Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
2. Het gaat in deze zaak om het besluit waarbij verweerder een indelingsplan voor het Cörversplein heeft vastgesteld. Cinq is bij dit besluit ingedeeld op het pleinterras met een oppervlakte van 36 m2 aan het Cörversplein (hierna: het pleinterras). Verzoekster heeft zich ook aangemeld voor dit pleinterras en is het er niet mee eens dat zij daar niet op is ingedeeld. Zij voert aan dat het bestreden besluit in strijd is met de Terrasverordening gemeente Maastricht (hierna: de Terrasverordening), althans dat die verordening buiten toepassing had moeten worden gelaten. In deze procedure gaat het vooral om de vraag of het bestreden besluit geschorst moet worden tot op het daartegen gemaakte bezwaar is beslist, zoals verzoekster graag ziet. Het is voor verzoekster van belang dat dit besluit wordt geschorst, omdat een pleinterrasvergunning enkel kan worden verleend wanneer de horecalokaliteit van de aanvrager op het indelingsplan is geplaatst. Deze pleinterrasvergunning wordt voor de duur van acht jaar verleend. Met andere woorden: indien het bestreden besluit niet wordt geschorst, kan enkel aan Cinq (en dus niet aan verzoekster) een pleinterrasvergunning voor het pleinterras worden verleend en kan verzoekster het pleinterras niet exploiteren voor de duur van acht jaar.
Wat ging aan deze voorziening vooraf?
3. Verzoekster is gevestigd aan het Cörversplein 4 in Maastricht, Cinq aan het Cörversplein 5 en 6 in Maastricht. Het Cörversplein bestaat uit zes verschillende, afzonderlijke, pleinterrassen. Deze terrassen zijn op de hieronder weergegeven plattegrond ingetekend:
Op elk van deze pleinterrassen kan slechts één horecaondernemer exploiteren. Een horecaondernemer komt slechts in aanmerking voor een terrasvergunning voor een pleinterras als de horecagelegenheid is geplaatst op het indelingsplan van dat pleinterras. Om een kans te maken op plaatsing op het indelingsplan is onder meer vereist dat de loodlijn van de gevel van de horecalokaliteit op het betreffende pleinterras uitkomt.
4. Verzoekster exploiteerde vanaf 2016 het terras van 19 m2 aan het Cörversplein, maar komt daar op basis van de Terrasverordening niet langer voor in aanmerking. De loodlijn van de gevel van horecalokaliteit van verzoekster komt namelijk niet op dit terras uit. Zij kan wel een gevelterras exploiteren en een terras op het brughoofd.
5. Verzoekster en Cinq hebben zich beide aangemeld voor het pleinterras van 36 m2 aan het Cörversplein. In de brief van 15 juli 2020 heeft verweerder hen in de gelegenheid gesteld om, in overleg en na afstemming met elkaar, een gezamenlijk gedragen voorstel aan verweerder te doen voor het indelingsplan. Indien verweerder geen gezamenlijk gedragen voorstel ontvangt of indien het voorstel niet voldoet, organiseert hij een loting op basis waarvan het indelingsplan wordt vastgesteld. Verzoekster heeft verweerder in de brief van 20 juli 2020 te kennen gegeven geen gezamenlijk voorstel met Cinq te hebben gedaan en evenmin voornemens te zijn dit te doen. Op 26 augustus 2020 heeft een loting plaatsgevonden. Hierbij is Cinq ingeloot op het pleinterras van 36 m2.
6. Bij het bestreden besluit heeft verweerder een indelingsplan vastgesteld voor het Cörversplein in Maastricht, waarbij Cinq is ingedeeld op het pleinterras van 36 m2. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
7. De voorzieningenrechter kan een voorlopige voorziening treffen, indien is voldaan aan de vereisten die in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) staan vermeld. Dit artikel bepaalt dat indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
8. De voorzieningenrechter stelt vast dat aan de twee in artikel 8:81 van de Awb neergelegde formele vereisten is voldaan, nu verzoekster een bezwaarschrift heeft ingediend ter zake het besluit waarvan de voorlopige voorziening wordt gevraagd en de bestuursrechter bevoegd moet worden geacht om van de (eventuele) hoofdzaak kennis te nemen.
9. Wat betreft de vraag of het spoedeisend belang bij het onderhavige verzoek genoegzaam is aangetoond, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Het besluit ter zake waarvan verzoekster een voorlopige voorziening vraagt, is het besluit waarbij verweerder een indelingsplan heeft vastgesteld. De voorzieningenrechter kan Cinq in zoverre volgen in haar betoog dat geen sprake is van onverwijlde spoed als enkel wordt gekeken naar het bestreden besluit. Dit besluit levert namelijk geen onomkeerbare gevolgen op. Daar staat tegenover dat – onbestreden – sprake is van een nauwe verwevenheid tussen het bestreden besluit en het aanvragen en verlenen van een pleinterrasvergunning. Artikel 10, derde lid, van de Terrasverordening bepaalt immers dat een pleinterrasvergunning enkel kan worden verleend wanneer de horecalokaliteit van de aanvrager op het indelingsplan is geplaatst. De vergunning voor een pleinterras wordt voor acht jaar verleend op grond van artikel 8, derde lid, van de Terrasverordening. Het gevolg van het bestreden besluit – het niet indelen van de horecalokaliteit van verzoekster op het pleinterras van 36 m2 – is dat aan verzoekster geen pleinterrasvergunning voor dit terras zal worden verleend en dat zij daar gedurende acht jaar geen terras kan exploiteren. Tegen de hiervoor geschetste achtergrond is de voorzieningenrechter van oordeel dat het spoedeisend belang bij het onderhavige verzoek genoegzaam is aangetoond. Het betoog van Cinq dat verzoekster te zijner tijd bezwaar kan maken tegen het (nog te nemen) besluit waarbij de pleinterrasvergunning wordt verleend, maakt dit niet anders. Met het maken van bezwaar tegen de nog te verlenen pleinterrasvergunning kan verzoekster immers niet bewerkstelligen dat haar horecalokaliteit (alsnog) op het indelingsplan wordt geplaatst, hetgeen – zoals overwogen – een voorwaarde is voor het verlenen van een pleinterrasvergunning.
10. Hetgeen onder 8. en 9. is overwogen, brengt met zich mee dat de voorzieningenrechter overgaat tot het geven van een voorlopig rechtmatigheidsoordeel over het bestreden besluit. In dit verband moet de voorzieningenrechter beoordelen of verweerder het indelingsplan heeft kunnen baseren op de Terrasverordening en het indelingsplan in redelijkheid heeft kunnen vaststellen zoals hij heeft gedaan.
11. De voor deze zaak relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Moet artikel 13 van de Terrasverordening buiten toepassing worden gelaten?
12. Verzoekster betoogt dat artikel 13 van de Terrasverordening buiten toepassing moet worden gelaten, omdat verweerder deze verordening niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. Hierdoor biedt de Terrasverordening geen deugdelijke grondslag voor het bestreden besluit, zodat dit besluit in bezwaar geen stand kan houden.
12.1.De voorzieningenrechter begrijpt het betoog van verzoekster aldus dat verzoekster betoogt dat artikel 13 van de Terrasverordening buiten toepassing moet worden verklaard, omdat deze bepaling in strijd is met nationaalrechtelijke beginselen, waaronder algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Verweerder had de financiële gevolgen voor verzoekster bij het vaststellen van de Terrasverordening en het bestreden besluit moeten betrekken en onderzoeken, maar heeft dat nagelaten, aldus verzoekster. Dit komt neer op een zogenoemde exceptieve toetsing. De voorzieningenrechter zal daarom nagaan of daarvoor in dit geval reden is.