Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
S IBB,in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[naam onderbewindgestelde],
1.De procedure
2.De beoordeling
- dagvaarding € 102,96
- griffierecht € 124,00
- salaris gemachtigde €
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 2 december 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de onderlinge waarborgmaatschappij Centrale Zorgverzekeraars Groep, Zorgverzekeraar U.A. (hierna: CZ) en Bureau Inkomensbeheer B.V. (hierna: BIB q.q.). CZ vorderde betaling van een bedrag van € 465,27, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een zorgverzekeringsovereenkomst met een onderbewindgestelde. De totale achterstand die CZ stelde te hebben, bedroeg € 483,54, met een wettelijke rente van € 14,20 tot 8 oktober 2020 en buitengerechtelijke kosten van € 72,53. De kantonrechter oordeelde dat de dagvaarding voldeed aan de vereisten van de wet en dat BIB q.q. als consument werd beschouwd, waardoor de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht van toepassing waren. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van CZ niet voldoende werd betwist door BIB q.q. en dat de hoofdsom moest worden toegewezen. Echter, de kantonrechter kon niet vaststellen wanneer BIB q.q. in verzuim was, waardoor de buitengerechtelijke incassokosten niet konden worden toegewezen. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf de dag van dagvaarding. Uiteindelijk werd BIB q.q. veroordeeld tot betaling van € 378,54, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten van CZ, die op € 298,96 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.