ECLI:NL:RBLIM:2020:9832

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
11 december 2020
Zaaknummer
8884450 \ CV EXPL 20-5766
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van gehuurde woning na huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter op 9 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Stichting Woonpunt, eisende partij, en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De eisende partij vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook betaling van achterstallige huur en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde partij had een huurachterstand van € 4.343,35 opgebouwd en werd verondersteld een consument te zijn, wat de toepassing van beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht met zich meebracht. De kantonrechter oordeelde dat de dagvaarding voldeed aan de wettelijke vereisten en dat de vordering van de eisende partij niet of onvoldoende werd betwist door de gedaagde partij. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde partij veroordeeld om binnen twee weken het gehuurde te ontruimen. Tevens werd de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de huurprijs voor de periode na de ontruiming, alsook de proceskosten. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten werd afgewezen omdat de aanmaning niet voldeed aan de wettelijke eisen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8884450 \ CV EXPL 20-5766
Vonnis van de kantonrechter van 9 december 2020
in de zaak van:
de stichting
STICHTING WOONPUNT,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde P.M.F. Otten,
tegen:
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
2.3.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn. Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
2.5.
Eisende partij vordert – zakelijk weergegeven -:
1. de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden met veroordeling van gedaagde partij het gehuurde te verlaten en te ontruimen,
2. gedaagde partij te veroordelen om aan eisende partij betalen:
- een bedrag van € 4.349,86, te vermeerderen met rente,
- als huur c.q. gebruiksvergoeding een bedrag ad € 744,56 per maand vanaf 1 december 2020 tot de ontruiming,
- de kosten van het geding.
2.6.
Eisende partij stelt dat gedaagde partij de woonruimte met aanhorigheden, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] , tegen een huurprijs van € 744,56 per maand steeds bij vooruitbetaling te voldoen van haar huurt.
2.7.
Gedaagde partij heeft tot en met november 2020 een achterstand van € 4.343,35 laten ontstaan in haar huurbetalingsverplichting jegens eisende partij.
Voorts stelt eisende partij dat gedaagde partij aan haar een vergoeding van € 656,51 aan buitengerechtelijke kosten inclusief btw verschuldigd is. De gemachtigde van eisende partij heeft nog een bedrag groot € 650,00 van gedaagde partij ontvangen, welke in mindering kan strekken op de vordering.
2.8.
Uit het antwoord van gedaagde partij is de kantonrechter gebleken dat de vordering van eisende partij niet althans onvoldoende wordt betwist.
2.9.
De huurachterstand vormt een tekortkoming die de onmiddellijke ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling van gedaagde partij tot ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Die vorderingen zullen dan ook worden toegewezen met dien verstande dat er een redelijke ontruimingstermijn van twee weken gehanteerd zal moeten worden.
2.10.
De vordering tot betaling van huur c.q. gebruiksvergoeding voor iedere maand die vanaf 1 december 2020 is ingegaan tot de datum van ontruiming en de wettelijke rente staat als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen.
2.11.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De door eisende partij verzonden aanmaning voldoet niet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen, nu hierin een hoger bedrag wordt genoemd dan op grond van het Besluit is toegestaan. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen daarom worden afgewezen.
2.12.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 102,96
  • griffierecht € 499,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 811,96

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
ontbindt de bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] ,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij, om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het gehuurde met personen en zaken te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eisende partij te stellen,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij voorts om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de somma van € 3.693,35, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 17 november 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen een vergoeding gelijk aan de huurprijs van € 744,56 voor elke ingegane maand met ingang van 1 december 2020 tot en met de maand waarin gedaagde partij het gehuurde heeft ontruimd,
3.5.
veroordeelt gedaagde partij voorts in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 811,96,
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC