten van de procedure te betalen. De kosten aan de zijde van Woonpunt werden begroot op € 585,05. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.