ECLI:NL:RBLIM:2020:9123

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
20 november 2020
Zaaknummer
8610969 CV EXPL 20-3036
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van waarborgsom uit huurovereenkomst met discussie over juiste partij

In deze zaak vordert de eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde D.W.J. van Leeuwen, dat de gedaagde partij, die in persoon procedeert, wordt veroordeeld tot terugbetaling van een waarborgsom van € 1.178,00, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. De eiseres stelt dat de waarborgsom eind oktober 2019 opeisbaar is geworden en dat de gedaagde, ondanks herhaalde sommaties, deze niet heeft terugbetaald. De gedaagde voert als verweer aan dat de eiseres de verkeerde partij heeft gedagvaard, omdat de waarborgsom aan Living Maastricht C.V. is betaald en deze vennootschap de debiteur is. De kantonrechter oordeelt dat de huurovereenkomst uitsluitend tussen de eiseres en de gedaagde is gesloten, waarbij de gedaagde als verhuurder is aangemerkt. Living Maastricht C.V. fungeerde enkel als contactpersoon en is geen contractpartij. De kantonrechter concludeert dat de verplichting tot terugbetaling van de waarborgsom op de gedaagde rust, ondanks de betaling aan Living Maastricht C.V. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, de verschenen rente en de buitengerechtelijke incassokosten, en in de proceskosten van de eiseres. Het vonnis is uitgesproken op 18 november 2020.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8610969 CV EXPL 20-3036
Vonnis van de kantonrechter van 18 november 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonend te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde D.W.J. van Leeuwen, werkzaam bij Modero Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 juni 2020
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen [eiseres] en [gedaagde] heeft een huurovereenkomst bestaan met betrekking tot de woonruimte, staande en gelegen te [plaats] aan de [adres] .
2.2.
De commanditaire vennootschap Living Maastricht C.V. heeft als beheerder/contractpersoon van [gedaagde] opgetreden.
2.3.
Bij aanvang van de huurovereenkomst heeft [eiseres] - conform de bepalingen in de huurovereenkomst - een bij [gedaagde] te resideren waarborgsom ter hoogte van € 1.178,00 aan Living Maastricht C.V. overgemaakt.
2.4.
De huurovereenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt.
“ (…)
De onderstaande partijen:
(…)
Dhr./ Mevr. Dhr.
Achternaam, Voornamen [gedaagde]
(…)
Hierna te noemen ‘verhuurder’
(…)
Dhr./ Mevr. Mej.
Achternaam, Voornamen [eiseres]
(…)
Hierna te noemen ‘huurder’
Zijn als volgt overeengekomen:
(…)
Artikel 11. Beheer
11.1
Totdat de verhuurder schriftelijk anders meedeelt treedt op als contactpersoon voor de uitvoering van de huurovereenkomst:
Bedrijf: Living Maastricht C.V.
Naam: N.V.T.
Adres: Grote Gracht 28, 211 SW, Maastricht
(…)
Artikel 12. Betalingen
12.1
De huurder ontvangt periodiek een huurfactuur van Living Maastricht met daarop alle relevante betalingsgegevens. (…)
(…)
Artikel 13. Waarborgsom
(…)
13.2
Deze waarborgsom is vastgesteld op het volgende bedrag: € 1.178,00.
13.3
Deze waarborgsom zal worden gedeponeerd samen met de eerste betaling van de huurpenningen.
13.4
De waarborgsom zal voor de volledige looptijd van deze overeenkomst resideren bij de verhuurder.
(…)
13.6
Restitutie van de waarborgsom zal geschieden binnen 1 kalendermaand nadat de finale eindafrekening is opgesteld en goedgekeurd door beide partijen of wanneer beide partijen aangeven geen aftekening te wensen.
13.7
Het opstellen van een eindafrekening dient te geschieden binnen 2 maanden na afloop van de overeenkomst, tenzij de verhuurder aantoonbaar op producties van derden wacht ten behoeve van de afrekening (overmacht).
(…)”
2.5.
Na beëindiging van de huurovereenkomst heeft Living Maastricht C.V. een creditfactuur opgemaakt conform waarvan de waarborgsom terugbetaald zou worden aan [eiseres] .

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan haar, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen € 1.365,54 (waarvan
€ 1.178,00 aan hoofdsom, € 10,84 aan verschenen rente tot en met 10 juni 2020 en € 176,70 aan buitengerechtelijke kosten), vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf 10 juni 2020 tot en met de dag van de volledige betaling met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt daaraan ten grondslag dat de door haar betaalde waarborgsom eind oktober 2019 opeisbaar is geworden. Zij voert aan dat [gedaagde] ondanks sommaties de waarborgsom niet heeft terugbetaald. [eiseres] zag zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven en heeft daarom buitengerechtelijke incassokosten moeten maken die, evenals de wettelijke rente, op grond van de wet voor rekening van [gedaagde] komen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] voert het verweer - kort weergegeven - dat [eiseres] de verkeerde partij heeft gedagvaard. Hij stelt dat Living Maastricht C.V. de debiteur is van [eiseres] . Bij het aangaan van de huurovereenkomst heeft [eiseres] de waarborgsom aan Living Maastricht C.V. betaald. Conform artikel 13 sub 4 van de huurovereenkomst heeft de waarborgsom gedurende de looptijd van de huurovereenkomst bij [gedaagde] geresideerd. Na beëindiging van de huurovereenkomst heeft [gedaagde] de waarborgsom aan Living Maastricht C.V. terugbetaald c.q. verrekend met de factuur van Living Maastricht C.V. d.d. 28 juni 2019 (productie G1 conclusie van antwoord). [gedaagde] voert aan dat, ten tijde van de dagvaarding, [eiseres] wist dat de waarborgsom niet meer bij hem resideerde en dat [eiseres] om die reden Living Maastricht C.V. had moeten dagvaarden.
4.2.
[eiseres] betwist dat zij de verkeerde partij heeft gedagvaard. Zij voert aan dat de huurovereenkomst uitsluitend tussen haar en [gedaagde] is gesloten en dat [gedaagde] , conform de huurovereenkomst, de waarborgsom aan haar terug moet betalen. Living Maastricht C.V. was geen contractpartij en heeft slechts als beheerder/ contactpersoon opgetreden.
4.3.
De kantonrechter volgt [eiseres] in haar betoog. In de huurovereenkomst wordt [gedaagde] ook als verhuurder vermeld. Living Maastricht C.V. was, ingevolge artikel 11 juncto 12 van de huurovereenkomst, slechts contactpersoon en verantwoordelijk voor het opstellen van de huurfacturen. Dit betekent uitdrukkelijk niet dat Living Maastricht C.V. als contractpartij in de plaats is getreden van [gedaagde] . [gedaagde] heeft evenmin gesteld dat Living Maastricht C.V. als zijn gevolmachtigde of als zijn vertegenwoordiger, uit anderen hoofde dan volmacht, heeft gehandeld zodat bij de beoordeling er vanuit wordt gegaan dat de verplichting tot terugbetaling van de waarborgsom in beginsel op [gedaagde] rust.
4.4.
Weliswaar heeft [eiseres] bij aanvang van de huurovereenkomst de waarborgsom aan Living Maastricht C.V. overgemaakt, maar uit artikel 13 sub 4 van de huurovereenkomst volgt dat de waarborgsom, gedurende de looptijd van de huurovereenkomst, bij [gedaagde] moest resideren. Het is dan ook [gedaagde] die op basis van artikel 13 sub 6 van de huurovereenkomst de waarborgsom terug moet betalen.
De stelling van [gedaagde] dat (op grond van de creditfactuur d.d. 28 juni 2019) niet hij maar Living Maastricht C.V de debiteur van [eiseres] is, is onjuist. Niet betwist wordt dat nimmer aan [eiseres] de waarborgsom is terugbetaald, ofschoon er geen beletselen waren om dat niet volledig te doen. [gedaagde] is krachtens de door hem zelf ondertekende huurovereenkomst partij als verhuurder, daarmee ook aan te spreken voor de daaruit voortvloeiende verplichtingen en heeft door zijn gestelde betaling/ verrekening ook niet bevrijdend betaald aan Living Maastricht CV (zo de kantonrechter dat al uit zijn verweer kan opmaken).
4.5.
Onbegrijpelijk is ook dat Living Maastricht CV in het geheel niets aan [gedaagde] heeft teruggekoppeld aangaande de eerder aan [gedaagde] verzonden brieven / per adres Living Maastricht CV. Door niet te reageren, dan wel in ieder geval contact op te nemen met [gedaagde] naar aanleiding van deze steeds dringender brieven en evenmin de verschuldigde waarborgsom door te betalen aan [eiseres] , is Living Maastricht CV tekort geschoten. Dit dient echter uiteindelijk voor rekening en risico van [gedaagde] te komen. Om die reden zal diens verweer worden gepasseerd. De door [gedaagde] overgelegde verklaring van Living Maastricht C.V., dat de dagvaarding foutief is geadresseerd, maakt Living Maastricht C.V. evenmin debiteur jegens [eiseres] . [gedaagde] had Living Maastricht CV nog wel in deze procedure in vrijwaring kunnen doen oproepen of Living Maastricht had zich zelfkunnen voegen, maar daar is niet voor gekozen.
4.6.
De stelling van [gedaagde] dat [eiseres] ten tijde van de dagvaarding zou moeten weten dat de verschuldigde waarborgsom niet meer bij hem resideerde, wordt als niet ter zake doende gepasseerd. Gezien de contractuele relatie tussen [eiseres] en [gedaagde] , het niet reageren van Living Maastricht CV en het uitblijven van betaling, is [gedaagde] terecht in rechte betrokken. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
4.7.
Gelet op bovenstaande zal een bedrag van € 1.178,00 aan hoofdsom worden toegewezen. Toewijsbaar is ook de gevorderde verschenen rente ad € 10,84 berekend tot en met 10 juni 2020. De lopende rente over de hoofdsom is toewijsbaar vanaf 11 juni 2020. De rente over de verschenen rente is niet toewijsbaar nu niet is gesteld of gebleken dat de verschenen rente reeds over een vol jaar verschuldigd is.
4.8.
[eiseres] maakt verder aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ad € 176,70. Ook die zal worden toegewezen. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Artikel 6:96 lid 6 BW vereist voor toewijzing van deze vordering dat [gedaagde] door [eiseres] vruchteloos is aangemaand tot betaling. [eiseres] heeft vier aanmaningen verzonden aan [gedaagde] / per adres Living Maastricht C.V. [gedaagde] stelt deze aanmaningen niet te hebben ontvangen. Nu echter uit de huurovereenkomst volgt dat Living Maastricht CV contactpersoon is bij de uitvoering van de huurovereenkomst en niet wordt betwist dat deze aanmaningen bij Living Maastricht CV zijn ontvangen, wordt ook dit verweer gepasseerd.
4.9.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
  • dagvaarding € 85,09
  • griffierecht € 236,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 681,09

5.De beslissing

De kantonrechter
4.10.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] , tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen:
  • € 1.178,00 aan hoofdsom en
  • € 10,84 aan reeds verschenen rente berekend tot en met 10 juni 2020,
  • € 176,70 aan buitengerechtelijke incassokosten
  • de wettelijke rente over € 1.178,00 vanaf 11 juni 2020 tot de dag der algehele voldoening,
4.11.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiseres] gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 561,09,
4.12.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
NZ