ECLI:NL:RBLIM:2020:9367

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
30 november 2020
Zaaknummer
C/03/273310 / HA ZA 20-51
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendom en erfdienstbaarheid van overbouw op perceel grond

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 25 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen RVE Vastgoed B.V. en drie gedaagden over de eigendom van een perceel grond en de daarop aanwezige overbouw. RVE, de eiseres, heeft op 13 oktober 2017 een bod uitgebracht op een perceel grond, dat op 9 november 2017 aan haar is geleverd. Dit perceel, kadastraal bekend als [kadasternummer 1], bevat een bedrijfspand dat deels op een aangrenzend perceel, kadastraal bekend als [kadasternummer 2], staat. De gedaagden zijn de eigenaren van dit aangrenzende perceel. RVE vordert dat de gedaagden de eigendom van de overbouw en een additionele strook grond aan haar overdragen, dan wel een erfdienstbaarheid vestigen ten gunste van RVE.

De rechtbank heeft vastgesteld dat RVE recht heeft op de overdracht van de overbouw, maar dat er onduidelijkheid bestaat over de exacte oppervlakte en waarde van de overbouw. De rechtbank heeft daarom een deskundige benoemd om deze aspecten te beoordelen. De vordering van RVE om een noodweg te vestigen is afgewezen, omdat RVE voldoende toegang heeft tot de openbare weg. De rechtbank heeft de verdere beslissing aangehouden, zodat partijen zich kunnen uitlaten over de benoeming van deskundigen.

De uitspraak is gedaan in het kader van civiel recht en betreft de toepassing van artikelen 5:54 en 3:13 van het Burgerlijk Wetboek, die betrekking hebben op eigendom en erfdienstbaarheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van RVE niet zodanig zwaar zijn dat de gedaagden verplicht zijn om de eigendom van de additionele strook over te dragen of een erfdienstbaarheid te vestigen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/273310 / HA ZA 20-51
Vonnis bij vervroeging van 25 november 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RVE VASTGOED B.V.,
gevestigd te Hilversum,
eiseres,
advocaat mr. J.J. Dingemans te 's-Hertogenbosch,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagden,
advocaat mr. B.M.M. Hepkema te Maastricht.
Partijen worden hierna RVE en [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] genoemd.
[gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] worden samen [gedaagden] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de akte overleggen producties 1 tot en met 17 van RVE,
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 16,
  • de rolbeslissing van 29 april 2020,
  • het B-16 formulier van RVE van 11 mei 2020,
  • het B-16 formulier van [gedaagden] van 11 mei 2020,
  • de conclusie van repliek tevens akte houdende wijziging van eis, met productie 18,
  • de conclusie van dupliek,
  • het B-16 formulier van RVE van 12 oktober 2020,
  • de brief van de rechtbank van 19 oktober 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
RVE heeft op 13 oktober 2017 een bod uitgebracht op het perceel grond gelegen te [plaats] , aan het [adres] , kadastraal bekend als [kadasternummer 1] , groot twaalf are en twintig centiare (verder: perceel [nummer 1] ).
Op 20 oktober 2017 gunt de verkoper van perceel [nummer 1] dit perceel aan RVE. De levering heeft plaatsgevonden op 9 november 2017. Sindsdien is RVE eigenaar van perceel [nummer 1] . Op perceel [nummer 1] staat een bedrijfspand dat zich deels - sinds 2009 - op het aangrenzende perceel, kadastraal bekend als [kadasternummer 2] (verder: perceel [nummer 2] ), bevindt.
2.2.
[gedaagden] zijn eigenaar van perceel [nummer 2] .
2.3.
In de verkoopbrochure van perceel [nummer 1] staat, geciteerd voor zover hier van belang (productie 12 bij conclusie van antwoord):
“(…)
Bijzonderheden Het object is overbouwd op kadastraal perceel [kadasternummer 2] . (niet behorende bij het geveilde). (…)”
2.4.
In de veilingvoorwaarden staat, geciteerd voor zover hier van belang (productie 13 bij conclusie van antwoord):
Veilingvoorwaarden met betrekking tot de veiling ingevolge artikel 3:268 en 3:254 van het Burgerlijk Wetboek van:
het perceel grond met het daarop staande bedrijfspand, staande en gelegen te [plaats] , aan het [adres] , kadastraal bekend [kadasternummer 1], groot twaalf are en twintig centiare, (…)
Algemene veilingvoorwaarden
Op deze openbare verkoop zijn van toepassing de Algemene Veilingvoorwaarden met Internetbieden 2015 (‘AVVI 2015’), (…)
BIJZONDERE VEILINGVOORWAARDEN
(…)
Bijzondere lasten, beperkingen en uitsluitingen
Artikel 16
(…)
5. Kadastrale grens
Een gedeelte van het bedrijfspand onderdeel uitmakende van het Registergoed is gelegen op het naastgelegen perceel kadastraal bekend [kadasternummer 2] . Er zijn geen zakelijke rechten bekend met betrekking tot deze grensoverschrijdende bebouwing.
2.5.
Partijen zijn sinds 27 oktober 2017 met elkaar in gesprek over de overbouw.
2.6.
Het gedeelte van het bedrijfspand dat zich op perceel [nummer 2] bevindt wordt aangeduid als Overbouw B en is in onderstaande tekening met geel ingetekend. Voor Overbouw B bevindt zich een strook grond (verder: de additionele strook) die eveneens gelegen is op perceel [nummer 2] . De additionele strook is op onderstaande tekening met oranje ingetekend. Overbouw B en de additionele strook worden gezamenlijk aangeduid als Overbouw A.

3.Het geschil

3.1.1.
Overbouw B wordt horizontaal nagetrokken met het bedrijfspand. De entree van het bedrijfspand bevindt zich op perceel [nummer 2] . RVE stelt dat [gedaagden] op grond van de artikelen 5:54 lid 1 BW en 3:13 BW gehouden is tot overdracht van dan wel het verlenen van een erfdienstbaarheid met betrekking tot Overbouw A. Artikel 3:13 BW strekt tot bescherming van de belangen van RVE, daar waar artikel 5:54 BW dat nalaat, aldus RVE. Dat Overbouw B zich op perceel [nummer 2] bevindt, kan niet aan RVE worden tegengeworpen, dit was immers reeds het geval toen zij het perceel [nummer 1] kocht. Overbouw A ziet op ongeveer 260 m², Overbouw B op ongeveer 114 m².
3.1.2.
[gedaagden] maken als eigenaar van perceel [nummer 2] misbruik van hun bevoegdheid door Overbouw A niet in eigendom aan RVE over te dragen en de toegang daartoe te weigeren. Als zij niet gehouden is tot overdracht van Overbouw A, dan is zij op grond van misbruik van bevoegdheid gehouden tot vestiging van een erfdienstbaarheid. Het belang van RVE bij overdracht van Overbouw A dan wel bij het vestigen van een erfdienstbaarheid weegt zwaarder dan het belang van [gedaagden] om de feitelijke situatie te handhaven. Het verplaatsen van de entree die door zijn collosale omvang een eyecatcher is, brengt hoge kosten met zich die niet in verhouding staan tot het overdragen van de eigendom dan wel de vestiging van een erfdienstbaarheid.
3.1.3.
RVE heeft recht op een noodweg over de additionele strook om een behoorlijke exploitatie van het erf te verzekeren. Daartoe is immers niet vereist dat het erf volstrekt is afgesloten. De aanwezigheid van de nooduitgangen maakt dit niet anders, omdat bij exploitatie middels de kleine nooduitgangen niet kan worden gesproken van behoorlijke exploitatie van het bedrijfspand. Het bedrijfspand is zo ingericht dat uitsluitend de imposante, meerdere verdiepingshoge ingang als hoofdingang is bestemd. Die ingang komt immers in het midden van het bedrijfspand uit, terwijl de zeer kleine zijingang uitkomt in een open kantoorruimte in het uiterste hoekje van het bedrijfspand. Een dergelijke ingang is niet representatief voor de klanten van RVE, aldus RVE
3.1.4.
Bij het berekenen van de schadeloosstelling moet uitgegaan worden van € 100,00 per m², waarmee aansluiting wordt gevonden bij de marktwaarde van bouwgrond in de omgeving. Sec gezien is de grond minder waard, nu [gedaagden] overbouw B en de additionele strook al jaren niet feitelijk gebruikt.
3.2.
RVE vordert dat de rechtbank - na wijziging eis - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
a. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt binnen vier weken na het te wijzen vonnis tot het voor hun rekening (waaronder te verstaan alle notariële en kadastrale kosten) aan RVE in eigendom overdragen van Overbouw A, zoals weergegeven op de als productie 5 overgelegde kaart, tegen een bedrag van € 26.000,00 (260 m² x € 100,00 per m²), althans tegen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, en voorts te bepalen dat, indien [gedaagden] weigeren mee te werken aan deze overdracht, het vonnis ex artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte notariële akte,
Subsidiair
b. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt binnen vier weken na het te wijzen vonnis tot het voor hun rekening (waaronder te verstaan alle notariële en kadastrale kosten) aan RVE in eigendom overdragen van Overbouw B, zoals weergegeven op de als productie 5 overgelegde kaart, tegen en bedrag van € 11.400,00 (114 m² x € 100,00 per m²), althans tegen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, en voorts te bepalen dat, indien [gedaagden] weigeren mee te werken aan deze overdracht, het vonnis ex artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte notariële akte,
c. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt binnen vier weken na het te wijzen vonnis tot het voor hun rekening (waaronder te verstaan alle notariële en kadastrale kosten) mee te werken aan het vestigen van een erfdienstbaarheid ten aanzien van de additionele strook ten gunste van RVE, zoals weergegeven op de als productie 5 overgelegde kaart, ertoe strekkende dat de entree van het Registergoed zonder beperkingen kan worden gebruikt, tegen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen schadeloosstelling, en voorts te bepalen dat, indien [gedaagden] weigeren mee te werken aan de vestiging van deze erfdienstbaarheid, het vonnis ex artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte notariële akte,
Meer subsidiair
d. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt binnen vier weken na het te wijzen vonnis tot het voor hun rekening (waaronder te verstaan alle notariële en kadastrale kosten) mee te werken aan het vestigen van een erfdienstbaarheid ten aanzien van Overbouw A ten gunste van RVE, zoals weergegeven op de als productie 5 overgelegde kaart, ertoe strekkende dat de entree van het Registergoed zonder beperkingen kan worden gebruikt, tegen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen schadeloosstelling, en voorts te bepalen dat, indien [gedaagden] weigeren mee te werken aan de vestiging van deze erfdienstbaarheid, het vonnis ex artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte notariële akte,
Meer, meer subsidiair
e. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt binnen vier weken na het te wijzen vonnis tot het voor hun rekening (waaronder te verstaan alle notariële en kadastrale kosten) aan RVE in eigendom over te dragen van Overbouw B, zoals weergegeven op de als productie 5 overgelegde kaart, tegen en bedrag van € 11.400,00 (114 m² x € 100,00 per m²), althans tegen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, en voorts te bepalen dat, indien [gedaagden] weigeren mee te werken aan deze overdracht, het vonnis ex artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte notariële akte,
f. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt binnen vier weken na het te wijzen vonnis tot het voor hun rekening (waaronder te verstaan alle notariële en kadastrale kosten) mee te werken aan een noodweg ex artikel 5:57 BW over de additionele strook ten gunste van RVE, ertoe strekkende dat de entree van het Registergoed zonder beperkingen kan worden gebruikt en voorts te bepalen dat, indien [gedaagden] weigeren mee te werken aan de vestiging van deze noodweg, het vonnis ex artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte notariële akte,
Meer, meer, meer subsidiair
g. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt binnen vier weken na het te wijzen vonnis tot het voor hun rekening (waaronder te verstaan alle notariële en kadastrale kosten) meewerken aan het vestigen van een erdienstbaarheid tot het handhaven van de bestaande toestand ten aanzien van Overbouw B ten gunste van RVE, zoals weergegeven op de als producte 5 overgelegde kaart, tegen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen schadeloosstelling, en voorts te bepalen dat, indien [gedaagden] weigeren mee te werken aan de vestiging van een erfdienstbaarheid, het vonnis ex artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte notariële akte,
h. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt binnen vier weken na het te wijzen vonnis tot het voor hun rekening (waaronder te verstaan alle notariële en kadastrale kosten) meewerken aan een noodweg ex artikel 5:57 BW over de additionele strook ten gunste van RVE, ertoe strekkende dat de entree van het Registergoed zonder bepekingen kan worden gebruikt en voorts te bepalen dat, indien [gedaagden] weigeren mee te werken aan de aanwijzing van deze noodweg, het vonnis ex artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte notariële akte,
Meer, meer, meer, meer subsidiair
i. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt binnen vier weken na het te wijzen vonnis tot het voor hun rekening (waaronder te verstaan alle notariële en kadastrale kosten) aan RVE in eigendom overdragen van Overbouw B, zoals weergegeven op de als productie 5 overgelegde kaart, tegen een bedrag van € 11.400,00 (114 m² x € 100,00 per m²), althans tegen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, en voorts te bepalen dat, indien [gedaagden] weigeren mee te werken aan deze overdracht, het vonnis ex artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte notariële akte,
Meest subsidiair
j. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt binnen vier weken na het te wijzen vonnis tot het voor hun rekening (waaronder te verstaan alle notariële en kadastrale kosten) meewerken aan het vestigen van een erfdienstbaarheid tot het handhaven van de bestaande toestand ten aanzien van Overbouw B ten gunste van RVE, zoals weergegeven op de als productie 5 overgelegde kaart, tegen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen schadeloosstelling, en voorts te bepalen dat, indien [gedaagden] weigeren mee te werken aan de vestiging van deze erdienstbaarheid, het vonnis ex artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte notariële akte,
Primair + subsidiair + meer subsidiair + meer, meer subsidiair + meer, meer, meer subsidiair + meer, meer, meer, meer subsidiair + meest subsidiair
k. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 925,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening,
l. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure, aan de zijde van RVE gevallen, te voldoen binnen veertien (14) dagen na dagtekening van dit vonnis en, voor het geval voldoening niet binnen veertien (14) dagen plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien (14) dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede [gedaagden] veroordeelt in de nakosten van
€ 157,00, ingeval van betekening te verhogen met € 82,00 en de explootkosten.
3.3.1.
[gedaagden] voeren verweer. De voormalig eigenaar van perceel [nummer 1] , [voormalig eigenaar] , en [gedaagden] zijn overeengekomen dat geen enkel recht meer te gelden kan worden gemaakt jegens [gedaagden] Dit is vastgelegd in een onderhandse akte van juli 2015.
Voorts hebben [gedaagden] aan de met executie belaste notaris op 12 oktober 2017 laten weten dat zij het wenselijk achten dat er op de veilingwebsite expliciet melding zou worden gemaakt van het bestaan van Overbouw B. Dit is ook gebeurd. RVE was dan ook bekend met de bestaande situatie en zij heeft willens en wetens een bod uitgebracht op perceel [nummer 2] . Daarmee is van goede trouw of gebrek aan wetenschap geen sprake.
3.3.2.
[gedaagden] zijn niet uit op afbraak van Overbouw B. Die eis zou onredelijk zijn, aldus [gedaagden] RVE kan zich toegang tot het bedrijfspand verschaffen via haar eigen perceel. Daar heeft zij de medewerking van [gedaagden] niet voor nodig.
De grond waarop Overbouw B staat, behoort in eigendom toe aan [gedaagden] op grond van artikel 5:20 lid 1 BW en wordt door RVE zonder recht of titel gebruikt. Artikel 5:54 kent haar begrenzing waar het geen gebouw of werk betreft, en heeft dan ook geen werking ten aanzien van de aan [gedaagden] in eigendom toebehorende additionele strook. Wat betreft Overbouw B is het aan RVE te bepalen of zij dat deel van perceel [nummer 1] waarop Overbouw B is gelegen overgedragen wenst te krijgen of dat zij kiest voor de vestiging van een erfdienstbaarheid tot handhaving van de bestaande toestand. Onduidelijk is wat de exacte perceeloppervlakte is waarop Overbouw B is gelegen. Bij het vaststellen van de vierkante meterprijs dienen alle omstandigheden, zoals de actuele situatie op het ontwikkelde business park, de actuele marktwaarde en het geldende bestemmingsplan met diverse exploitatiemogelijkheden, in acht te worden genomen. Niet valt in te zien waarom [gedaagden] gehouden is de notariële en kadastrale kosten te voldoen. Waarom moeten [gedaagden] de kosten voor het legaliseren van een situatie die zij niet in het leven heeft geroepen voor haar rekening nemen?
3.3.3.
Een beroep op misbruik van bevoegdheid kan er niet toe leiden dat de additionele strook in eigendom overgaat aan RVE of dat er ten behoeve van die strook een erfdienstbaarheid wordt gevestigd. Van misbruik is geen sprake. RVE wist bij aankoop van perceel [nummer 1] van het bestaan van Overbouw B en RVE kan zich via andere wegen dan door gebruikmaking van de additionele strook toegang tot het bedrijfspand verschaffen. RVE kan in de bestaande situatie via twee ingangen op haar eigen perceel het bedrijfspand betreden. Een noodweg in de zin van artikel 5:57 BW is niet aan de orde, daar RVE behoorlijk toegang heeft tot de openbare weg.
3.3.4.
De buitengerechtelijke kosten komen niet voor toewijzing in aanmerking, daar alleen [gedaagde sub 1] buiten rechte is aangeschreven. Voorts stellen [gedaagden] dat het bedrag van € 925,00 in geen enkele verhouding staat tot de verrichte werkzaamheden van RVE. De werkzaamheden kunnen het gevorderde bedrag niet dragen.
[gedaagden] verzoeken om RVE te veroordelen in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Afspraak met voormalig eigenaar van perceel [nummer 1]

4.1.
[gedaagden] stellen dat er afspraken zijn gemaakt met de voormalig eigenaar van perceel [nummer 1] , [voormalig eigenaar] . Voor zover [gedaagden] bedoelen dat op grond van die afspraken
de eigendomssituatie omtrent Overbouw B niet langer onderwerp van geschil kan zijn tussen [gedaagden] en RVE, oordeelt de rechtbank dat dit verweer niet kan slagen. Gesteld noch gebleken is dat derden aan de afspraken gemaakt tussen [gedaagden] en [voormalig eigenaar] - die staan in de ‘verklaring afstand van recht ex artikel 6:160 BW’ (productie 16 bij conclusie van antwoord) - gebonden zijn.
De op perceel [nummer 2] bevindende overbouw (Overbouw B)
4.2.
RVE stelt dat Overbouw B horizontaal in eigendom wordt natrokken met het bedrijfspand dat zich op perceel en [nummer 1] bevindt, en daarmee tot de eigendom van RVE behoort. Nu [gedaagden] dit niet betwisten neemt de rechtbank dit als vaststaand feit aan.
4.3.
[gedaagden] voeren geen verweer tegen de primair gevorderde overdracht van Overbouw B (randnummer 8.2.1. van de conclusie van antwoord). De rechtbank zal de gevorderde overdracht van Overbouw B dan ook toewijzen.
4.4.
Dat RVE gehouden is tot betaling van een bedrag aan schadeloosstelling staat tussen partijen niet ter discussie. Wel bestaat discussie op hoeveel vierkante meters van perceel [nummer 2] Overbouw B is gebouwd en over de waarde per vierkante meter. De rechtbank is van oordeel dat, nu iedere onderbouwing - in het licht van de betwisting van [gedaagden] - van het door RVE gestelde oppervlakte van (ongeveer) 114 m² en de waarde van € 100,00 per m² ontbreekt, een deskundige zich dient uit te laten over de grootte van het oppervlakte en de waarde per m². Partijen worden in de gelegenheid gesteld zich - indien mogelijk gezamenlijk - uit te laten over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n), over de persoon van de deskundige(n), over de aan de deskundige(n) te stellen vragen en over de maximaal acceptabele hoogte van het voorschot van de deskundige(n).
4.5.
Artikel 195 Rv bepaalt dat het voorschot ten laste van de eisende partij komt. De rechter kan in de omstandigheden van het geding aanleiding vinden het voorschot ten laste van de gedaagde partij te brengen. Van zulke omstandigheden is niet gebleken en het voorschot komt dan ook ten laste van RVE.
De additionele strook
4.6.
Op grond van artikel 5:54 lid 1 BW kan de eigenaar van een gebouw dat ten dele op het erf van een ander staat overdracht van het betrokken perceel gedeelte of vestiging van een erfdienstbaarheid vorderen. De werking van deze bepaling ziet op dat deel van het erf van de ander waarop, boven of onder de overbouw zich bevindt. De strekking van deze bepaling is om de bestaande onrechtmatige situatie ten aanzien van een overbouw te legaliseren. Met een overbouw wordt immers een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht dat rust op het perceel waarop, onder of boven deze zich bevindt. Artikel 5:54 lid 1 BW heeft niet tot doel het gebruik van de overbouw te maximeren. Nu Overbouw B niet gelegen is op de additionele strook biedt artikel 5:54 BW geen grondslag voor overdracht van of het vestigen van een erfdienstbaarheid ten behoeve van de additionele strook.
4.7.
Een beroep op 3:13 BW leidt er evenmin toe dat [gedaagden] ertoe worden gehouden de eigendom van de additionele strook over te dragen of een erfdienstbaarheid ten behoeve van perceel [nummer 1] te vestigen. Nog daargelaten of een beroep op artikel 3:13 BW in het geval als de onderhavige kan leiden tot de verplichting eigendom over te dragen dan wel een recht van erfdienstbaarheid te vestigen, zijn de belangen van RVE niet zodanig zwaar van gewicht dat gesproken kan worden van misbruik van bevoegdheid door [gedaagden] als zij de additionele strook niet willen overdragen of willen bezwaren met een recht van erfdienstbaarheid. Daarvoor is het eigendomsrecht te absoluut van karakter.
Noodweg
4.8.
Ingevolge artikel 5:57 BW kan de eigenaar van een erf dat geen behoorlijke toegang heeft tot een openbare weg van de eigenaar van het naburige erf te allen tijde aanwijzing van een noodweg ten dienste van zijn erf vorderen. Onder begrip ‘noodweg’ wordt verstaan ‘uitweg’. Dit recht van uitweg vloeit voort uit de noodtoestand bestaande uit onbereikbaarheid waarin het betrokken perceel zich bevindt doordat het is ingesloten. Gesteld noch gebleken is dat het perceel van RVE zodanig is ingesloten dat het aan een uitweg naar de openbare weg ontbreekt. Uit de door RVE overgelegde producties 5 en 6 bij dagvaarding blijkt dat perceel [nummer 1] aan de openbare weg is gelegen. Dat het bedrijfspand zo is ingericht dat de hoofdingang niet via de openbare kan worden bereikt, doet hier niet aan af. Het recht op noodweg is niet zo ruim dat het perceel van iedere zijde via de openbare weg bereikbaar moet zijn.
4.9.
Op grond van hetgeen onder 4.1. tot en met 4.8. is overwogen, komt de rechtbank tot afwijzing van het gevorderde onder a tot en met h.
4.10.
Gezien het bepaalde onder 4.4. houdt de rechtbank iedere verdere beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat partijen in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uitlaten op de rol van
23 december 2020(4 weken na datum vonnis) uit te laten over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n), over de persoon van de deskundige(n), over de aan de deskundige(n) te stellen vragen en over de maximaal acceptabele hoogte van het voorschot van de deskundige(n),
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.H. Hoofs en in het openbaar uitgesproken op
25 november 2020.
Type: KH