5.1In het geval niet de kruimelgevallenregeling van toepassing is op grond artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2ᵒ, van de Wabo maar er wordt afgeweken op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3ᵒ, van de Wabo, dient ingevolge artikel 3.10, eerste lid, onder a, van de Wabo de zogenaamde uniforme openbare voorbereidingsprocedure te worden gevolgd. In dat geval is op basis van artikel 2.27 van de Wabo in combinatie met artikel 6.5, eerste lid, van het Bor tevens een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad vereist. Ingevolge artikel 6.5, derde lid, van het Bor kan de gemeenteraad categorieën gevallen aanwijzen waarin een verklaring niet is vereist.
6. De rechtbank overweegt (ambtshalve) over de bevoegdheid van verweerder om met toepassing van de kruimelgevallenregeling in dit geval een omgevingsvergunning te verlenen het volgende.
7. De rechtbank is op grond van de bouwtekeningen van oordeel dat er geen sprake is van de uitbreiding van een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in het Bor: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Blijkens de bouwtekeningen is er sprake van één hoofdgebouw dat tegen de zijdelingse perceelgrens wordt/is gebouwd. De jurisprudentie waar verweerder zich op heeft gebaseerd (vermeld in het advies van de Commissie voor de bezwaarschriften) heeft betrekking op de
uitbreidingvan een nog niet bestaand (hoofd)gebouw en op bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen). De rechtbank is van oordeel dat uit deze jurisprudentie niet kan worden afgeleid dat de kruimelgevallenregeling ook kan worden toegepast wanneer, zoals in dit geval, er geen sprake is van een aanvraag voor een (daadwerkelijke)
uitbreidingvan een hoofdgebouw maar er enkel een aanvraag is voor één (onsplitsbaar) hoofdgebouw.
8. Op grond van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet bevoegd was om in dit geval de omgevingsvergunning te verlenen met toepassing van de kruimelgevallenregeling. Het beroep is gegrond. Aangezien verweerder ter zitting heeft aangegeven dat als er van het bestemmingsplan afgeweken dient te worden op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3ᵒ, van de Wabo, in dat geval waarschijnlijk een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad is vereist, is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit moet worden vernietigd. De rechtbank volstaat vooralsnog met een vernietiging van het bestreden besluit en laat het aan verweerder over in hoeverre naar aanleiding van de heroverweging ook tot een herroeping van het primaire besluit dient te worden overgegaan.
9. Aan een bespreking van de overige beroepsgronden komt de rechtbank, gelet op het vorenstaande, niet toe.