In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 9 december 2020, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de naamloze vennootschap VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V., gevestigd te Arnhem, als eisende partij, en een gedaagde partij die als consument wordt vermoed. De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 500,00, dat was beperkt tot dit bedrag om moverende redenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldeed aan de vereisten van de wet en dat de gedaagde partij de vordering niet of onvoldoende heeft betwist. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 301,09, en zijn de gevorderde nakosten toegewezen, met uitzondering van de btw over deze nakosten, die is afgewezen wegens gebrek aan wettelijke grondslag. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat er geen plaats is voor een betalingsregeling in het kader van deze procedure en dat de gedaagde partij zich tot de eisende partij moet wenden voor een dergelijke regeling. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.