Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De beoordeling
- dagvaarding € 105,09
- griffierecht € 124,00
- salaris gemachtigde €
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 2 december 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen VGZ Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 204,25, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een zorgverzekeringsovereenkomst. De totale achterstand die door de eisende partij werd gesteld, bedroeg € 153,83, met een bijkomende wettelijke rente van € 2,02 tot 22 september 2020 en buitengerechtelijke kosten van € 48,40. De gedaagde partij heeft na een verzoek om uitstel niet meer gereageerd op de vordering.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldeed aan de vereisten van de wet en dat de gedaagde partij als consument wordt beschouwd. De rechter heeft geoordeeld dat er geen schending was van de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht. De kantonrechter heeft de acceptgirokosten van € 1,50 afgewezen wegens het ontbreken van een grondslag. De resterende hoofdsom van € 152,33 werd toegewezen, aangezien deze niet werd betwist door de gedaagde partij. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf de datum van dagvaarding, omdat de eisende partij niet had aangegeven vanaf welke datum de gedaagde in verzuim was.
De kantonrechter heeft ook de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat de eisende partij niet had aangegeven vanaf welke datum de gedaagde in verzuim was. De gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 265,09 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.