Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[handelsnaam],
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 18 november 2020, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en een gedaagde over een loonvordering. Eiseres, die in dienst was bij gedaagde als allround beveiliger, vorderde betaling van achterstallig loon over een bepaalde periode in 2019, alsook de verstrekking van loonspecificaties en een jaaropgave. De arbeidsovereenkomst was inmiddels beëindigd. Eiseres stelde dat gedaagde in strijd met de arbeidsovereenkomst te weinig loon had uitbetaald. Gedaagde voerde verweer, maar de kantonrechter oordeelde dat de eiswijziging van eiseres in strijd was met een goede procesorde, omdat deze niet bij dagvaarding was ingesteld. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van het achterstallige loon af, omdat deze niet voldoende gespecificeerd was. Echter, de vordering tot verstrekking van loonspecificaties werd toegewezen, omdat gedaagde hiertegen geen specifiek verweer had gevoerd. De kantonrechter matigde de verzochte dwangsom tot € 100,00 per dag met een maximum van € 2.500,00. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat aan de vereisten van de wet was voldaan. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.