ECLI:NL:RBLIM:2020:9597

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
C/03/251951/ HA ZA 18-332
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake verdeling van vermogen en belastingen in een civiele procedure

Op 2 december 2020 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een (tussen)vonnis uitgesproken in een civiele zaak met zaaknummer C/03/251951/ HA ZA 18-332. De zaak betreft een geschil tussen twee partijen, aangeduid als eiser in conventie en gedaagde in conventie, over de verdeling van vermogen en belastingen. De procedure is voortgevloeid uit eerdere vonnissen, waaronder een vonnis van 15 april 2020, waarin de rechtbank partijen had verzocht om inlichtingen te verstrekken over hun financiële situatie en de te benoemen deskundige voor de taxatie van een woning. De rechtbank heeft in dit vonnis de voorwaardelijke eiswijziging van gedaagde in conventie behandeld, waarbij deze haar eis heeft gewijzigd met betrekking tot de bewijsvoering van bankrekeningen en subsidies. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiswijziging niet kon worden besproken omdat de voorwaarde voor de eiswijziging niet was vervuld. De rechtbank heeft ook de waardering van het onderhanden werk en de belastingaangiften van beide partijen besproken, waarbij zij heeft bevolen dat beide partijen aanvullende informatie en stukken dienden over te leggen. De rechtbank heeft de verdere beslissingen aangehouden en partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de kosten van de deskundige en de belastingaangiften. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 december 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/251951 / HA ZA 18-332
Vonnis van 2 december 2020
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. S.C.H. Poelman,
tegen
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ,
wonende te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
nadat mr. M.P.M. Hogervorst zich heeft onttrokken, heeft mr. A.J.G. Bisscheroux zich gesteld.
Partijen worden hierna [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 9 september 2020,
- de antwoordakte uitlating na interlocutoir arrest van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voor de rol van 16 september 2020,
- de brief van deze rechtbank van 23 september 2020,
- de e-mail van deze rechtbank aan [makelaarskantoor] van 17 november 2020,
- de e-mails van [makelaarskantoor] van 18 en 20 november 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De voorwaardelijke eiswijziging

2.1.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft bij akte van 19 augustus 2020 haar eis gewijzigd, inhoudende dat zij haar eis als opgenomen onder r.o. 3.5. van het vonnis van 15 april 2020 vermeerderd, in dier voege dat de rechtbank bij vonnis [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt op straffe van verbeurte van een dwangsom:
I.
hetzij: aan te tonen middels verificatoire bescheiden dat de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] al 2 jaar voor de peildatum was opgeheven;
hetzij:
- bankafschriften betreffende die rekening in het geding te brengen, waaruit kan worden afgeleid (1) de mutaties in de 2 jaar voorafgaand aan en het saldo op de peildatum en (2) een eventuele onttrekking in de zin van art. 1:87 BW of benadeling in de zin van artikel 1:164 BW;
- daarbij te voegen een schriftelijke verklaring van de betreffende bank, waarin deze bevestigt dat die stukken een juiste en compleet beeld geven van de mutaties en saldo.
II.
hetzij: aan te tonen middels verificatoire bescheiden dat:
- voor wat betreft de bankrekeningen met de nummers [rekeningnummer 1] , [rekeningnummer 2] , [rekeningnummer 3] en [rekeningnummer 4] alle gehouden bij de Rabobank), die bankrekeningen al
2 jaar voor de peildatum waren opgeheven;
- voor wat betreft de subsidie weiland [naam] , de subsidie voordien is vervallen of uitgekeerd;
hetzij: in het geding te brengen:
- voor wat betreft de bankrekeningen met de nummers [rekeningnummer 1] , [rekeningnummer 2] , [rekeningnummer 3] en [rekeningnummer 4] alle gehouden bij de Rabobank):
- bankafschriften betreffende die rekeningen in het geding te brengen, waaruit kan worden afgeleid (1) de mutaties in de 2 jaar voorafgaand aan en het sado op de peildatum en (2) een eventuele onttrekking in de zin van artikel 1:87 BW of benadeling in de zin van artikel 1:164 BW;
- een schriftelijke verklaring van de betreffende bank, waarin deze bevestigt dat die stukken een juiste en compleet beeld geven van die mutaties en saldo;
- voor wat betreft de subsidie weiland [naam] : een verklaring van de desbetreffende instantie met betrekking tot de omvang en het moment en de wijze van uitkering.

3.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

De voorwaardelijke eiswijziging

3.1.
De eiswijziging is voorwaardelijk van aard, waarbij de voorwaardelijkheid gelegen is in het toestaan van het nemen van een conclusie door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . Nu het verzoek om een conclusie te mogen nemen bij beslissing van 23 september 2020 van deze rechtbank is afgewezen, is niet voldaan aan de voorwaarde voor de eiswijziging, en komt de rechtbank niet toe aan de bespreking hiervan.
Woning [naam]
3.2.
Bij vonnis van 15 april 2020 zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de te benoemen deskundige voor de taxatie van woning [naam] . [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verzoekt [naam makelaar] van [naam makelaarskantoor] te [vestigingsplaats 1] te benoemen (akte 10 juni 2020). [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] verzoekt [makelaarskantoor] te [vestigingsplaats 2] te benoemen (akte van 19 augustus 2020). Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de te benoemen deskundige. Nu [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in zijn akte van 16 september 2020 geen bezwaren naar voren heeft gebracht jegens [makelaarskantoor] , is de rechtbank voornemens deze deskundige te benoemen. De rechtbank heeft [makelaarskantoor] reeds verzocht de kosten voor de taxatie van woning [naam] - uitgaande van de vrije verkoopwaarde, vrij van huur en/of gebruiksrechten ter zake - te begroten, waarbij als peildatum voor de waardebepaling wordt aangenomen 19 juli 2016 (r.o. 4.4. van het vonnis 15 april 2020). [makelaarskantoor] heeft in haar e-mail van 20 november 2020 de kosten begroot op € 620,- inclusief BTW en inclusief NWWI-bijdrage. Partijen worden in de gelegenheid gesteld zich over de hoogte van de kosten van de deskundige bij akte uit te laten.
3.3.
Het voorschot van de kosten van de deskundige wordt, gezien de aard van de zaak, gelijkelijk over partijen verdeeld.
3.4.
De rechtbank houdt iedere beslissing omtrent woning [naam] aan.
(Spaar)gelden
3.5.1.
De rechtbank heeft in r.o. 4.5.11.1. van haar vonnis van 15 april 2020 overwogen dat zij iedere verdere beslissing omtrent de navolgende (spaar)rekening aanhoudt:
- de zakelijke rekening op naam van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] [rekeningnummer 1] € 25.901,28,
- de rekening op naam van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] [rekeningnummer 5] € 13.191,27,
- de gemeenschappelijke rekening [rekeningnummer 4] , opgeheven op 2 juni 2016,
- de gemeenschappelijke spaarrekening [rekeningnummer 6] , opgeheven op 22 maart 2016,
- de [rekeningnummer 7] (betaal- en spaarrekening) op naam van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .
3.5.2.
Ten aanzien van de zakelijke rekening op naam van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] [rekeningnummer 1] heeft de rechtbank geoordeeld dat deze tot de onderneming van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] behoort, dat deze bij de waardering van de onderneming dient te worden meegenomen (4.5.13.1. e.v. van het vonnis van 15 april 2020) en dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gehouden is tot betaling van de helft van dit bedrag aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] (r.o. 4.5.13.5. van het vonnis van 15 april 2020). Daarmee is over de toebedeling van de rekening en verdeling van het saldo dan ook reeds beslist bij vonnis van 15 april 2020.
3.5.3.
Het saldo op rekening [rekeningnummer 5] op de naam van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bedroeg op 19 juli 2016 € 13.191,27. Deze rekening wordt toebedeeld aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en voornoemd saldo dient bij helfte te worden gedeeld. Dit betekent dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gehouden is € 6.595,64 aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te voldoen.
3.5.4.
De gemeenschappelijke rekeningen met de nummers [rekeningnummer 4] en [rekeningnummer 6] zijn beide opgeheven voor de peildatum van 19 juli 2016 (r.o. 4.3. van het vonnis van 15 april 2020). Van toebedeling en/of verrekening kan dan ook geen sprake zijn.
3.5.5.
Wat betreft de spaar- en betaalrekening met nummer [rekeningnummer 7]
stelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] bij akte van 19 augustus 2020 dat het bedrag op voornoemde rekening
- € 663,38 bedraagt, verwijzend naar de bij deze akte overgelegde productie en productie 5 bij conclusie van dupliek in conventie. In de bij de akte overgelegde productie staat dat de spaarrekening gekoppeld aan [rekeningnummer 7] is opgeheven op 24 februari 2016. Nu de rekening is opgeheven voor de peildatum van 19 juli 2016 (r.o. 4.3. van het vonnis van 15 april 2020) behoeft (en kan) deze spaarrekening niet in de verdeling te worden betrokken. Productie 5 bij conclusie van dupliek in conventie betreft een bankafschrift met rekeningnummer [rekeningnummer 7] , waarop staat dat het saldo op die rekening
- € 663,38 bedraagt. De rechtbank begrijpt uit hetgeen in de akte van 19 augustus 2020 is gesteld dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] daarmee bedoelt dat op de betaalrekening op de peildatum - € 663,38 stond. Hoewel [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] eerder andere bedragen heeft genoemd (proces-verbaal van comparitie van 7 februari 2019), acht de rechtbank zich met de verklaring in de akte van
19 augustus 2020 voldoende ingelicht om tot het oordeel te kunnen komen dat het saldo op de betaalrekening op de peildatum - € 663,38 bedraagt.
De betaalrekening met rekeningnummer [rekeningnummer 7] wordt toebedeeld aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , en het saldo dient bij helfte te worden gedeeld. Dit betekent dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gehouden is € 331,69 aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te voldoen.
De eenmanszaak van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] - onderhanden werk
3.6.
Tussen partijen staat de waardering van het onderhanden werk ter discussie. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt dat uitgegaan kan worden van de per ultimo 2016 aanwezige balanswaarde van € 17.000,- (antwoord akte van 7 november 2018 en de conclusie van dupliek in conventie). [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt in de akte van 9 januari 2019 dat op de balans van 19 juli 2016 voor € 2.679,- aan debiteuren openstaan en dat het door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] gestelde bedrag niet reëel en volledig uit verhouding is.
3.7.
Bij vonnis van 15 april 2020 heeft de rechtbank [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bevolen inlichtingen te verstrekken over het onderhanden werk op de peildatum. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat het onderhanden werk ziet op een bedrag van € 11.810,51 exclusief btw (akte van 10 juni 2020). Als onderbouwing van dit bedrag verwijst hij naar de producties 2 tot en met 4 bij de akte van 10 juni 2020, bestaande uit het (ongedateerd) schrijven van zijn boekhouder, de op het onderhanden werk betrekking hebbende facturen en de rekeningafschriften van de rekening met bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] waarop de betalingen van het onderhanden werk zijn verricht.
3.8.
Uit de in r.o. 3.7. overgelegde informatie kan de rechtbank niet afleiden of het onderhanden werk in zijn geheel als winst uit onderneming kan worden aangemerkt. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dient op de voet van artikel 22 Rv deze nadere gegevens bij akte te verstrekken, waarna [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in de gelegenheid wordt gesteld te reageren op zowel de bij akte van 10 juni 2020 overgelegde stukken als op de nog door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te geven toelichting.
3.9.
De rechtbank houdt ieder oordeel omtrent het onderhanden werk aan.
Belastingen
Zijdens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]
3.10.1.
De rechtbank heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij vonnis van 15 april 2020 verzocht toe te lichten
welke concrete stukken met betrekking tot de belastingen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] nog in geding dient te brengen. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] nog de belastingaangifte 2015 en 2016 met de daarbij behorende teruggave dient te overleggen. Ook dient zij aan te geven wanneer zij teruggaven heeft ontvangen. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt in de akte van 16 september 2020 dat op grond van die twee halve pagina’s de berekeningen niet te volgen zijn.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt in de akte van 19 augustus 2020 dat zowel uit de aanslagen als de ZVW 2015 en 2016 blijkt dat verder niets te verdelen is. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft bij de akte van
19 augustus 2020 twee halve pagina’s van de aanslagen 2015 en 2016 overgelegd.
3.10.2.
De rechtbank is gebleken dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de aangifte 2016 alsook de aanslag 2016 reeds in geding heeft gebracht, en verwijst daarbij naar productie 2 bij ‘de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie tevens inhoudende aanvulling/vermeerdering eis in reconventie’ en de productie bij akte uitlating van
7 augustus 2019 van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . De aangifte 2015 is door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] reeds in geding gebracht met de overgelegde stukken op 25 september 2018.
3.10.3.
De rechtbank heeft hoewel in de akte van 19 augustus 2020 gesteld, de aanslagen ZVW 2015 en 2016 (Inkomsten afhankelijke bijdrage Zorgverzekeringwet) niet aangetroffen. Evenmin heeft zij de volledige aanslagen Inkomstenbelasting 2015 ontvangen. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] wordt op de voet van artikel 22 Rv bevolen deze stukken alsnog over te leggen. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] mag hier bij akte vervolgens op reageren.
3.10.4.
De rechtbank houdt iedere beslissing omtrent de belastingen zijdens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan.
Zijdens [eiser in conventie, verweerder in reconventie]
3.11.
De rechtbank heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (eveneens) bij vonnis van 15 april 2020 verzocht toe te lichten op welke datum en rekeningnummer de teruggave aanslag 2015 van € 7.954,- is ontvangen. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat dit bedrag op 19 juli 2016 ontvangen is op de zakelijke rekening van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] met rekeningnummer [rekeningnummer 1] (productie 5 bij de akte van
10 juni 2020), daarbij verwijzend naar productie 5 bij die akte, waaruit blijkt dat € 7.954,- door de belastingdienst is overgemaakt op voornoemd rekeningnummer onder vermelding van [kenmerk] ( [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ) op 19 juli 2016.
3.12.
De rechtbank heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op de voet van 22 Rv bevolen toe te lichten hoe de ZVW 2015, ZVW 2016 en de aanslag 2016 in relatie tot de onderneming van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] moet worden verdeeld. Bij dat bevel is verwezen naar productie 22 onder c ‘kapitaalsverloop dhr. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] per 19 juli 2016’ zoals overgelegd bij de conclusie van antwoord in reconventie tevens (voorwaardelijke) vermeerdering en wijziging eis.
3.13.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] verwijst in zijn akte van 10 juni 2020 naar de daarbij overgelegde producties 2 en 6. In productie 2 staat dat terugontvangen IB 2015 van € 7.964,- en de terugontvangen premie ZWV 2015 van € 650,- integraal onderdeel uitmaken van de waarde van het ondernemingsvermogen. Productie 6 bestaat uit het kapitaalverloop en de balans per 19 juli 2016, ZWV 2015, ZVW 2016 en de aanslag 2015.
3.14.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt in de akte van 19 augustus 2020 slechts bekend te zijn met de IB 2015 en de ZVW 2015.
3.15.
De rechtbank is gebleken dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet (expliciet) in de gelegenheid is gesteld te reageren op door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] overgelegde stukken. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] wordt hiertoe, als in het dictum bepaald, alsnog in de gelegenheid gesteld.
3.16.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
Woning [naam]
4.1.
stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in de gelegenheid om zich bij akte op de rol van
30 december 2020uit te laten over de hoogte van de kosten van de deskundige,
De eenmanszaak van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] – onderhanden werk
4.2.
beveelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op voet van artikel 22 RV toe te lichten of het onderhanden werk in zijn geheel als winst uit onderneming dient te worden aangemerkt, en verwijst de zaak hiertoe voor akte naar de rol van
30 december 2020. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] wordt vervolgens in de gelegenheid gesteld hierop, als op de bij akte van 10 juni 2020 door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] overgelegde stukken, te reageren bij akte vier weken nadat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de toelichting heeft gegeven,
Belastingen zijdens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]
4.3.
beveelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op voet van artikel 22 Rv de aanslagen ZVW 2015 en 2016 alsook de aanslag Inkomstenbelasting 2015 over te leggen, en verwijst de zaak hiertoe voor akte naar de rol van
30 december 2020. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wordt vervolgens in de gelegenheid gesteld hierop bij akte te reageren vier weken nadat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] deze stukken heeft overgelegd,
Belastingen zijdens [eiser in conventie, verweerder in reconventie]
4.4.
stelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in de gelegenheid bij akte van
30 december 2020op de stukken als door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij akte van 10 juni 2020 in geding gebracht te reageren,
4.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.H. Hoofs en in het openbaar uitgesproken.