In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 2 december 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, vertegenwoordigd door mr. A.J.L.J. Pfeil, vorderde ontruiming van de huurwoning van de huurder wegens ernstige overlast en bedreigingen die de huurder had geuit aan de verhuurder en andere bewoners. De huurder had een schriftelijke huurovereenkomst met de verhuurder en woonde sinds 1 juni 1998 in de woning. Tijdens de procedure werd duidelijk dat de huurder zich niet als een goed huurder had gedragen, zoals vereist in de huurovereenkomst. De huurder had in e-mails bedreigende taal gebruikt en aangegeven dat hij gevaarlijk gedrag overwoog, wat leidde tot angst bij de verhuurder en andere bewoners.
De kantonrechter oordeelde dat de huurder tekort was geschoten in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst en dat er sprake was van een onhoudbare situatie. De rechter benadrukte dat een huurder geen overlast mag veroorzaken en dat de belangen van de verhuurder in dit geval zwaarder wogen dan het woonbelang van de huurder. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van twee weken na betekening van het vonnis. De rechter wees ook de vorderingen van de verhuurder tot betaling van achterstallige huur en een voorschot op schade af, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De huurder werd veroordeeld in de proceskosten van de verhuurder.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de verhuurder het recht heeft om de ontruiming te laten uitvoeren zonder verdere vertraging, mocht de huurder niet voldoen aan de veroordelingen.