ECLI:NL:RBLIM:2020:9158

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
23 november 2020
Zaaknummer
C/03/273487 / HA ZA 20-60
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een bedrag in het kader van een levensverzekering en de klachtplicht

In deze zaak vorderden eisers, de heer [eiser sub 1] en mevrouw [eiseres sub 2], betaling van een bedrag van € 30.503,05 van de Volksbank, als rechtsopvolger van SNS Bank, in verband met een levensverzekering. De eisers stelden dat zij bij de overeenkomst van 1 augustus 1990 waren overeengekomen dat de uitkering bij het einde van de looptijd van de kapitaalverzekering gegarandeerd zou zijn op een bedrag van fl. 201.000,00. Echter, bij het aflopen van de verzekering in 2012 bleek dat de uitkering gelijk was aan het beleggingssaldo, wat resulteerde in een lagere uitkering dan verwacht. De eisers voerden aan dat SNS Bank als intermediair had gefaald in haar zorgplicht en dat de wijziging van de voorwaarden zonder hun toestemming had plaatsgevonden.

De Volksbank verweerde zich door te stellen dat eisers niet tijdig hadden geklaagd over de vermeende tekortkomingen, in strijd met artikel 6:89 BW. De rechtbank oordeelde dat eisers pas in maart 2013 hadden geklaagd, terwijl zij vanaf 2005 jaaropgaven hadden ontvangen waarin duidelijk stond vermeld dat de spaarpremies werden belegd. De rechtbank concludeerde dat de klachtplicht was geschonden, waardoor de vorderingen van eisers werden afgewezen. De rechtbank veroordeelde eisers in de proceskosten, die aan de zijde van de Volksbank werden begroot op € 3.432,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/273487 / HA ZA 20-60
Vonnis van 18 november 2020
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat: mr. P.M.H. Cruts te Simpelveld,
tegen
de naamloze vennootschap
DE VOLKSBANK N.V., tevens handelend onder de naam SNS Bank,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat: mr. M.H. Berrevoets te Utrecht.
Partijen zullen hierna “ [eisers] ” en “de Volksbank” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 9,
  • de conclusie van antwoord,
  • de akte indiening producties van de zijde van [eisers] , ontvangen op 13 augustus 2020, met daarbij de producties 10 tot en met 15,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 augustus 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De heer [eiser sub 1] , SNS Bank N.V. (hierna: “SNS Bank”), en N.V. Levensverzekeringsmaatschappij UAP Nederland (hierna: “UAP”) zijn op 1 augustus 1990 bij overeenkomst, getiteld
“Overeenkomst tot wijziging voorwaarden geldlening in spaarhypotheek”onder meer het navolgende overeengekomen (productie 1 bij dagvaarding):
“(..)
-
Met betrekking tot de overeenkomst van geldlening:
1 Rente.
Met ingang van 1 augustus 1990 zal over de door de bank verstrekte hoofdsom (..) thans pro resto groot f 201.000,--(toevoeging rechtbank: oftewel € 91.209,82)
, door de geldnemer een rente worden betaald van 7,2% per jaar (..).
2 Looptijd.
De restantlooptijd van de (..) geldlening bedraagt 22 jaar.
- Met betrekking tot de overeenkomst van levensverzekering.
3 Levensverzekering.
De geldnemer verklaarde heden met UAP een overeenkomst van levensverzekering te hebben gesloten (..) uit hoofde van welke verzekering bij overlijden van de verzekerde voor het einde van de termijn waarvoor de verzekering is aangegaan, dan wel bij het einde van die termijn een bedrag groot f 201.000,-- aan de begunstigde zal worden uitgekeerd.
(..)”
2.2.
In de door [eiser sub 1] ondertekende akte getiteld
“Akte van wijziging Verzekeringsovereenkomst N.V. Levensverzekering Maatschappij NOG”is onder meer het navolgende bepaald (bijlage 3 bij productie 4 bij dagvaarding):
“(..) [eiser sub 1] (..) enerzijds en N.V. Levensverzekering Maatschappij NOG(rechtbank: hierna “NOG”)
, die in deze volmacht heeft verleend aan SNS bank anderzijds, zijn het volgende overeengekomen:
Op de verzekering met bovengenoemd polisnummer zijn vanaf (datum) 24-09 1998 de volgende Verzekeringsvoorwaarden van toepassing (..):

Polisvoorwaarden SNS Spaarhypotheek PLUS (..)
(..)
Middels deze wijziging wordt (worden) verzekeringsnemer(s) in staat gesteld spaarpremies geheel of gedeeltelijk te beleggen in SNS Beleggingsfondsen. De spaarpremies zullen worden belegd zoals aangegeven door verzekeringsnemer(s) op het daartoe bestemde belegginsformulier.
(..)
In afwijking van hetgeen vermeld op het oorspronkelijke polisblad of de daarna afgegeven polisbladen zijn de verzekerde bedragen als volgt:
(..)
2. Verzekerd kapitaal bij Leven: het spaar- en beleggingssaldo op de einddatum;
(..)”
2.3.
[eisers] heeft als bijlage 4 bij productie 4 bij dagvaarding een akte, getiteld
“Akte van wijziging Verzekeringsovereenkomst UAP-NieuwRotterdam Leven NV”in het geding gebracht. Aan de rechterbovenzijde staat op deze akte aangegeven
“INTERNE CIRCULAIRE”. In deze akte staat voorts onder meer het navolgende vermeld:
“(..) [eiser sub 1] (..) enerzijds en UAP-NieuwRotterdam Leven NV anderzijds, die in deze volmacht heeft verleend aan SNS bank anderzijds, zijn het volgende overeengekomen:
Op de verzekering met bovengenoemd polisnummer zijn vanaf (datum) 24-09 1998 de Aanvullende Verzekeringsvoorwaarden SNS Spaarhypotheek Plus (..) van toepassing
(..)
Middels deze wijziging wordt (worden) verzekeringsnemer(s) in staat gesteld spaarpremies geheel of gedeeltelijk te beleggen in SNS Beleggingsfondsen. De spaarpremies zullen worden belegd zoals aangegeven door verzekeringsnemer(s) op het daartoe bestemde beleggingsformulier.
(..)
In afwijking van hetgeen vermeld op het oorspronkelijke polisblad of de daarna afgegeven polisaanhangsels zijn de verzekerde bedragen als volgt(..):
(..)
2. Verzekerd kapitaal bij leven: het spaarsaldo en/of beleggingssaldo op de einddatum; (..)”
In deze akte staat onder handtekening verzekeringsnemer:
“Voor handtekening zie bijgevoegd formulier”
2.4.
Op 1 augustus 2012 liep de looptijd van de levensverzekering (hierna: “kapitaalverzekering”) af en is zij tot uitkering gekomen. De afkoopwaarde van de daaraan gekoppelde beleggingen bedroeg bij het einde van de looptijd € 61.248,25. Dit bedrag is afgelost op de door SNS Bank verstrekte hypothecaire geldlening. De restschuld van de heer [eiser sub 1] aan SNS Bank bedroeg na aflossing € 30.503,05.
2.5.
De heer [eiser sub 1] heeft op 22 maart 2013 bij SNS Bank erover geklaagd dat het (volgens hem) gegarandeerde bedrag van de kapitaalverzekering van € 91.209,82 niet volledig is uitgekeerd. SNS Bank heeft deze klacht afgewezen.
2.6.
De heer [eiser sub 1] heeft vervolgens een klacht jegens SNS Bank ingediend bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (hierna: “KiFiD” ) met betrekking tot de weigering van SNS Bank om het (volgens hem) gegarandeerde bedrag op de kapitaalverzekering uit te keren. KiFiD heeft deze klacht op 7 oktober 2013 ongegrond verklaard (productie 3 bij dagvaarding).

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert, na vermindering van eis ter zitting, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zowel primair als subsidiair betaling door de Volksbank van een bedrag van € 30.503,05 ter zake van de hoofdsom, een bedrag van € 3.750,00 ter zake van betaalde rente en kosten, alsmede de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke handelsrente vanaf 26 november 2013, met veroordeling van de Volksbank in de kosten van de procedure.
3.2.
[eisers] baseert zijn vorderingen primair op een tekortkoming in de nakoming. Subsidiair stelt [eisers] dat sprake is van een onrechtmatige daad wegens het schenden van de zorgplicht. De vorderingen richten zich tegen de Volksbank, als rechtsopvolger van SNS Bank, omdat SNS Bank als intermediair c.q. bemiddelaar van UAP optrad. De feitelijke onderbouwing van zowel de primaire, als de subsidiaire vordering, komt, in de kern genomen, op het volgende neer. [eisers] stelt dat hij bij overeenkomst van 1 augustus 1990 overeengekomen is dat de uitkering uit de kapitaalverzekering bij het einde van de looptijd gegarandeerd fl. 201.000,00 zou bedragen. [eisers] betwist dat hij tussentijds aan SNS Bank de opdracht heeft verstrekt om de voorwaarden van de kapitaalverzekering te wijzigen, in die zin dat (a) de spaarpremie belegd zou worden en (b) de aan [eisers] bij het einde van de looptijd toekomende uitkering gelijk zou zijn aan het beleggingssaldo op die datum. De
Akte van wijziging Verzekeringsovereenkomst N.V. Levensverzekering Maatschappij NOGis weliswaar door de heer [eiser sub 1] ondertekend, maar heeft -onder meer- geen rechtskracht, omdat de heer [eiser sub 1] geen kapitaalverzekering bij NOG heeft afgesloten. De
Akte van wijziging Verzekeringsovereenkomst UAP-NieuwRotterdam Leven NVis niet door de heer [eiser sub 1] ondertekend. Subsidiair stelt [eisers] dat een, volgens die akten van wijziging vereist, beleggingsformulier ontbreekt. Daarin had [eisers] aan moeten geven, aan de hand van een door SNS Bank opgesteld beleggingsprofiel dat eveneens ontbreekt, dát hij wilde beleggen en op welke wijze. Bovendien, zo voert [eisers] aan, rustte op SNS Bank als professionele financiële dienstverlener een bijzondere zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de bank, indien een cliënt wenst te beleggen, vooraf naar behoren onderzoek moet doen naar de financiële mogelijkheden, de deskundigheid en de doelstellingen van een cliënt. Nu dat niet gebeurd is, heeft SNS Bank de op haar rustende zorgplicht geschonden.
3.3.
De Volksbank voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De centrale stelling van [eisers] ter onderbouwing van zijn vorderingen is, in de kern beschouwd, dat SNS Bank gebrekkig heeft gepresteerd, omdat zij de door [eisers] betaalde spaarpremies heeft belegd, waarbij de uitkering bij het einde van de looptijd van de kapitaalverzekering gelijk zou zijn aan het beleggingssaldo. De Volksbank heeft daartegen – onder meer – als verweer aangevoerd dat [eisers] niet zou hebben voldaan aan de op hem rustende klachtplicht ex artikel 6:89 BW. De rechtbank zal dit verweer, gelet op de mogelijk verstrekkende gevolgen daarvan, eerst behandelen.
Schending klachtplicht?
4.2.
Volgens de Volksbank ontving de heer [eiser sub 1] , in ieder geval vanaf 2005, jaaropgaven waarop zowel de hypotheek als de kapitaalverzekering staan vermeld. Uit die jaaropgaven is op te maken dat in het kader van de kapitaalverzekering wordt belegd. Er staat immers
“SNS Beleggingsfondsen”met daarachter de waarde per 31 december van de voorbije twee jaren. Wanneer [eisers] op dat moment had geklaagd, dan was het dossier van SNS Bank mogelijk completer geweest. [eisers] heeft echter eerst op 22 maart 2013 geklaagd. Door het te late klagen van [eisers] is de procespositie van de Volksbank verslechterd. De Volksbank kan door het tijdsverloop niet meer achterhalen waarom op de ene akte uit 1998 UAP als verzekeraar wordt weergegeven en op de andere akte NOG als verzekeraar vermeld wordt. Destijds, in 1998, werden de dossiers op de kantoren of op één plaatselijk centraal kantoor gearchiveerd. Vanaf 2001/2002 werd centraal gearchiveerd in Utrecht, maar – zo is in de loop van de tijd gebleken – niet alle dossiers zijn (meer) in Utrecht traceerbaar en/of overgebracht naar daar. Dat geldt ook voor het onderhavige dossier. De Volksbank kan nu niet meer achterhalen hoe bijvoorbeeld het gesprek met de heer [eiser sub 1] heeft plaatsgevonden om te komen tot beleggen, hoe de opdrachten tot beleggen zijn verstrekt en welke communicatie met de heer [eiser sub 1] daarover heeft plaatsgevonden.
4.3.
[eisers] betwist dat hij te laat heeft geklaagd. [eisers] stelt dat hij enkel jaaropgaven heeft ontvangen, waarop slechts de hypotheek vermeld wordt. [eisers] bestrijdt dat hij jaaropgaven heeft ontvangen waarop ook het beleggingssaldo van de kapitaalverzekering wordt vermeld. Om die reden verkeerde [eisers] in de veronderstelling dat de verzekeringsvoorwaarden niet door SNS Bank waren gewijzigd en dat hij bij het einde van de looptijd van de kapitaalverzekering een gegarandeerde uitkering van fl. 201.000,- zou ontvangen. [eisers] kwam eerst na uitkering van de kapitaalverzekering omstreeks 1 augustus 2012, erachter dat een restschuld overbleef. Hij heeft toen in ieder geval op 22 maart 2013 geklaagd en dat is tijdig, aldus [eisers]
4.4.
Bij de beantwoording van de vraag of tijdig is geklaagd over een gebrek in de prestatie, moet acht worden geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval, waaronder het nadeel als gevolg van het verstrijken van de tijd totdat tegen de afwijking is geprotesteerd, en in elk geval ook op de waarneembaarheid van de afwijking, de deskundigheid van partijen, de onderlinge verhouding van partijen, de aanwezige juridische kennis en de behoefte aan voorafgaand deskundig advies (HR 8 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9615). Enkel tijdsverloop is op zichzelf bezien onvoldoende voor het oordeel dat sprake is van het niet-tijdig klagen (vgl. HR 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4600). De strekking van de klachtplichtregeling van artikel 6:89 BW is om de schuldenaar te beschermen. In het kader van de afweging van de betrokken belangen van partijen is daarom van groot gewicht of de schuldenaar door het tijdsverloop in zijn belangen is geschaad.
4.5.
Wanneer een schuldenaar zich beroept op de rechtsgevolgen van de klachtplichtregeling van artikel 6:89 BW ligt het op de weg van de schuldeiser om te stellen en, bij betwisting, te bewijzen dat en wanneer hij heeft geklaagd over gebreken in de prestatie. Het is vervolgens aan de schuldenaar om te stellen en, bij betwisting, te bewijzen dat daarmee niet tijdig is geklaagd.
4.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eisers] eerst per brief van 22 maart 2013 jegens SNS Bank heeft geklaagd. De rechtbank zal daar dan ook vanuit gaan. De vraag die vervolgens ter beantwoording voorligt, is of [eisers] daarmee tijdig heeft geklaagd.
4.7.
De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat, indien [eisers] de jaaropgaven vanaf 2005 tot en met 2012, zoals die door de Volksbank zijn overgelegd, heeft ontvangen, hij uit die jaaropgaven moest, althans had kunnen opmaken dat de ter zake de kapitaalverzekering betaalde premies werden belegd. Op die jaaropgaven staat immers duidelijk vermeld “SNS Beleggingsfondsen” en daarachter het saldo per 31 december van de afgelopen twee jaren. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eisers] ook erkend dat hij op de jaaropgave 2008 had kunnen zien dat sprake was van een beleggingssaldo.
4.8.
De rechtbank is van oordeel dat de betwisting van [eisers] van de ontvangst van de jaaropgaven vanaf 2005 tot en met 2012 onvoldoende gemotiveerd is. De rechtbank betrekt daarbij dat [eisers] in de procedure op dit punt wisselende stellingen heeft ingenomen. [eisers] heeft de ontvangst van die jaaropgaven eerst tijdens de mondelinge behandeling betwist. Onder randnummer 28 van de inleidende dagvaarding heeft [eisers] echter het standpunt ingenomen dat hij vanaf 1990 steeds dezelfde jaaropgaven ontving, dat daarop alleen de hypothecaire geldlening stond vermeld en dat hij alle jaaropgaven direct aan zijn accountant doorzond. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eisers] echter verklaard dat hij alleen de jaaropgaven vanaf 1996 tot en met 2000 zou hebben ontvangen van SNS Bank. Die mededeling strookt niet, althans niet zonder nadere toelichting die ontbreekt, met de stellingname in de dagvaarding. Daar komt bij dat de Volksbank onweersproken heeft gesteld dat zij de jaaropgaven steeds naar het juiste adres van [eisers] heeft verzonden. Gelet op die omstandigheden gaat de rechtbank voorbij aan de betwisting door [eisers] en moet het ervoor gehouden worden dat [eisers] de jaaropgaven 2005 tot en met 2012 heeft ontvangen. Dat betekent dat [eisers] vanaf de ontvangst van de jaaropgave 2005 – in januari 2006 – bekend was, althans bekend had kunnen zijn met het feit dat betaalde spaarpremies door SNS Bank werden belegd. De Volksbank heeft gemotiveerd gesteld dat zij door het lange tijdverloop in haar belangen is geschaad en dat is niet weersproken door [eisers] Gelet op de hiervoor aangehaalde omstandigheden slaagt het beroep van de Volksbank op de schending van de klachtplicht door [eisers] dan ook.
4.9.
De slotsom is dan ook dat de vorderingen van [eisers] moeten worden afgewezen. Dat geldt niet alleen voor de primaire vordering nu deze is gebaseerd op een contractuele relatie, maar ook voor de subsidiaire ingestelde vordering uit hoofde van onrechtmatige daad. Immers, alleen in het geval een zuivere vordering uit hoofde van onrechtmatige daad wordt ingesteld, mist artikel 6:89 BW betekenis. In het onderhavige geval, waarbij de vordering, gelet op haar feitelijke onderbouwing, tevens op basis van een contractuele relatie beoordeeld kan worden, weert een succesvol beroep op artikel 6:89 BW ook de vordering uit hoofde van onrechtmatige daad af.
4.10.
De overige stellingen en weren van partijen behoeven, gelet op het voorgaande, geen verdere bespreking meer.
proceskosten
4.11.
[eisers] zal hoofdelijk als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Volksbank worden begroot op:
- griffierecht 2.042,00
- salaris advocaat
1.390,00(2,0 punten × tarief € 695,00)
Totaal € 3.432,00
nakosten
4.12.
De nakosten zullen worden begroot met inachtneming van het op de vonnisdatum geldende tarief.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van de Volksbank tot op heden begroot op € 3.432,00,
5.3.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2020. [1]

Voetnoten

1.type: CB