ECLI:NL:RBLIM:2020:9985

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
ROE 20/2722
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake indelingsplan pleinterras gemeente Maastricht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 17 december 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van Friture Snackbar De Aw Brök, die bezwaar maakte tegen een indelingsplan voor het Cörversplein in Maastricht. Het indelingsplan, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Maastricht, bepaalde dat Cinq B.V. was ingedeeld op een pleinterras van 36 m2, terwijl verzoekster, Friture Snackbar De Aw Brök, niet op dit terras was ingedeeld. Verzoekster voerde aan dat het besluit in strijd was met de Terrasverordening en dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening moest worden afgewezen, omdat het bestreden besluit niet in strijd was met de Terrasverordening en er geen sprake was van onverwijlde spoed. De voorzieningenrechter benadrukte dat de indeling van pleinterrassen een transparante procedure vereiste en dat de gemeente Maastricht de nodige beslissingsruimte had bij het vaststellen van het indelingsplan. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bestreden besluit standhield en dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen bood.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 20/2722
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 december 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

Friture Snackbar De Aw Brök, verzoekster

(gemachtigde: mr. J.H.P. Hardy),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, verweerder
(gemachtigden: mr. J.M. van den Bergh en mr. M.E.J.M. Vorstermans).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Cinq B.V. (hierna: Cinq)

(gemachtigde: mr. T.W.E. Fredrix).

Procesverloop

Bij besluit van 1 oktober 2020 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder een indelingsplan vastgesteld voor het Cörversplein in Maastricht.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2020. Verzoekster is verschenen bij [naam 1] en bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Cinq is verschenen bij [naam 2] en bijgestaan door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
2. Het gaat in deze zaak om het besluit waarbij verweerder een indelingsplan voor het Cörversplein heeft vastgesteld. Cinq is bij dit besluit ingedeeld op het pleinterras met een oppervlakte van 36 m2 aan het Cörversplein (hierna: het pleinterras). Verzoekster heeft zich ook aangemeld voor dit pleinterras en is het er niet mee eens dat zij daar niet op is ingedeeld. Zij voert aan dat het bestreden besluit in strijd is met de Terrasverordening gemeente Maastricht (hierna: de Terrasverordening), althans dat die verordening buiten toepassing had moeten worden gelaten. In deze procedure gaat het vooral om de vraag of het bestreden besluit geschorst moet worden tot op het daartegen gemaakte bezwaar is beslist, zoals verzoekster graag ziet. Het is voor verzoekster van belang dat dit besluit wordt geschorst, omdat een pleinterrasvergunning enkel kan worden verleend wanneer de horecalokaliteit van de aanvrager op het indelingsplan is geplaatst. Deze pleinterrasvergunning wordt voor de duur van acht jaar verleend. Met andere woorden: indien het bestreden besluit niet wordt geschorst, kan enkel aan Cinq (en dus niet aan verzoekster) een pleinterrasvergunning voor het pleinterras worden verleend en kan verzoekster het pleinterras niet exploiteren voor de duur van acht jaar.
Wat ging aan deze voorziening vooraf?
3. Verzoekster is gevestigd aan het Cörversplein 4 in Maastricht, Cinq aan het Cörversplein 5 en 6 in Maastricht. Het Cörversplein bestaat uit zes verschillende, afzonderlijke, pleinterrassen. Deze terrassen zijn op de hieronder weergegeven plattegrond ingetekend:
Op elk van deze pleinterrassen kan slechts één horecaondernemer exploiteren. Een horecaondernemer komt slechts in aanmerking voor een terrasvergunning voor een pleinterras als de horecagelegenheid is geplaatst op het indelingsplan van dat pleinterras. Om een kans te maken op plaatsing op het indelingsplan is onder meer vereist dat de loodlijn van de gevel van de horecalokaliteit op het betreffende pleinterras uitkomt.
4. Verzoekster exploiteerde vanaf 2016 het terras van 19 m2 aan het Cörversplein, maar komt daar op basis van de Terrasverordening niet langer voor in aanmerking. De loodlijn van de gevel van horecalokaliteit van verzoekster komt namelijk niet op dit terras uit. Zij kan wel een gevelterras exploiteren en een terras op het brughoofd.
5. Verzoekster en Cinq hebben zich beide aangemeld voor het pleinterras van 36 m2 aan het Cörversplein. In de brief van 15 juli 2020 heeft verweerder hen in de gelegenheid gesteld om, in overleg en na afstemming met elkaar, een gezamenlijk gedragen voorstel aan verweerder te doen voor het indelingsplan. Indien verweerder geen gezamenlijk gedragen voorstel ontvangt of indien het voorstel niet voldoet, organiseert hij een loting op basis waarvan het indelingsplan wordt vastgesteld. Verzoekster heeft verweerder in de brief van 20 juli 2020 te kennen gegeven geen gezamenlijk voorstel met Cinq te hebben gedaan en evenmin voornemens te zijn dit te doen. Op 26 augustus 2020 heeft een loting plaatsgevonden. Hierbij is Cinq ingeloot op het pleinterras van 36 m2.
6. Bij het bestreden besluit heeft verweerder een indelingsplan vastgesteld voor het Cörversplein in Maastricht, waarbij Cinq is ingedeeld op het pleinterras van 36 m2. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
7. De voorzieningenrechter kan een voorlopige voorziening treffen, indien is voldaan aan de vereisten die in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) staan vermeld. Dit artikel bepaalt dat indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
8. De voorzieningenrechter stelt vast dat aan de twee in artikel 8:81 van de Awb neergelegde formele vereisten is voldaan, nu verzoekster een bezwaarschrift heeft ingediend ter zake het besluit waarvan de voorlopige voorziening wordt gevraagd en de bestuursrechter bevoegd moet worden geacht om van de (eventuele) hoofdzaak kennis te nemen.
9. Wat betreft de vraag of het spoedeisend belang bij het onderhavige verzoek genoegzaam is aangetoond, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Het besluit ter zake waarvan verzoekster een voorlopige voorziening vraagt, is het besluit waarbij verweerder een indelingsplan heeft vastgesteld. De voorzieningenrechter kan Cinq in zoverre volgen in haar betoog dat geen sprake is van onverwijlde spoed als enkel wordt gekeken naar het bestreden besluit. Dit besluit levert namelijk geen onomkeerbare gevolgen op. Daar staat tegenover dat – onbestreden – sprake is van een nauwe verwevenheid tussen het bestreden besluit en het aanvragen en verlenen van een pleinterrasvergunning. Artikel 10, derde lid, van de Terrasverordening bepaalt immers dat een pleinterrasvergunning enkel kan worden verleend wanneer de horecalokaliteit van de aanvrager op het indelingsplan is geplaatst. De vergunning voor een pleinterras wordt voor acht jaar verleend op grond van artikel 8, derde lid, van de Terrasverordening. Het gevolg van het bestreden besluit – het niet indelen van de horecalokaliteit van verzoekster op het pleinterras van 36 m2 – is dat aan verzoekster geen pleinterrasvergunning voor dit terras zal worden verleend en dat zij daar gedurende acht jaar geen terras kan exploiteren. Tegen de hiervoor geschetste achtergrond is de voorzieningenrechter van oordeel dat het spoedeisend belang bij het onderhavige verzoek genoegzaam is aangetoond. Het betoog van Cinq dat verzoekster te zijner tijd bezwaar kan maken tegen het (nog te nemen) besluit waarbij de pleinterrasvergunning wordt verleend, maakt dit niet anders. Met het maken van bezwaar tegen de nog te verlenen pleinterrasvergunning kan verzoekster immers niet bewerkstelligen dat haar horecalokaliteit (alsnog) op het indelingsplan wordt geplaatst, hetgeen – zoals overwogen – een voorwaarde is voor het verlenen van een pleinterrasvergunning.
10. Hetgeen onder 8. en 9. is overwogen, brengt met zich mee dat de voorzieningenrechter overgaat tot het geven van een voorlopig rechtmatigheidsoordeel over het bestreden besluit. In dit verband moet de voorzieningenrechter beoordelen of verweerder het indelingsplan heeft kunnen baseren op de Terrasverordening en het indelingsplan in redelijkheid heeft kunnen vaststellen zoals hij heeft gedaan.
11. De voor deze zaak relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Moet artikel 13 van de Terrasverordening buiten toepassing worden gelaten?
12. Verzoekster betoogt dat artikel 13 van de Terrasverordening buiten toepassing moet worden gelaten, omdat verweerder deze verordening niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. Hierdoor biedt de Terrasverordening geen deugdelijke grondslag voor het bestreden besluit, zodat dit besluit in bezwaar geen stand kan houden.
12.1.
De voorzieningenrechter begrijpt het betoog van verzoekster aldus dat verzoekster betoogt dat artikel 13 van de Terrasverordening buiten toepassing moet worden verklaard, omdat deze bepaling in strijd is met nationaalrechtelijke beginselen, waaronder algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Verweerder had de financiële gevolgen voor verzoekster bij het vaststellen van de Terrasverordening en het bestreden besluit moeten betrekken en onderzoeken, maar heeft dat nagelaten, aldus verzoekster. Dit komt neer op een zogenoemde exceptieve toetsing. De voorzieningenrechter zal daarom nagaan of daarvoor in dit geval reden is.

Exceptieve toetsing

13. De voorzieningenrechter stelt vast dat artikel 13 van de Terrasverordening een algemeen verbindend voorschrift is. Tegen een algemeen verbindend voorschrift kan op grond van artikel 8:3, eerste lid, aanhef en onder a en artikel 7:1, eerste lid, van de Awb geen beroep worden ingesteld of bezwaar worden gemaakt. Die bepalingen staan niet in de weg aan een exceptieve toetsing van artikel 13 van de Terrasverordening.
13.1.
In de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 12 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:452), herhaald in de uitspraak van
18 november 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2756), heeft de Afdeling overwogen dat een algemeen verbindend voorschrift dat geen wet in formele zin is, door de rechter kan worden getoetst op rechtmatigheid in een zaak over een besluit dat op zo’n voorschrift berust. In het bijzonder gaat het daarbij om de vraag of het voorschrift niet in strijd is met hogere regelgeving. De rechter komt ook de bevoegdheid toe te bezien of het betreffende algemeen verbindend voorschrift een voldoende deugdelijke grondslag biedt voor het in geding zijnde besluit. Bij die indirect toetsing van het algemeen verbindend voorschrift vormen de algemene rechtsbeginselen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een belangrijk richtsnoer.
De intensiteit van die beoordeling is volgens de Afdeling afhankelijk van onder meer de beslissingsruimte die het vaststellend orgaan heeft, gelet op de aard en inhoud van de vaststellingsbevoegdheid en de daarbij te betrekken belangen. Die beoordeling kan materieel terughoudend zijn als de beslissingsruimte voortvloeit uit de feitelijke of technische complexiteit van de materie, dan wel als bij het nemen van de beslissing politiek-bestuurlijke afwegingen kunnen worden of zijn gemaakt. In dat laatste geval heeft de rechter niet de taak om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen wordt toegekend naar eigen inzicht vast te stellen. Wat betreft de in acht te nemen belangen en de weging van die belangen geldt dat de beoordeling daarvan intensiever kan zijn naarmate het algemeen verbindend voorschrift meer ingrijpt in het leven van de belanghebbende(n) en daarbij fundamentele rechten aan de orde zijn.
De enkele strijd met formele beginselen als het beginsel van zorgvuldige besluitvorming (artikel 3:2 van de Awb) en het motiveringsbeginsel leiden volgens de Afdeling niet tot het onverbindend achten van een algemeen verbindend voorschrift. Als de bestuursrechter als gevolg van een gebrekkige motivering of onzorgvuldige voorbereiding van het voorschrift niet kan beoordelen of er strijd is met hogere regelgeving, de algemene rechtsbeginselen of het evenredigheidsbeginsel, kan hij het voorschrift wel buiten toepassing laten en een daarop berustend besluit vernietigen.
13.2.
In de toelichting bij de Terrasverordening is vermeld dat sprake was van een spanningsveld tussen het (oude, in 2015 vastgestelde) Terrassenbeleid ter zake de pleinterrassen en de rechtspraak die ziet op het leerstuk van de schaarse rechten. Mogelijke exploitanten die voldoen aan de objectieve vereisten moeten een gelijke kans hebben om mee te dingen naar een plek op het plein. De gemeente Maastricht is daarbij gehouden aan bepaalde regels over hoe deze vergunningen moeten worden verdeeld. Dit betekent dat onder meer sprake moet zijn van een transparante verdelingsmethodiek. Voor de verlening van de pleinterrassen bevat de Terrasverordening een uitgebreide procedurebeschrijving. Deze is noodzakelijk vanwege de conflicterende belangen van mogelijke exploitanten die mogelijk aanspraak kunnen maken op een plek op een plein in combinatie met de beperkt aantal beschikbare vierkante meters op een plein. Door deze conflicterende belangen ontstaat de situatie dat de pleinterrasvergunning op grond van het huidige beleid een schaarse vergunning is. De gemeenteraad heeft vastgelegd dat op het Cörversplein sprake is van een pleinterras. Dit plein is voor wat betreft de terrasgrenzen ingedeeld in zes pleinterrassen (zoals te zien is op een afbeelding die als bijlage bij de Terrasverordening is gevoegd) en de totale voor terrasexploitatie beschikbare oppervlakte is vastgelegd. Ook is bepaald aan welke limitatieve eisen de mogelijke exploitant moet voldoen om in aanmerking te komen voor een plek op het te verdelen terrein. Eén van deze eisen is dat de exploitant aan het plein moet liggen. Dit wordt concreet gemaakt door de voorwaarde op te nemen dat een loodlijn vanuit de voorgevel van de horecalokaliteit op het te verdelen pleinterras moet uitkomen. Tot slot is in de verordening de wijze van verdeling van de beschikbare vierkante meters over de gegadigden geregeld. Indien door de mogelijke exploitanten niet unaniem en tijdig een indelingsplan wordt opgesteld, maakt verweerder op basis van op voorhand kenbaar gemaakte criteria een indelingsplan. Bij het indelingsplan wordt, zo veel als mogelijk, rekening gehouden met de loodlijn van de gevel op het plein zodat een logische verbinding ontstaat tussen het terras en de bijbehorende horecalokaliteit. Hiervoor is gekozen in verband met (onder meer) de openbare orde en de (verkeers)veiligheid, aldus de gemachtigde van verweerder ter zitting. Doordat het pleinterras zo veel mogelijk in een loodlijn met de gevel van de horecalokaliteit ligt, kan de exploitant van deze lokaliteit toezicht houden op het terras en ingrijpen als dat nodig is. Ook wordt hiermee voorkomen dat een horecalokaliteit het terras van een andere horecalokaliteit moet doorkruisen om vanuit zijn lokaliteit op zijn terras te komen. Op (onder meer) het Cörversplein is het niet mogelijk het terras in gelijke delen te verdelen gezien de fysieke indeling op de betreffende locaties. Er bestaan op dit plein hoogteverschillen zodat er een natuurlijke fysieke afbakening – door de gemachtigde van verweerder ter zitting aangeduid als “plateau” – is ontstaan tussen de verschillende pleinterrassen. Deze worden in stand gelaten, omdat dit onder andere bijdraagt aan de veiligheid van bezoekers en personeel. Daarom geldt voor het Cörversplein dat er slechts één horecalokaliteit per pleinterras kan worden ingedeeld en als er meerdere aanmelders zijn geldt als verdelingssystematiek een loting via een notaris. De horecalokaliteiten met een loodlijn op dat deel van het plein doen mee met de loting.
13.3.
Gelet op het voorgaande heeft de gemeenteraad een zekere mate van beslissingsruimte bij het stellen van voorwaarden voor het indelen van horecalokaliteiten op pleinterrassen in het algemeen en – vanwege de situatie ter plaatse – het pleinterras aan het Cörversplein in het bijzonder. Omdat de intensiteit van de exceptieve toetsing afhankelijk is van onder meer de beslissingsruimte die de gemeenteraad heeft, toetst de voorzieningenrechter artikel 13 van de Terrasverordening terughoudend. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder in redelijkheid kunnen komen tot artikel 13 van de Terrasverordening. Verweerder heeft er in dit verband terecht op gewezen dat hij moet bewerkstelligen dat mogelijke exploitanten die voldoen aan de objectieve vereisten een gelijke kans moeten hebben om mee te dingen naar een plek op – in dit geval – het Cörversplein. Dit betekent dat sprake moet zijn van een transparante verdelingsmethodiek. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat hiervan sprake is. Artikel 11 van de Terrasverordening bepaalt dat een horecalokaliteit slechts in aanmerking komt voor een pleinterras indien de loodlijn vanuit de voorgevel van de horecalokaliteit op dit pleinterras uitkomt. Indien meerdere horecalokaliteiten op basis van de loodlijn vanuit hun voorgevel in aanmerking komen, worden zij op grond van artikel 12 van de Terrasverordening in de gelegenheid gesteld unaniem en tijdig een indelingsplan op te stellen. Lukt dit niet, vindt op grond van artikel 13, tweede lid, aanhef en onder b, voor het pleinterras aan het Cörversplein een loting via een notaris plaats.

Verbod op willekeur en het gelijkheidsbeginsel

14. Het betoog van verzoekster dat artikel 13 van de Terrasverordening leidt tot willekeur en strijd is met het gelijkheidsbeginsel, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden gevolgd. Hiertoe overweegt zij dat uit (onder meer) de uitspraak van de Afdeling van 2 november 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2927, r.o. 8 en verder) volgt dat in het Nederlandse recht een rechtsnorm geldt die ertoe strekt dat bij de verdeling van schaarse vergunningen door het bestuur aan (potentiële) gegadigden ruimte moet worden geboden om naar de beschikbare vergunning(en) mee te dingen. Deze rechtsnorm is gebaseerd op het gelijkheidsbeginsel dat in deze context strekt tot het bieden van gelijke kansen.
Om gelijke kansen te realiseren moet het bestuur een passende mate van openbaarheid verzekeren met betrekking tot de beschikbaarheid van de schaarse vergunning, de verdelingsprocedure, het aanvraagtijdvak en de toe te passen criteria. Het bestuur moet hierover tijdig voorafgaand aan de start van de aanvraagprocedure duidelijkheid scheppen, door informatie over deze aspecten bekend te maken via een zodanig medium dat potentiële gegadigden daarvan kennis kunnen nemen.
De eis van “passende mate van openbaarheid” stelt specifieke eisen aan onder meer de tijdige verstrekking van de informatie en de duidelijke, precieze en ondubbelzinnige formulering van de verdeelregels. Deze eis is gebaseerd op de uit het gelijkheidsbeginsel voortvloeiende transparantieverplichting.
Als het bestuur de verdeelprocedure tijdig en adequaat heeft bekendgemaakt, gelden bij de toepassing ervan onder meer de eisen dat het bestuur de verdelingscriteria voor schaarse vergunningen gelijkelijk moet toepassen op alle aanvragen en dat het bestuur schaarse vergunningen in beginsel niet voor onbepaalde tijd kan verlenen.
14.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de Terrasverordening voldoet aan de hiervoor genoemde eisen. Zij overweegt hiertoe als volgt.
14.1.1.
In de eerste plaats is sprake van tijdige verstrekking van informatie. Verweerder heeft namelijk een voorstel voor de verdeling van pleinterrassen opgesteld en op
28 oktober 2019 met de betrokken ondernemers besproken. Op 13 november 2019 is een presentatie gegeven over de contouren van het voorstel aan de horecaondernemers rondom de pleinterrassen. De betrokken horecaondernemers zijn in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de contouren van het voorstel, zodat in het besluitvormingsproces een zo compleet mogelijk beeld bestaat over alle betrokken belangen en inzichten. Op
17 december 2019 heeft een stadsronde plaatsgevonden waarbij een toelichting is gegeven over de voorgestelde regels in de Terrasverordening. De horecaondernemers en andere belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld hun visie hierover te delen met de raadsleden. Op 11 januari 2020 heeft een raadsronde plaatsgevonden. Daarbij hebben de woordvoerders van de verschillende politieke partijen de gelegenheid gekregen om een bijdrage te leveren. Op 28 januari 2020 hebben de burgers de gelegenheid gekregen om te spreken over de Terrasverordening. Ter zitting heeft [naam 1] namens verzoekster verklaard dat zij bij elke bijeenkomst is geweest. De Terrasverordening is in de vergadering van 11 februari 2020 van de gemeenteraad van de gemeente Maastricht vastgesteld. De Terrasverordening is gepubliceerd en in werking getreden.
14.1.2.
In de tweede plaats is de verdeelregel die in artikel 13 van de Terrasverordening is opgenomen duidelijk, precies en ondubbelzinnig geformuleerd. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter dat artikel 13, tweede lid, aanhef en onder b, van de Terrasverordening – voor zover hier relevant – bepaalt dat:
In het geval een aanmelder meerdere schriftelijke verzoeken heeft ingediend om op verschillende indelingsplannen van pleinterrassen te worden geplaatst, geldt dat zodra deze aanmelder voor een willekeurig Indelingsplan is ingeloot, deze eerst weer in aanmerking komt voor plaatsing op een ander indelingsplan in het geval alle andere aanmelders die in aanmerking komen eveneens reeds voor een indelingsplan zijn ingeloot.
Verzoekster betoogt dat op basis van dit artikel onduidelijk is of tot de aanmelder die voor een willekeurig plan is ingeloot ook de aanmelder behoort die (bij gebreke van andere aanmelders) zonder loting al op een ander willekeurig plan is ingedeeld. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekster de vraag opwerpt of artikel 13, tweede lid, aanhef en onder b, van de Terrasverordening het toelaat dat Cinq mee kan loten voor het pleinterras van 36 m2, terwijl zij zonder loten is ingedeeld op de pleinterrassen van 31 m2 en 35 m2 die tegenover haar horecalokaliteit liggen omdat er geen andere horecalokaliteiten in aanmerking komen voor die twee pleinterrassen. De voorzieningenrechter volgt verweerder in zijn standpunt dat de bewoording van artikel 13, tweede lid, aanhef en onder b, van de Terrasverordening de door verzoekster gegeven uitleg uitsluit. Een aanmelder die zonder loting op een willekeurig indelingsplan is geplaatst, is géén aanmelder die is ingeloot, omdat er geen loting heeft plaatsgevonden.
14.1.3.
In de derde plaats is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder de verdelingscriteria voor schaarse vergunning gelijkelijk heeft toegepast op alle aanvragen en dat de schaarse vergunning niet voor onbepaalde tijd worden verleend. Nadat horeca-exploitanten, waaronder verzoekster en Cinq als aanmelder op het indelingsplan zijn geplaatst, hebben zij acht weken de tijd gehad om samen tot overeenstemming over een plaatsing op het indelingsplan te komen. Bij de pleinterrassen aan het Cörversplein is aangegeven dat vanwege de speciale fysieke situatie – het bestaan van plateau’s op het Cörversplein waarop pleinterrassen zijn gerealiseerd – ieder pleinterras slechts door één horecalokaliteit geëxploiteerd mag worden. Indien de ondernemers tot overeenstemming komen, stelt verweerder het indelingsplan overeenkomstig het voorstel vast. Indien ondernemers niet tot overeenstemming komen, wordt er geloot.
Is het bestreden besluit in strijd met de Terrasverordening?
15. Verzoekster betoogt dat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 5, achtste lid en 13, tweede lid, aanhef en onder b, van de Terrasverordening. Cinq had op grond van artikel 5, achtste lid, van de Terrasverordening niet op het pleinterras van 36 m2 ingedeeld mogen worden, omdat verzoekster ook aanspraak maakt op dit terras. Cinq komt op grond van artikel 11, aanhef en onder c, van de Terrasverordening als enige in aanmerking voor het pleinterras met een oppervlakte van 31 m2 en wordt bij vaststelling van het indelingsplan altijd ingeloot voor dit terras. Op grond van artikel 13, tweede lid, aanhef en onder b, van de Terrasverordening komt Cinq vervolgens niet meer in aanmerking om mee te doen voor loting voor het pleinterras van 36 m2.
15.1.
Het betoog van verzoekster dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 5, achtste lid, van de Terrasverordening kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden gevolgd. In dit opzicht heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat dit artikel betrekking heeft op de bevoegdheid van de burgemeester om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Terrasverordening te weigeren. Het al dan weigeren van een terrasvergunning ligt echter niet voor. Het gaat in deze zaak immers om het besluit van verweerder waarbij hij het indelingsplan heeft vastgesteld.
15.2.
Evenmin volgt de voorzieningenrechter verzoekster in haar betoog dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 13, tweede lid, aanhef en onder b, van de Terrasverordening. Hiertoe overweegt zij dat artikel 13, tweede lid, onder b, van de Terrasverordening bepaalt dat in het geval geen voorstel voor een indelingsplan wordt ingediend, verweerder zelf een indelingsplan vaststelt. Voor de pleinterrassen Cörverslein geldt dat per pleinterras slechts de horecalokaliteit van één aanmelder op het indelingsplan wordt geplaatst, omdat het vanwege de fysieke situatie slechts mogelijk is de horecalokaliteit van één aanmelder op het indelingsplan te plaatsen. Daartoe zal per pleinterras een loting plaatsvinden tussen de aanmelders voor dat pleinterras door een door verweerder daarmee te belasten notaris. In het geval een aanmelder meerdere schriftelijke verzoeken heeft ingediend om op verschillende indelingsplannen van pleinterrassen, geldt dat
zodra deze aanmelder voor een willekeurig indelingsplan is ingeloot(
onderstreping voorzieningenrechter), deze eerst weer in aanmerking komt voor plaatsing op een ander indelingsplan in het geval alle andere aanmelders die in aanmerking komen eveneens reeds voor een indelingsplan zijn ingeloot. Cinq komt vanwege de loodlijnen die vanuit haar onderneming worden getrokken als enige in aanmerking voor het pleinterras van 31 m2. Voor dit pleinterras was derhalve geen loting nodig. Dit betekent dat de uitsluiting op grond van artikel 13, tweede lid, onder b in dit geval niet van toepassing is en Cinq in aanmerking kon komen voor het pleinterras van
36 m2.
15.2.1.
De voorzieningenrechter kan zich voorstellen dat verzoekster het gevoel heeft dat het “niet eerlijk” is dat zij niet is ingedeeld op het pleinterras van 36 m2 dat tegenover haar horecalokaliteit is gelegen, terwijl Cinq ook is ingedeeld op de twee daarnaast gelegen terrassen van respectievelijk 31 m2 en 35 m2. Dit maakt echter niet dat er “juridisch gezien” sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel. Verzoekster heeft – net als Cinq – door middel van loting via een notaris een gelijke kans gekregen ingedeeld te worden op het pleinterras van 36 m2.
Wat is de conclusie?
16. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan het bestreden besluit standhouden en biedt het bezwaar geen redelijke kans van slagen. Zij wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening dan ook af.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D. Kock, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.W.J. Reuvers, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
17 december 2020.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 17 december 2020.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage 1

Terrasverordening gemeente Maastricht
Artikel 2 Vergunningsplicht
1. Het is verboden een terras te vestigen en te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester. […]
Artikel 5 Weigeren van de vergunning
De burgemeester kan een vergunning als bedoeld in artikel 2 weigeren:
[…]
8. indien er meerdere belanghebbenden conflicterende aanspraak maken op de publieke ruimte ten behoeve van een redelijke verdeling […].
Artikel 10 Procedure verdeling en verlening pleinterrasvergunning
[…]
3. Een pleinterrasvergunning kan enkel worden verleend wanneer de horecalokaliteit van de aanvrager op het indelingsplan is geplaatst conform deze verordening.
4. Het indelingsplan en vergunning heeft een werkingsduur van 8 jaar na vaststelling ervan door het college van burgemeester en wethouders.
Artikel 11 Aanmelding en vereisten voor plaatsing op het Indelingsplan
[…]
5. Een verzoek tot plaatsing op het indelingsplan zal door het college van burgemeester en wethouders buiten behandeling worden gelaten in de volgende gevallen:
[…]
c. De loodlijn van de gevel van de horecalokaliteit van de aanmelder die zich aanmeldt voor plaatsing op het indelingsplan van een pleinterras komt niet uit op het pleinterras. Een loodlijn is een lijn die een rechte hoek maakt met de raaklijn van de figuur waarop zij wordt neergelaten.
d. Er is wel sprake van een loodlijn als bedoeld onder c. maar de afstand van de loodlijn vanuit de voorgevel van de horecalokaliteit van de aanmelder tot aan de grens van het pleinterras bedraagt meer dan 30 meter. […]
Artikel 12 Procedure om te komen tot een Indelingsplan
1. Nadat het college van burgemeester en wethouders de ontvangen verzoeken tot plaatsing op het indelingsplan heeft beoordeeld, maakt zij bekend welke horecalokaliteiten van welke aanmelders op het indelingsplan gaan worden geplaatst.
2. Vervolgens worden de bekendgemaakte aanmelders in de gelegenheid gesteld om aan het college van burgemeester en wethouders een voorstel te doen voor een indelingsplan. Een dergelijk voorstel dient binnen 2 maanden na de bekendmaking als opgenomen in lid 1 door het college van burgemeester en wethouders te zijn ontvangen.
[…]
4. Wordt een voorstel niet of niet tijdig ontvangen, dan wel voldoet het ontvangen voorstel niet aan de vereisten als opgenomen in artikel 13 van deze verordening, dan stelt het college van burgemeester en wethouders zelf per pleinterras een indelingsplan vast met inachtneming van deze verordening.
Artikel 13 Vaststelling Indelingsplan door college van burgemeester en wethouders
[…]
2.
In het geval dat een voorstel niet of niet tijdig wordt ontvangen, dan wel wanneer het ontvangen voorstel niet voldoet aan de vereisten als opgenomen in artikel 13 lid 1 van deze verordening of wanneer het college van burgemeester en wethouders anderszins aanleiding ziet het ontvangen voorstel niet vast te stellen, dan stelt het college van burgemeester en wethouders zelf per Pleinterras een Indelingsplan vast.
a. Voor een regulier pleinterras wordt een indelingsplan vastgesteld met inachtneming van het volgende:
i. Het pleinterras wordt ten behoeve van de verdeling van beschikbare terrasruimte tussen de horecalokaliteiten van aanmelders die op het indelingsplan worden geplaatst, opgedeeld in gelijke delen waarbij de totale beschikbare terrasruimte van een pleinterras (het maximum is opgenomen in bijlage 1) wordt gedeeld door het aantal horecalokaliteiten van aanmelders dat op het indelingsplan wordt geplaatst.
ii. Aanmelders kunnen maximaal voor een gelijk deel aanspraak maken op de beschikbare terrasruimte van een pleinterras, ongeacht hoeveel m2 aan gewenste oppervlakte er door de aanmelders in het schriftelijk verzoek is opgegeven. Als er een schriftelijk verzoek is gedaan voor minder m2 dan het gelijke deel van de terrasruimte van een pleinterras, dan kan die aanmelder slechts aanspraak maken op het gewenste aantal m2 en wordt het verschil tussen het gewenste aantal m2 en het gelijke deel opnieuw evenredig verdeeld tussen eventuele andere aanmelders.
iii. Het Indelingsplan voldoet aan de uitgangspunten voor wat betreft indeling opgenomen in lid 1 van dit artikel.
b. In afwijking van het bepaalde onder a) geldt voor wat betreft de pleinterrassen, Cörversplein en Kesselskade, zuidelijke drie delen dat door het college van burgemeester en wethouders per pleinterras slechts de horecalokaliteit van 1 aanmelder op het indelingsplan wordt geplaatst, omdat het vanwege de fysieke situatie slechts mogelijk is de horecalokaliteit van 1 aanmelder op het indelingsplan te plaatsen. Daartoe zal per pleinterras een loting plaatsvinden tussen de aanmelders voor dat pleinterras door een door het college van burgemeester en wethouders daarmee te belasten notaris. In het geval een aanmelder meerdere schriftelijke verzoeken heeft ingediend om op verschillende indelingsplannen van pleinterrassen te worden geplaatst, geldt dat zodra deze aanmelder voor een willekeurig Indelingsplan is ingeloot, deze eerst weer in aanmerking komt voor plaatsing op een ander indelingsplan in het geval alle andere aanmelders die in aanmerking komen eveneens reeds voor een indelingsplan zijn ingeloot.