5.4.Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank een onderzoek door een deskundige aangewezen. Er dient duidelijkheid te komen over de vraag of het onwil van de moeder betreft of onmacht al dan niet veroorzaakt door psychiatrische problematiek. Onduidelijk is hoe de psychische problemen van de moeder zich gaan ontwikkelen.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder om een deskundige te benoemen dan ook toewijzen. Aan het NIFP zal worden verzocht een deskundige voor te dragen, wellicht indien noodzakelijk door een dubbelrapportage van zowel een psychiater als een (neuro)psycholoog.
Door beide partijen en de raad zijn vragen, aan de te benoemen deskundige(n), ingediend. Na bestudering van deze vragen is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat hierin enerzijds veel overlap bestaat en anderzijds dat het suggestieve vragen zijn. De vragen van zowel de vader als de moeder worden grotendeels gedekt door de vragen die de raad heeft voorgesteld. De rechtbank zal derhalve die vragen, met enkele toevoegingen en aanpassingen, overnemen.
De rechtbank is van oordeel dat de navolgende vragen aan de deskundige(n) dienen te worden voorgelegd:
Hoe is de persoonlijkheid en het functioneren van de moeder te beschrijven?
- op basis van klinische impressies
- op basis van psychologisch testonderzoek
- eventuele aandachtspunten
In hoeverre is er sprake van psychiatrische problemen bij de moeder?
Is er sprake van malingering en in hoeverre is dat door een (neuropsychologisch) onderzoek vast te stellen, dan wel uit te sluiten?
Wat is er te zeggen over de relatie tussen de moeder en [minderjarige] ?
- op basis van klinische impressie
- eventueel op basis van de observaties tijdens de interactieobservaties
In hoeverre werken eventuele psychiatrische problemen belemmerend in het pedagogisch en affectief handelen ten opzichte van [minderjarige] ?
Wat zijn de pedagogische en affectieve mogelijkheden en beperkingen van de moeder in relatie tot [minderjarige] ?
- welk inzicht in de eigen pedagogische en affectieve mogelijkheden en beperkingen heeft de moeder?
- eventuele aandachtspunten
Hoe beleeft de moeder de relatie met [minderjarige] en welke factoren zijn van invloed op de relatie met [minderjarige] ?
- hierbij dient in ieder geval vader mee te worden genomen
Hoe worden de mogelijkheden en beperkingen van de moeder ingeschat om de omgang van het kind met de vader vorm te geven en te ondersteunen?
- eventuele aandachtspunten
Welke (contra)indicaties zijn er voor het opstarten van een omgangsregeling met de vader?
- welke positieve en negatieve gevolgen kan dit hebben op de ontwikkelingsgang van het kind op de korte en de langere termijn?
Is het opstarten van de omgangsregeling met de vader te realiseren dusdanig dat de huidige opvoedsituatie er niet onder lijdt, ofwel hoe kan dit vorm krijgen zodanig dat dit de ontwikkeling van [minderjarige] ten goede komt?
- is hierbij professionele begeleiding nodig, en zo ja, aan welke begeleiding wordt gedacht?
- is aan te geven op welke termijn de eventueel geïndiceerde hulp kan aanvangen
Wat zijn (contra)indicaties op het gebied van hulpverlening, begeleiding en behandeling?
- indien er indicaties zijn voor hulpverlening, begeleiding en behandeling: aan welke vorm wordt hierbij gedacht?
- op wie zou deze hulpverlening, begeleiding en behandeling gericht moeten zijn?
- wat zou de doelstelling van deze hulpverlening, begeleiding en behandeling moeten zijn?
- in hoeverre is de moeder in staat en bereid van hulpverlening te profiteren?
In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling van het kind en opvoeding van het kind door de ouder?
De rechtbank zal het NIFP verzoeken om uiterlijk 21 februari 2020 een of twee deskundige(n) voor te dragen die bereid is (zijn) de onderzoeksopdracht te aanvaarden en vervolgens de kosten van het onderzoek te begroten. Voor deze kosten zal, in beginsel, geen voorschot ten laste van partijen worden gebracht, nu beide partijen op toevoeging procederen (artikel 195 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Het voorschot zal, in beginsel, ten laste van ’s Rijks kas worden gebracht.
Definitieve beslissingen over de kosten voor de deskundige(n) zullen later worden genomen.
Voorts zal de rechtbank het NIFP verzoeken eventuele nadere of andere vragen te formuleren, indien dit in de ogen van het NIFP dan wel de voorgestelde deskundige(n) (meer) aangewezen is voor het onderzoek dat de rechtbank voor ogen staat. Indien meer of andere informatie nodig is dan uit deze beschikking blijkt, kan het NIFP de rechtbank schriftelijk om nadere gegevens (uit het dossier) vragen alvorens een deskundige(n) voor te stellen en nadere of andere vragen te formuleren. Nadat een deskundige is voorgedragen en eventuele nadere of andere vragen zijn geformuleerd, zal de rechtbank een beschikking wijzen met daarin het verzoek om een deskundigenbericht uit te brengen omtrent de in die beschikking op te nemen vragen.