ECLI:NL:RBLIM:2020:9825

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
11 december 2020
Zaaknummer
8579922 CV EXPL 20-2729
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit hoofde van een creditcardovereenkomst met erkenning van de vordering door de gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 9 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INTERNATIONAL CARD SERVICES B.V. (hierna: ICS) en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De procedure volgde op een dagvaarding van 8 juni 2020, waarbij ICS vorderde dat de gedaagde partij een bedrag van € 500,00 zou betalen, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vordering was gebaseerd op een creditcardovereenkomst, waarbij de gedaagde partij in gebreke was gebleven met de betaling van het openstaande saldo van € 898,65. Ondanks diverse aanmaningen had de gedaagde partij slechts een deel van het bedrag, € 300,00, betaald, waardoor er nog een saldo van € 786,78 resteerde. ICS had de vordering ter incasso uit handen gegeven en vorderde ook buitengerechtelijke incassokosten van € 163,10 en wettelijke rente van € 25,03.

De gedaagde partij erkende de vordering, maar voerde aan dat hij vanwege zijn financiële situatie het bedrag niet ineens kon betalen. Hij had geprobeerd een betalingsregeling te treffen, maar ICS ging hier niet mee akkoord. De kantonrechter oordeelde dat betalingsonmacht in de risicosfeer van de gedaagde partij ligt en dat hij niet ontslagen kan worden van zijn betalingsverplichtingen. De kantonrechter wees de vordering van ICS toe, inclusief de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en veroordeelde de gedaagde partij in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8579922 CV EXPL 20-2729
Vonnis van de kantonrechter van 9 december 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERNATIONAL CARD SERVICES B.V.,
gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudend te Diemen,
eisende partij,
gemachtigde Jongejan & Wisseborn gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde partij],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna ICS en [gedaagde partij] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 juni 2020
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen bestaat een creditcardovereenkomst.
2.2.
Op de overeenkomst zijn de Algemene Card-voorwaarden ANWB van toepassing.
2.3.
[gedaagde partij] heeft de met de creditcard opgenomen bedragen niet (tijdig) terugbetaald.

3.Het geschil

3.1.
ICS stelt dat [gedaagde partij] tekort is geschoten in te nakomen van de tussen partijen gesloten creditcardovereenkomst. Ondanks diverse aanmaningen is [gedaagde partij] in gebreke gebleven met tijdige en volledige betaling van het openstaande saldo ad € 898,65. ICS zag zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven en heeft daarom buitengerechtelijke incassokosten ad € 163,10 (inclusief B.T.W.) moeten maken die, evenals de verschenen wettelijke rente ad € 25,03, op grond van de wet voor rekening van [gedaagde partij] komen. Voorafgaande aan de dagvaarding heeft [gedaagde partij] een bedrag van € 300,00 betaald zodat thans nog € 786,78 voldaan dient te worden. Om haar kosten te beheersen beperkt ICS haar vordering tot € 500,00 waarbij zij haar rechten met betrekking tot het resterende deel van de vordering reserveert.
3.2.
Op bovenstaande grond vordert ICS om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde partij] te veroordelen om aan haar te betalen € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over € 500,00 vanaf de dag van de dagvaarding, tot aan de dag van de algehele voldoening met veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten.
3.3.
[gedaagde partij] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde partij] erkent de vordering en de grondslag waarop deze berust maar voert aan dat hij, wegens zijn huidige financiële situatie, het verschuldigde bedrag niet ineens kan betalen. Hij stelt dat hij na datum dagvaarding geprobeerd heeft een betalingsregeling te treffen. ICS is echter niet akkoord gegaan met zijn voorstel. Desondanks heeft [gedaagde partij] na datum dagvaarding € 60,00 (2 x € 30,00) betaald. De betalingsoverzichten heeft [gedaagde partij] bij zijn conclusie van antwoord gevoegd.
4.2.
Voor zover [gedaagde partij] een beroep heeft willen doen op financieel onvermogen c.q. betalingsonmacht, geldt dat betalingsonmacht in zijn risicosfeer ligt. Betalingsonmacht ontslaat hem niet van zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van de creditcardovereenkomst.
4.3.
Ten aanzien van de stelling dat ICS weigert om een betalingsregeling te treffen, geldt dat een schuldeiser niet kan worden verplicht om met zijn schuldenaar een betalingsregeling aan te gaan (artikel 6:29 van het Burgerlijk Wetboek).
4.4.
Gelet op bovenstaande en gezien de erkenning van de vordering door [gedaagde partij] zal de vordering van ICS ad € 500,00 en de daarover gevorderde wettelijke rente vanaf datum dagvaarding worden toegewezen met dien verstande dat de kantonrechter - gelet op de beperking van de vordering tot € 500,00, waarbij ICS niet aangeeft of die vordering op de hoofdsom ziet of (ook) op buitengerechtelijke kosten en rente - zich (toch en volledigheidshalve) dient te buigen over de gevorderde verschenen rente en de buitengerechtelijke kosten.
4.5.
De door ICS gevorderde verschenen rente ad € 25,03 is door [gedaagde partij] niet betwist zodat ICS hierop aanspraak kan maken.
4.6.
Ter zake van de vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten vordert ICS
€ 163,10 inclusief B.T.W. Ten aanzien van deze kosten wordt vastgesteld dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Het door ICS aan [gedaagde partij] op 10 mei 2019 verzonden aanmaning voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief zodat hierop inderdaad aanspraak bestaat.
4.7.
[gedaagde partij] , zal als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van ICS worden begroot op:
  • dagvaarding € 105,09
  • griffierecht € 124,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 373,09

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om aan ICS te betalen een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding (zijnde 8 juni 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de kosten van de procedure, aan de zijde van ICS gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 373,09,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken.
NZ