ECLI:NL:RBLIM:2020:9714

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
8897146 CV EXPL 20-5913
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning wegens ernstige tekortkomingen in de huurovereenkomst door brandgevaarlijk gedrag van de huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter op 9 december 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Wonen Limburg en [gedaagde], die optreedt als bewindvoerder van [onderbewindgestelde]. Wonen Limburg vorderde ontruiming van de woning van [onderbewindgestelde] vanwege ernstige tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst. De huurder had herhaaldelijk brandgevaarlijke situaties gecreëerd door onveilig gebruik van een ethanolkacheltje, wat leidde tot meerdere incidenten in november 2020. Ondanks waarschuwingen van Wonen Limburg bleef de huurder onverantwoordelijk handelen, wat resulteerde in een onveilige situatie voor hemzelf en zijn medebewoners.

De kantonrechter oordeelde dat de huurder in ernstige mate tekort was geschoten in zijn verplichtingen als huurder. De rechter achtte het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen aanwezig, gezien de herhaalde incidenten en de risico's voor de veiligheid van anderen. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van zeven dagen na betekening van het vonnis. De kantonrechter wees ook de gevorderde machtiging af, omdat de wettelijke bevoegdheden van de deurwaarder voldoende werden geacht. De kosten van het geding werden toegewezen aan de gedaagde partij, die grotendeels in het ongelijk was gesteld.

Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders om zich als goede huurders te gedragen en de risico's van hun handelen te erkennen, vooral in situaties die de veiligheid van anderen in gevaar kunnen brengen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8897146 CV EXPL 20-5913
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 9 december 2020
in de zaak van:
de stichting STICHTING WONEN LIMBURG,
gevestigd te Roermond,
eisende partij,
gemachtigde: mr. W.A. Kempe.
tegen
[gedaagde]vennoot van
[handelsnaam], in zijn hoedanigheid als bewindvoerder over de goederen van
[onderbewindgestelde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. C. Mohr.
Partijen worden hierna Wonen Limburg, [gedaagde] en [onderbewindgestelde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 november 2020 met producties 1 tot en met 25;
  • een brief van 1 december 2020 van mr. W.A. Kempe met productie 26;
  • de mondelinge behandeling op 3 december 2020 en de pleitnota van mr. Mohr.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Wonen Limburg heeft aan [onderbewindgestelde] met ingang van 1 november 2011 een woning verhuurd aan het adres [adres] te [woonplaats] . Bij het aangaan van de huurovereenkomst heeft [onderbewindgestelde] een gedragsaanwijzing ondertekend die kort gezegd ziet op de goede omgang met en het onderhoud van de woning en de daarbij behorende gemeenschappelijke ruimtes en het niet veroorzaken van overlast voor omwonenden.
2.2.
Bij beschikking van 4 november 2020 (zaaknummer 8800903 BM VERZ 20-4554) van de kantonrechter te Maastricht zijn de goederen van [onderbewindgestelde] onder bewind gesteld. Als bewindvoerder is toen [gedaagde] benoemd.
2.3.
Op 29 maart 2017 heeft [onderbewindgestelde] een tweede gedragsaanwijzing ondertekend. [onderbewindgestelde] heeft daarmee toegezegd dat hij - kort gezegd - geen overlast (ruzie met bezoek, auto parkeren op de stoep) veroorzaakt.
2.4.
Bij brief van 24 juli 2019 is [onderbewindgestelde] aangezegd om twee illegale bouwsels vóór 1 oktober 2019 af te breken. Het ging om een volière (waarin hij tien kippen, een haan, andere vogels en konijnen hield) en een ander bouwsel, waar [onderbewindgestelde] zijn dochter liet overnachten. Op 12 augustus 2019 ontving Wonen Limburg een brief ondertekend door diverse omwonenden van het appartementencomplex met klachten over de door [onderbewindgestelde] gehouden dieren en het illegaal dumpen of voortijdig aanbieden van afvalzakken.
2.5.
Bij brief van 15 oktober 2020 heeft Wonen Limburg [onderbewindgestelde] aangezegd dat [onderbewindgestelde] het door hem in de algemene berging geplaatste afval vóór 22 oktober 2020 diende te verwijderen.
2.6.
Op 10 november 2020 zijn de hulpdiensten moeten uitrukken in verband met een vermeende brand in het appartement van [onderbewindgestelde] . Bij aankomst bleek dat [onderbewindgestelde] petroleum in een ethanolkacheltje had gedaan, met veel rookontwikkeling als gevolg.
Tijdens een bezoek van medewerkers van Wonen Limburg aan [onderbewindgestelde] heeft [onderbewindgestelde] verklaard dat hij het kacheltje gebruikte om zijn woning te verwarmen omdat de gas- en elektravoorzienig was afgesloten. De medewerkers van Wonen Limburg hebben [onderbewindgestelde] toen dringend verzocht het ethanolkacheltje niet meer te gebruiken.
2.7.
Op 14 november 2020 is er brand in de ethanol kachel ontstaan. [onderbewindgestelde] had het kacheltje laten branden, een natte handdoek bovenop het kacheltje gelegd en heeft toen het appartement verlaten. De brandweer moest ter plaatse komen om de brand te blussen. Bij brief van 14 november 2020 heeft Wonen Limburg [onderbewindgestelde] medegedeeld dat hij per direct met het maken van open vuur in de woning moest stoppen en dat [onderbewindgestelde] aansprakelijk zou worden gehouden voor de schade.
2.8.
Bij brief van 15 november 2020 heeft [onderbewindgestelde] aangegeven de situatie met het kacheltje te hebben onderschat, maar dat de verkoper [onderbewindgestelde] had gezegd dat het kacheltje veilig was.
2.9.
Op 16 november 2020 zijn er op door de overbuurman van [onderbewindgestelde] gemaakte camera beelden met zicht op de woning van [onderbewindgestelde] schijnsels van vlammen te zien op de begane grond en de bovenverdieping van de woning van [onderbewindgestelde] .
2.10.
Op diezelfde datum ontving Wonen Limburg een verzoek van de buurvrouw van [onderbewindgestelde] om andere woonruimte. Zij maakt zich ernstig zorgen over haar veiligheid en die van haar vierjarige dochter, omdat er al voor de tweede keer brand in de woning van [onderbewindgestelde] is geweest.
2.11.
Op 18 november 2020 vindt een melding plaats in verband met brand / rookontwikkeling in de achtertuin van de woning van [onderbewindgestelde] . Door politie werd in de achtertuin een barbecue aangetroffen met daarin resten papier.
2.12.
Wonen Limburg heeft [onderbewindgestelde] via haar gemachtigde bij brief van 19 november 2020 laten weten dat zij de huurovereenkomst wenst te beëindigen.
2.13.
Op 27 november 2020 stond de scootmobiel van [onderbewindgestelde] , die geparkeerd stond voor zijn woning, in brand.

3.Het geschil

3.1.
Wonen Limburg vordert bij wijze van onmiddellijke voorziening, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] (in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [onderbewindgestelde] ) te veroordelen om binnen 48 uren na betekening van het vonnis de woning aan de [adres] te [woonplaats] , te ontruimen en ter beschikking te stellen aan Wonen Limburg;
2. [gedaagde] (in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [onderbewindgestelde] ) te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
Wonen Limburg heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [onderbewindgestelde] ernstig te kort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door, ondanks waarschuwingen, opnieuw meerdere keren een brandgevaarlijke situatie te laten ontstaan met kans op letsel voor zichzelf, zijn medebewoners en schade aan het woning en wooncomplex. Hij heeft zich daardoor niet als goed huurder gedragen en gehandeld in strijd met de huurovereenkomst en de daarbij behorende algemene voorwaarden.
3.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd. [onderbewindgestelde] had niet de intentie brand te stichten. Omdat hij was afgesloten van het gas- en elektriciteitsnetwerk was hij aangewezen op het ethanolkacheltje om zijn woning toch in enige mate te verwarmen. Dat dit fout is gegaan berust op een ongeluk. Het is [onderbewindgestelde] nu duidelijk dat hij het kacheltje niet meer moet gebruiken. Het kacheltje heeft hij naar het stort gebracht. Verder is hij doende zijn financiële situatie op orde te krijgen, zodat hij weer toegang heeft tot gas en elektra. Hiermee is het gevaar geweken volgens [onderbewindgestelde] .

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter overweegt ten eerste dat zij het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen aanwezig acht, gelet op de door Wonen Limburg gestelde incidenten.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [onderbewindgestelde] in ernstige mate is tekort geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Er is immers tot twee- en waarschijnlijk driemaal toe in kort tijd - op 10, 14 en 16 november 2020 - een brandgevaarlijke situatie ontstaan die te wijten is aan onverantwoord handelen van [onderbewindgestelde] . [onderbewindgestelde] heeft onvoldoende besef getoond in de gevaren die zijn handelwijze met zich bracht. Dit vormt een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. [onderbewindgestelde] heeft zich daardoor niet als goed huurder gedragen.
4.3.
De onveilige situatie die op 10 november 2020 is ontstaan, is ontstaan omdat [onderbewindgestelde] petroleum in de ethanolkachel had gedaan. Uit de rapportage van de brandweer blijkt dat petroleum niet geschikt is voor een ethanolkachel.
4.4.
Medewerkers van Wonen Limburg hebben vervolgens de woning op 11 november 2020 bezocht. Deze medewerkers hebben [onderbewindgestelde] toen het dringende advies gegeven om het kacheltje niet meer te gebruiken. Dit volgt uit het verslag wat van dit bezoek is gemaakt door Wonen Limburg. De kantonrechter ziet geen reden aan de juistheid van dit verslag te twijfelen, echter ook als [onderbewindgestelde] niet uitdrukkelijk zou zijn gewaarschuwd had [onderbewindgestelde] zich bewust moeten zijn van de gevaren van het verwarmen van zijn woning met de ethanolkachel.
4.5.
[onderbewindgestelde] heeft de ernst van de situatie echter in het geheel niet ingezien. [onderbewindgestelde] heeft immers het kacheltje op 14 november 2020 weer gebruikt en zelfs onbeheerd achtergelaten met een handdoek daarop, waardoor brand is ontstaan. Pas bij brief van
15 november 2020 geeft [onderbewindgestelde] toe dat hij de veiligheidsrisico’s van het kacheltje heeft onderschat, maar eerder had nooit iemand tegen [onderbewindgestelde] gezegd dat het kacheltje onveilig zou zijn. Volgens de verkoper was het kacheltje veilig, aldus [onderbewindgestelde] . De kantonrechter leidt uit deze laatste reactie van [onderbewindgestelde] af dat hij (nog steeds) onvoldoende besef heeft van de ernst van hetgeen is gebeurd en oorzaken niet bij zichzelf zoekt. Dat blijkt ook uit het gegeven dat hij nadien de kacheltje op 16 november 2020 weer heeft gebruikt. Uit de camerabeelden is immers het schijnsel van vlammen/vuur te zien op de begane grond en bovenverdieping.
4.6.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat een bodemrechter deze tekortkomingen zodanig ernstig zal oordelen dat hij naar alle waarschijnlijkheid de huurovereenkomst zal ontbinden. Hetgeen [onderbewindgestelde] daartegenin heeft gebracht leidt niet tot aan ander oordeel.
4.7.
Dat [onderbewindgestelde] is afgesloten van het gas- en elektriciteitsnetwerk is een onwenselijke situatie, maar deze vormt geen rechtvaardiging van het verwarmen van de woning op zodanige wijze dat er brandgevaar ontstaat. Verder is het de verantwoordelijkheid van [onderbewindgestelde] om te zorgen dat hij zijn rekeningen betaalt en afsluiting voorkomen wordt.
4.8.
Een ontruiming zal [onderbewindgestelde] mogelijk in grote problemen brengen. Het belang van [onderbewindgestelde] om de woning te kunnen blijven bewonen weegt niet op tegen het belang van Wonen Limburg voor haar eigendommen en het belang van de omwonenden bij een ongestoorde, veilige woonrust. [onderbewindgestelde] is immers niet dan wel lastig te corrigeren. In het verleden hebben de gedragsaanwijzingen niet (voldoende) gewerkt en ook bij deze ernstige situatie blijft [onderbewindgestelde] volharden in zijn ontoelaatbare gedrag. Wonen Limburg heeft daarbij onweersproken gesteld dat het niet aannemelijk is dat op korte termijn een oplossing gevonden worden voor de financiële problemen met de netwerk beheerder vanwege de hoogte van de schuld die ettelijke duizenden euro’s bedraagt. Daarmee is de kans dat [onderbewindgestelde] weer op een onveilige manier zijn woning probeert te verwarmen aanwezig. [onderbewindgestelde] heeft verder aangegeven niet vaak in de woning te verblijven, doch bij zijn partner in Duitsland te verblijven. Hij heeft dus alternatieve woonruimte, in elk geval de mogelijkheid om een tijdelijke periode waarin hij geen woning heeft te overbruggen.
4.9.
Vooruitlopend op een eventuele procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst, wordt de vordering tot ontruiming toegewezen. De termijn waarbinnen dit dient te gebeuren wordt op zeven dagen na betekening van dit vonnis gesteld. De gevorderde machtiging wordt afgewezen. De in de wet (art. 555 e.v. Rv) aan de deurwaarder verleende bevoegdheden worden toereikend geacht, zodat Wonen Limburg bij een afzonderlijke machtiging geen belang heeft.
4.10.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld
tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van Weller Wonen tot op heden begroot op:
- dagvaarding € 100,89
- griffierecht € 124,00
- salaris gemachtigde
€ 720,00
Totaal: € 944,89
4.11.
[gedaagde] zal in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [onderbewindgestelde] op na te melden wijze in de nakosten worden veroordeeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [onderbewindgestelde] om de gehuurde woonruimte, gelegen aan de [adres] binnen een termijn van zeven dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle goederen en al de personen die zijdens [onderbewindgestelde] in de voormelde woning verblijven en deze woning ter vrije en algehele beschikking te stellen van Wonen Limburg op te leveren;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder in de proceskosten, aan de zijde van Wonen Limburg tot op heden begroot op € 944,89;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [onderbewindgestelde] onder de voorwaarde dat hij niet binnen twee weken na aanschrijving door Wonen Limburg volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 120,-, aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.4.
verklaart de onderdelen 5.1 tot en met 5.3 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
BM