Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- dagvaarding € 105,09
- griffierecht € 124,00
- salaris gemachtigde
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 9 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INTERNATIONAL CARD SERVICES B.V. (hierna: ICS) en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De procedure volgde op een dagvaarding van 8 juni 2020, waarbij ICS vorderde dat de gedaagde partij een bedrag van € 500,00 zou betalen, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vordering was gebaseerd op een creditcardovereenkomst, waarbij de gedaagde partij in gebreke was gebleven met de betaling van het openstaande saldo van € 898,65. Ondanks diverse aanmaningen had de gedaagde partij slechts een deel van het bedrag, € 300,00, betaald, waardoor er nog een saldo van € 786,78 resteerde. ICS had de vordering ter incasso uit handen gegeven en vorderde ook buitengerechtelijke incassokosten van € 163,10 en wettelijke rente van € 25,03.
De gedaagde partij erkende de vordering, maar voerde aan dat hij vanwege zijn financiële situatie het bedrag niet ineens kon betalen. Hij had geprobeerd een betalingsregeling te treffen, maar ICS ging hier niet mee akkoord. De kantonrechter oordeelde dat betalingsonmacht in de risicosfeer van de gedaagde partij ligt en dat hij niet ontslagen kan worden van zijn betalingsverplichtingen. De kantonrechter wees de vordering van ICS toe, inclusief de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en veroordeelde de gedaagde partij in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.