In deze zaak, die diende als kort geding, heeft de kantonrechter op 24 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [onderbewindgestelde], en [gedaagde], een besloten vennootschap. De procedure is gestart omdat [gedaagde] geen loonspecificaties heeft verstrekt aan [onderbewindgestelde], ondanks eerdere afspraken in een vaststellingsovereenkomst die op 13 januari 2020 was gesloten. In deze overeenkomst was onder andere vastgelegd dat de arbeidsovereenkomst op 31 mei 2020 zou eindigen en dat [gedaagde] het salaris van [onderbewindgestelde] tot die datum zou doorbetalen. Tevens was afgesproken dat [gedaagde] een beëindigingsvergoeding en een eindafrekening van vakantiegeld zou verstrekken.
De eiseres vorderde in kort geding dat [gedaagde] binnen twee dagen na betekening van het vonnis de loonspecificaties over de periode van 1 september 2019 tot en met 31 mei 2020 zou verstrekken, met een dwangsom van € 1.000,00 per dag bij niet-nakoming. De kantonrechter oordeelde dat het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening niet werd betwist door [gedaagde]. De rechter concludeerde dat de vorderingen van [onderbewindgestelde] in een bodemprocedure voldoende kans van slagen hadden, en dat [gedaagde] in gebreke was gebleven met het verstrekken van de benodigde informatie.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering van [eiseres] toegewezen, waarbij [gedaagde] werd veroordeeld om de gevraagde specificaties te verstrekken en een dwangsom van maximaal € 10.000,00 werd opgelegd. Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.061,50 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.