ECLI:NL:RBLIM:2020:9410

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
1 december 2020
Zaaknummer
8754664 CV 20-4353
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente in huurovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 25 november 2020, vorderde de eisende partij, C-MILL B.V., dat de gedaagde partij, NABOO B.V., werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.260,56, vermeerderd met wettelijke handelsrente en de kosten van het geding. De eisende partij stelde dat er een huurovereenkomst had bestaan voor een bedrijfsruimte in Heerlen, die inmiddels was ontbonden. Gedaagde had een huurachterstand van € 3.665,75 en was daarnaast € 594,81 aan buitengerechtelijke kosten verschuldigd. Gedaagde partij had na verkregen uitstel niet meer gereageerd op de vordering.

De kantonrechter oordeelde dat de vordering van de eisende partij, gezien het gebrek aan verweer van de gedaagde partij, als onvoldoende betwist moest worden toegewezen. De rechter stelde vast dat de wettelijke handelsrente-regeling, zoals vastgelegd in artikel 6:119a BW, niet van toepassing was op de buitengerechtelijke incassokosten. Daarom werd de wettelijke rente over deze kosten toegewezen vanaf de dag van dagvaarding. Gedaagde partij werd ook veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eisende partij op € 845,47 werden begroot.

Het vonnis werd uitgesproken door mr. R.H.J. Otto en verklaarde de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad, terwijl het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8754664 \ CV EXPL 20-4353
Vonnis van de kantonrechter van 25 november 2020
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
C-MILL B.V.,
gevestigd te Heerlen,
eisende partij,
gemachtigde P.M.F. Otten,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NABOO B.V.,
gevestigd Burg d Hessellepln 31,
6411 CH Heerlen,
gedaagde partij,
verschenen bij L. Klinkers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het verzoek om uitstel van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Eisende partij vordert - samengevat - gedaagde partij te veroordelen om aan eisende partij betalen de verschuldigde som ad € 4.260,56, te vermeerderen met wettelijke handelsrente en de kosten van het geding.
2.2.
Eisende partij stelt dat tussen partijen een huurovereenkomst heeft bestaan met betrekking tot de bedrijfsruimte met aanhorigheden, staande en gelegen te Heerlen aan de Jan Campertstraat 5 (ondernemershuis A) unit 23. De huurovereenkomst is thans ontbonden c.q. beëindigd.
2.3.
Gedaagde partij heeft een achterstand van € 3.665,75 laten ontstaan in haar huurbetalingsverplichting jegens eisende partij. Voorts stelt eisende partij dat gedaagde partij aan haar een vergoeding van € 594,81 voor buitengerechtelijke kosten inclusief btw verschuldigd is.
2.4.
Gedaagde partij heeft, na verkregen uitstel niet meer geantwoord. De vordering ten aanzien van de hoofdsom en de buitengerechtelijke incassokosten staat daarom als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen.
2.5.
Nu de wettelijke handelsrente-regeling ex artikel 6:119a BW niet van toepassing is op de buitengerechtelijke incassokosten, zal de kantonrechter de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over deze kosten vanaf de dag van dagvaarding toewijzen.
2.6.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 106,47
  • griffierecht € 499,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 845,47

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 4.260,56, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 3.665,75 en de wettelijke rente over € 594,81 vanaf 4 september 2020, een en ander tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij voorts in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 845,47,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC