ECLI:NL:RBLIM:2020:9129

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 november 2020
Publicatiedatum
20 november 2020
Zaaknummer
8811101 CV EXPL 20-4964
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van huurwoning wegens ernstige overlast en vernieling

In deze zaak heeft de stichting Weller Wonen een vordering tot ontruiming ingediend tegen [handelsnaam], die optreedt als bewindvoerder van [naam onderbewindgestelde]. De vordering is gebaseerd op langdurige overlast en vernielingen veroorzaakt door [naam onderbewindgestelde], die sinds augustus 2020 zijn verergerd. Weller Wonen heeft eerder maatregelen genomen, waaronder waarschuwingen en gedragsaanwijzingen, maar deze hebben niet geleid tot verbetering. De kantonrechter heeft op 19 november 2020 in kort geding geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang bij de ontruiming, gezien de ernst van de overlast en de impact op andere huurders. De rechter heeft de vordering toegewezen en [handelsnaam] veroordeeld om de gehuurde woonruimte binnen veertien dagen ontruimd op te leveren. Tevens is [handelsnaam] veroordeeld in de proceskosten. De rechter heeft de hoop uitgesproken dat [naam onderbewindgestelde] in de toekomst in een geschiktere woonvorm kan worden geplaatst, maar heeft de ontruiming noodzakelijk geacht om de overlast voor andere huurders te beëindigen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8811101 CV EXPL 20-4964
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 19 november 2020
in de zaak van:
de stichting STICHTING WELLER WONEN,
gevestigd te Heerlen,
eisende partij,
gemachtigde: mr. R.W. Janssen.
tegen
[gedaagde]handelend onder de naam
[handelsnaam], gevestigd te [vestigingsplaats] ,
in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van
[naam onderbewindgestelde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. P.J.C. Bolton.
Partijen worden hierna Weller Wonen, [naam onderbewindgestelde] en [handelsnaam] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 oktober 2020 met producties 1 tot en met 17;
  • de mondelinge behandeling op 5 november 2020 en de pleitnota van mr. Bolton.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Weller Wonen heeft aan [naam onderbewindgestelde] met ingang van 27 augustus 2018 een onzelfstandige woonruimte verhuurd aan het adres [adres 1] te [woonplaats] . Op deze huurovereenkomst zijn de Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Woonruimte van toepassing die op 30 juli 2003 zijn vastgesteld door de Raad voor Onroerende Zaken (ROZ).
2.2.
Weller Wonen heeft [naam onderbewindgestelde] bij brief van 2 oktober 2018 gewaarschuwd in verband met geluidsoverlast en het in gezelschap roken van wiet in de gemeenschappelijke ruimte. Weller Wonen heeft [naam onderbewindgestelde] gesommeerd deze overlast veroorzakende gedragingen per direct te stoppen en geen bezoekers meer in het gebouw toe te laten.
2.3.
Op 24 oktober 2018 heeft [naam onderbewindgestelde] een boete van € 25,- gekregen van Weller Wonen in verband met drugsgebruik in de gemeenschappelijke ruimte en op 29 oktober 2018 heeft [naam onderbewindgestelde] een boete gekregen vanwege het niet naleven van een ‘bezoekafspraak’.
2.4.
Op 7 november 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [naam onderbewindgestelde] , medewerkers van Weller Wonen, de gemeente en de politie. Bij dit gesprek was een tolk aanwezig. [naam onderbewindgestelde] heeft een zogenoemde gedragsaanwijzing ondertekend met daarin onder andere afspraken over lawaai en muziek, het ontvangen van bezoek, onderhoud van de woning en het gebruik van verdovende middelen.
2.5.
[naam onderbewindgestelde] heeft op 30 oktober 2019 wederom een gedragsaanwijzing ondertekend. De inhoud van deze gedragsaanwijzing komt er kort gezegd op neer dat [naam onderbewindgestelde] andere woonruimte krijgt aangeboden vanwege voortdurende – door [naam onderbewindgestelde] veroorzaakte – geluidsoverlast en overlast door drugsgebruik. Het ondertekenen van de gedragswijziging was een voorwaarde voor het verkrijgen van andere woonruimte. Weller Wonen heeft met [naam onderbewindgestelde] op 31 oktober 2019 een nieuwe huurovereenkomst gesloten voor de verhuur van een woonruimte aan het adres [adres 2] te [woonplaats] .
2.6.
Op 10 september 2020 heeft Weller Wonen een melding ontvangen van diverse soorten overlast (stank, vervuiling, ongepast gedrag, geweld) in en rondom het wooncomplex waar [naam onderbewindgestelde] woont. Volgens de melder moet de overlast worden toegeschreven aan [naam onderbewindgestelde] .
2.7.
Op 15 september 2020 heeft [naam medewerker] , medewerker van Weller Wonen, namens Weller Wonen aangifte gedaan van vernieling door [naam onderbewindgestelde] van de ruiten en de kaartlezer van de hoofdingang van een hoogbouwflat aan de [adres 3] te [woonplaats] . Deze flat wordt beheerd door Weller Wonen.
2.8.
Op 30 september 2020 heeft Weller Wonen een melding ontvangen van een huurder die geluidsoverlast ervaarde van [naam onderbewindgestelde] . Tevens is melding gemaakt van overlast door kakkerlakken “eventueel van bovenbuurman, maar dat weet ik niet zeker”.
2.9.
Verder heeft een andere huurster van Weller Wonen, [naam huurster] (Hierna: [naam huurster] ), woonachtig in de hiervoor genoemde hoogbouwflat van Weller Wonen aan de [adres 3] te [woonplaats] melding gemaakt van het volgende incident dat plaatsvond in de nacht van
28 september 2020. [naam huurster] kwam op die datum om 0.30 aan bij de hoofdingang. Op dat moment stapte een haar onbekende man uit de bosjes. Deze man liep achter haar aan en stapte met haar in de lift. Deze onbekende man bleef haar aankijken en bewoog zich in haar richting. Toen zij uit de lift stapte, pakte de man haar bij haar arm en fluisterde iets tegen haar. Hij bleef haar vervolgens achterna lopen en maakte masturberende bewegingen. Ze is vervolgens via de nooddeur naar beneden gerend.
Op camerabeelden is de man naderhand herkend als [naam onderbewindgestelde] .

3.Het geschil

3.1.
Weller Wonen vordert bij wijze van onmiddellijke voorziening, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [handelsnaam] (in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [naam onderbewindgestelde] ) te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis Weller Wonen in het vrije bezit te stellen van de gehuurde woonruimte aan de [adres 2] te [woonplaats] , en wel door het gehuurde geheel ontruimd, vrij van gebruik en gebruiksrechten, behoorlijk schoongemaakt aan Weller Wonen op te leveren, zulks met machtiging aan Weller Wonen bij gebreke aan volledige voldoening hieraan, deze verlating en ontruiming en dit vervolgens verlaten en ontruimd houden zelf te bewerkstelligen op kosten van [naam onderbewindgestelde] ;
2. [handelsnaam] (in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [naam onderbewindgestelde] ) te veroordelen in de volledige kosten van het geding, te voldoen binnen veertien dagen na het ten deze te wijzen vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf
veertien dagen na betekening van het vonnis;
3. [handelsnaam] (in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [naam onderbewindgestelde] ) op voorhand te veroordelen in de nakosten van € 120,- te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf acht dagen na dagtekening van het vonnis tot de dag van volledige betaling en vermeerderd, indien vervolgens betekening van het vonnis plaatsvindt, met de kosten van dat exploot, bij gebreke van betaling binnen veertien dagen na die betekening te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag daarna tot de dag van volledige betaling.
3.2.
Weller Wonen heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat sprake is van langdurige overlast door [naam onderbewindgestelde] . Weller Wonen heeft [naam onderbewindgestelde] in oktober 2019 een tweede kans gegeven door hem andere woonruimte aan te bieden, echter de overlast bleef daarna voortduren. Vanaf augustus 2020 is de overlast verergerd. [naam onderbewindgestelde] heeft onder meer met een baksteen de ruiten van de hoofdingang van een flat van Weller Wonen aan de [adres 3] vernield, [naam onderbewindgestelde] maakt ruzie, gooit rommel uit zijn raam, onderhoudt de woonruimte niet en heeft een meisje aangerand. Het gedrag van [naam onderbewindgestelde] kan Weller Wonen niet langer tolereren want zij heeft ook een verantwoordelijkheid naar andere huurders. Ondanks pogingen daartoe is [naam onderbewindgestelde] niet te corrigeren en het gedrag escaleert sinds augustus 2020. Er is daarmee sprake van een spoedeisend belang bij deze ontruiming.
3.3.
[handelsnaam] heeft verweer gevoerd. Zij heeft ten eerste aangevoerd dat [naam onderbewindgestelde] de Nederlandse taal niet machtig is. Hij is bij het ondertekenen van de diverse schriftelijke afspraken ook niet bijgestaan door een tolk. Hij heeft uit goede wil de afspraken ondertekend zonder op de hoogte te zijn van de inhoud en strekking. Verder heeft [handelsnaam] aangevoerd dat de voorvallen uit 2018 voor de beoordeling van een vordering tot ontruiming in 2020 niet meer ter zake doen. Ten derde is volgens [handelsnaam] onvoldoende bewijs voor de verweten misdragingen en vernielingen. [handelsnaam] ontkent dat [naam onderbewindgestelde] een meisje heeft aangerand. Ten vierde heeft [handelsnaam] aangevoerd dat alle problemen in het complex ten onrechte op het conto van [naam onderbewindgestelde] worden geschreven. [handelsnaam] betwist dat Weller Wonen een spoedeisend belang heeft. Van Weller Wonen kan worden verwacht dat zij een bodemzaak afwacht.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter overweegt ten eerste dat zij het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen aanwezig acht, gelet op de door Weller Wonen gestelde overlast en de gestelde ernstige ontsporing van het gedrag van [naam onderbewindgestelde] gedrag vanaf augustus 2020.
4.2.
De kantonrechter zal vervolgens ingaan op de vraag of [naam onderbewindgestelde] is tekortgeschoten in zijn verplichtingen als huurder.
4.3.
De kantonrechter gaat voorbij aan het verweer van [handelsnaam] dat [naam onderbewindgestelde] onbewust zelf bewijs heeft geleverd voor zijn misdragingen door zonder de Nederlandse taal machtig te zijn uit goede wil verklaringen te tekenen waarvan hij de inhoud niet begreep. Bij de bespreking en ondertekening van de gedragsaanwijzing van 7 november 2018 (zie 2.4) werd hij immers bijgestaan door een tolk. Desondanks duurde de overlast voort. In plaats van destijds een ontbinding van de huurovereenkomst te vorderen heeft Weller Wonen hem in oktober 2019 een tweede kans gegeven door een andere huurwoning aan te bieden. De kantonrechter acht onaannemelijk dat [naam onderbewindgestelde] vanwege zijn gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal volledig in het duister tastte over de reden waarom hem andere woonruimte aangeboden werd. [naam onderbewindgestelde] was dus een gewaarschuwd man.
4.4.
[handelsnaam] voert aan dat van de beweerdelijke misdragingen en vernielingen slechts wordt aangenomen en verondersteld dat [naam onderbewindgestelde] de veroorzaker is, maar dat bewijs ontbreekt. Dit is een onvoldoende gemotiveerde betwisting van in ieder geval de door Weller Wonen gestelde vernieling (zie 2.7) en het voorval met [naam huurster] (zie 2.9). Medewerkers van Weller Wonen hebben [naam onderbewindgestelde] immers op camerabeelden herkend en de gemachtigde van [handelsnaam] heeft ter zitting verklaard dat die beelden voorafgaand aan de zitting aan hem ter beschikking zijn gesteld middels een link. [handelsnaam] kon daarom in ieder geval ten aanzien van deze twee verwijten niet volstaan met een algemene betwisting.
4.5.
Door vernielingen te plegen aan de eigendom van Weller Wonen en door een andere huurster van Weller Wonen lastig te vallen, is [naam onderbewindgestelde] tekortgeschoten in zijn verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst. De volgende vraag is dan of een bodemrechter die tekortkomingen zodanig ernstig zal oordelen dat hij naar alle waarschijnlijkheid de huurovereenkomst zal ontbinden.
4.6.
Een ontruiming zal [naam onderbewindgestelde] mogelijk in grote problemen brengen. In die zin is een ontruiming niet – zoals mr. Janssen ter zitting heeft gesteld – ‘het beste’ voor [naam onderbewindgestelde] . De kantonrechter heeft er echter niet het vertrouwen in dat [naam onderbewindgestelde] zijn gedrag na een afwijzing van de vordering tot ontruiming in positieve zin zal wijzigen. In het verleden hebben de gedragsaanwijzing en boetes immers niet gewerkt en ook de tweede kans die Weller Wonen [naam onderbewindgestelde] heeft gegeven heeft niet geleid tot het beëindigen van de overlast. Daarnaast heeft Weller Wonen terecht gewezen op haar verantwoordelijkheid ten opzichte van haar andere huurders. Vermoedelijk is [naam onderbewindgestelde] aangewezen op een woonvorm waarin hij meer wordt begeleid en hem meer structuur aangeboden kan worden. De kantonrechter spreekt de hoop uit dat het ook binnen afzienbare tijd lukt [naam onderbewindgestelde] in een geschikte(re) woonruimte te plaatsen en roept partijen op zich daar ook voor in te zetten.
4.7.
Dit doet er echter niet aan af dat de vordering in kort geding zal worden toegewezen. Op grond van voorgaande overwegingen zal een door Weller Wonen in een (eventueel nog te starten) bodemprocedure te vorderen ontbinding van de huurovereenkomst naar alle waarschijnlijkheid worden toegewezen. Vooruitlopend daarop zal de vordering tot ontruiming worden toegewezen. De termijn waarbinnen dit dient te gebeuren zal conform de vordering van Weller Wonen op veertien dagen na betekening van dit vonnis gesteld worden. De gevorderde machtiging zal worden afgewezen. De in de wet (art. 555 e.v. Rv) aan de deurwaarder verleende bevoegdheden worden toereikend geacht, zodat Weller Wonen bij een afzonderlijke machtiging geen belang heeft.
4.8.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [naam onderbewindgestelde] worden veroordeeld
tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van Weller Wonen tot op heden begroot op:
- dagvaarding € 100,89
- griffierecht € 124,00
- salaris gemachtigde
€ 720,00
Totaal: € 944,89
4.9.
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
4.10.
[handelsnaam] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [naam onderbewindgestelde] zal op na te melden wijze in de nakosten en de wettelijke rente daarover worden veroordeeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [handelsnaam] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [naam onderbewindgestelde] om de gehuurde woonruimte, gelegen aan de [adres 2] te [woonplaats] binnen een termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis in het vrije bezit te stellen van Weller Wonen door de gehuurde woonruimte geheel ontruimd, vrij van gebruik en gebruiksrechten, behoorlijk schoongemaakt aan Weller Wonen op te leveren;
5.2.
veroordeelt [handelsnaam] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder in de proceskosten, aan de zijde van Weller Wonen tot op heden begroot op € 944,89, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [handelsnaam] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [naam onderbewindgestelde] onder de voorwaarde dat hij niet binnen twee weken na aanschrijving door Weller Wonen volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 120,-, aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening;
5.4.
verklaart de onderdelen 5.1 tot en met 5.3 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en is in het openbaar uitgesproken.
BM