ECLI:NL:RBLIM:2021:10082

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
C/03/288933 / FA RK 21-704
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. Sutorius-van Hees
  • N. Kum
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van partneralimentatie en uitleg van echtscheidingsconvenant met betrekking tot pensioengerechtigde leeftijd

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 9 november 2021 een beschikking gegeven over de verlenging van partneralimentatie. De vrouw, die onder curatele is gesteld, verzoekt om verlenging van de alimentatie tot haar pensioengerechtigde leeftijd. De man is het hier niet mee eens en stelt dat de alimentatie op een eerder overeengekomen datum eindigt. De rechtbank oordeelt dat de alimentatie doorloopt tot de vrouw 65 jaar is, maar constateert dat er een grammaticale tegenstrijdigheid in de overeenkomst is. De rechtbank legt uit dat de datum waarop de vrouw 65 jaar wordt, niet overeenkomt met de pensioengerechtigde leeftijd die destijds 65 jaar was. De rechtbank concludeert dat de alimentatieverplichting van de man doorloopt tot de vrouw 65 jaar, maar dat er geen grond is voor een verlenging tot 67 jaar, omdat de omstandigheden niet uitzonderlijk zijn. De rechtbank wijst het verzoek van de curator tot verlenging van de alimentatie af en bepaalt dat de man zijn eigen proceskosten moet betalen. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familierecht
Zaaknummer: C/03/288933 / FA RK 21-704
Partneralimentatie
Beschikking van 9 november 2021
in de zaak van:
[curator] ,
hierna te noemen: de curator
in zijn hoedanigheid als curator van:
[de vrouw]
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.H.J.M. Stassen,
t e g e n
[de man] ,
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. R.P.F. Rober.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
het verzoekschrift tot verlenging partneralimentatie met bijlagen 1 tot en met 5, binnengekomen op 24 februari 2021;
het verweerschrift;
het F9-formulier van mr. Stassen met bijlagen, binnengekomen op 31 mei 2021;
het F9-formulier van mr. Rober met verklaringen van kinderen, binnengekomen op 7 juni 2021, en
de e-mail van mr. Stassen met bijlagen, binnengekomen op 28 september 2021.
1.2.
de mondelinge behandeling vond plaats op 14 oktober 2021. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Bij deze behandeling waren (vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 via videobellen) aanwezig:
  • de curator en de vrouw, bijgestaan door hun advocaat, en
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat.

2.Waar gaat het over?

2.1.
De vrouw en de man zijn met elkaar getrouwd geweest.
2.2.
De rechtbank Limburg heeft de vrouw op 6 april 2020 onder bewind gesteld. Zij is door dezelfde rechtbank op 24 februari 2021 tevens onder curatele gesteld.
2.3.
Bij beschikking van de rechtbank Maastricht van 24 december 2008 is tussen de vrouw en de man de echtscheiding afgesproken. Deze beschikking is op 22 januari 2009 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.4.
De vrouw en de man hebben in september 2009 een vaststellingsovereenkomst (verder: overeenkomst) gesloten. In de considerans en artikel 1.7 is opgenomen dat:

Bij de uitvoering van de onderhavige overeenkomst prevaleert de letterlijke tekst van deze overeenkomst, in afwijking van het Haviltex-criterium, boven eventuele partijbedoelingen zodat dat bij geschillen die onverhoopt op welke wijze dan ook uit deze overeenkomst mochten voortvloeien, ook wanneer slechts een der partijen een geschil aanwezig acht, de competente rechter de bepalingen zoals opgenomen in de onderhavige overeenkomst uitsluitend grammaticaal dient uit te leggen en toe te passen (…) De partneralimentatie zal eindigen op de dag dat de vrouw de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, te weten op [ geboortedag de vrouw] 2021’.
2.5.
De voormelde afspraak is opgenomen in de beschikking van het gerechtshof
’s-Hertogenbosch van 10 november 2009. Door wettelijke indexering bedraagt de partneralimentatie thans € 1.223,- netto per maand.
2.6.
De man is op [ geboortedag de vrouw] 2021 gestopt met betalen. De curator meent dat partijen zijn overeengekomen dat de man doorbetaalt tot de pensioenleeftijd van de vrouw op [ geboortedag de vrouw] 2024 of in ieder geval tot het moment dat zij op [ geboortedag de vrouw] 2022 de leeftijd van 65 zal bereiken, wat de pensioengerechtigde leeftijd was op het moment dat partijen de overeenkomst sloten. Het is altijd de bedoeling van partijen geweest dat de partneralimentatie tot de pensioenleeftijd van de vrouw van (toen) 65 jaar zou duren (en die zij niet op [ geboortedag de vrouw] 2021 zou bereiken). Nu deze door wetswijziging inmiddels is verhoogd naar 67 jaar, dient de man tot die datum door te betalen. Mocht de bijdrage van de man wegvallen, dan houdt zij een inkomen over dat in schril contrast staat tot haar huwelijksgerelateerde behoefte. Door haar arbeidsongeschiktheid is zij ook niet in staat om dit te compenseren.
2.7.
De man is het niet eens met een verlenging van de partneralimentatie en vraagt de rechtbank de curator niet te ontvangen in zijn verzoek of dat verzoek af te wijzen. Hij heeft met de vrouw in de overeenkomst afgesproken dat de partneralimentatie niet bij rechterlijke uitspraak kan worden gewijzigd door wijziging van omstandigheden. Daarnaast is afgesproken dat de partneralimentatie zal eindigen zodra de vrouw haar pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en in ieder geval op [ geboortedag de vrouw] 2021. Deze datum is overeengekomen en gelet op de letterlijke tekst van de overeenkomst is zijn alimentatieverplichting op die datum geëindigd. Zij hebben duidelijk afgesproken dat er naar de letterlijke tekst zal worden gekeken en niet naar partijbedoelingen.

3.De beoordeling

conclusie
3.1.
De rechtbank beslist dat de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie doorloopt tot [ geboortedag de vrouw] 2022. Dit betekent dat het verzoek van de curator deels wordt toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt. Daarbij gaat zij alleen in op de standpunten van de curator en de man die voor de beoordeling van belang zijn.
verlenging partneralimentatie
3.2.
De rechtbank begrijpt uit de toelichting van de curator ter zitting dat de curator het verzoek dat ziet op de termijn gedurende welke de man de verplichting heeft de overeengekomen bijdrage aan de vrouw te voldoen, primair baseert op het bepaalde in de overeenkomst. Subsidiair verzoekt hij verlenging van de termijn op basis van het bepaalde in artikel 1:157 lid 5 (oud) van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daardoor beoordeelt de rechtbank eerst of en in hoeverre het verzoek toewijsbaar is op basis van de overeenkomst. Voor zover dat niet of deels mogelijk is beoordeelt de rechtbank in hoeverre het verzoek kan worden toegewezen op grond van het voorgenoemde artikel.
uitleg overeenkomst
3.3.
De curator en de man verschillen van mening over de uitleg van artikel 1.7 van de overeenkomst in samenhang met hetgeen in de considerans is bepaald.
3.4.
De curator merkt op dat de vrouw op de in het voormelde artikel genoemde datum 64 jaar zou worden en de pensioengerechtigde leeftijd – die toen nog 65 jaar was – niet zou bereiken. Als pensioendatum had daarom moeten staan: [ geboortedag de vrouw] 2022. Door wetswijziging is de pensioengerechtigde leeftijd echter inmiddels verhoogd naar de leeftijd van 67. De man voert aan dat in de overeenkomst expliciet is opgenomen dat bij een geschil de letterlijke tekst zal prevaleren boven partijbedoelingen zodat niet wordt toegekomen aan het Haviltex-criterium. [1] Een (louter) grammaticale uitleg van de overeenkomst brengt volgens hem met zich mee dat de partneralimentatie op [ geboortedag de vrouw] 2021 zal moeten eindigen. Ook omdat de vrouw nadrukkelijk met die datum akkoord is gegaan en zij wist (of behoorde te weten) dat haar pensioenleeftijd pas één jaar na die datum zou ingaan.
3.5.
Nu de vrouw en de man nadrukkelijk zijn overeengekomen dat bij geschillen over de overeenkomst bepalingen uitsluitend grammaticaal dienen te worden uitgelegd, beperkt de rechtbank haar beoordeling – in eerste instantie – tot die uitlegmethode.
3.6.
Een puur grammaticale uitleg van de overeenkomst biedt hier echter geen oplossing. De tekst van de overeenkomst bevat namelijk een innerlijke tegenstrijdigheid. Er staat enerzijds dat de partneralimentatie eindigt ‘op de dag dat de vrouw de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt’ en anderzijds ‘te weten op [ geboortedag de vrouw] 2021’. Die twee elementen botsen met elkaar. De ‘pensioengerechtigde leeftijd’ zou de vrouw namelijk, ook ten tijde van het ondertekenen van het convenant, niet op [ geboortedag de vrouw] 2021 bereiken. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de ‘
pensioengerechtigde leeftijd’ een welbekend begrip is in de maatschappij, omdat het bereiken van die leeftijd (grote) financiële en maatschappelijke gevolgen heeft op het dagelijks leven van burgers. Daarmee is dat begrip niet op zichzelf staand, maar heeft het (ook) een juridische betekenis die in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet wordt gedefinieerd. Ten tijde van de ondertekening van de overeenkomst was in dat artikel de pensioengerechtigde leeftijd bepaald op 65 jaar. Dit betekent dat de in artikel 1.7. door de vrouw en de man opgenomen datum taalkundig gezien botst met het daarvóór genoemde begrip pensioengerechtigde leeftijd.
3.7.
De vraag is dan vervolgens welke van deze twee elementen moet prevaleren: het begrip ‘de pensioengerechtigde leeftijd’ of de datum ’ [ geboortedag de vrouw] 2021’. Daarbij ontkomt de rechtbank er niet aan om te kijken wat de man en de vrouw bedoeld hebben met de toevoeging van de datum [ geboortedag de vrouw] 2021. Te meer omdat deze toevoeging niet op zichzelf staat en met de woorden ‘te weten’ nadrukkelijk is verbonden met ’ [ geboortedag de vrouw] 2021’. Bij de uitleg van die bedoeling kijkt de rechtbank wederom zo veel mogelijk naar de tekst van de rest van de bepaling, aangezien de man en de vrouw in artikel 1.7 hebben opgenomen dat zij een zo letterlijk mogelijke uitleg wensen.
3.8.
Uit de woorden ‘te weten’ blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat partijen bedoeld hebben om met de opgenomen datum een verduidelijking te geven van het moment waarop de vrouw de pensioengerechtigde leeftijd zou bereiken. Kijkend naar het toenmalige artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet zou de vrouw de pensioengerechtigde leeftijd bereiken als zij 65 jaar was. Dat zou zijn op [ geboortedag de vrouw] 2022. In geen geval zou zij de pensioengerechtigde leeftijd al op [ geboortedag de vrouw] 2021 hebben bereikt. Waar de man en de vrouw een verduidelijking hebben willen geven, is dus juist verwarring ontstaan. De rechtbank houdt het er daarom voor dat hier sprake is geweest van een verschrijving wat de datum betreft. Aan die verschrijving kan de vrouw niet worden gehouden.
3.9.
Dit betekent echter niet dat, zoals de curator stelt, de partneralimentatie pas eindigt op het moment dat de vrouw daadwerkelijk de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Die pensioenleeftijd is namelijk na het sluiten van de overeenkomst verlengd, waardoor deze voor de vrouw inmiddels 67 jaar bedraagt. Een dergelijke ruime uitleg van het begrip ‘de pensioengerechtigde leeftijd’ verhoudt zich niet met de rest van de overeenkomst en met name de bepaling dat de man en de vrouw een zo letterlijk mogelijke uitleg wensten van de overeenkomst. Ten tijde van het sluiten van de overeenkomst was de pensioenleeftijd immers 65 jaar.
uitzonderlijke situatie?
3.10.
Hiervoor is beslist dat het ervoor moet worden gehouden dat de man en de vrouw in de overeenkomst hebben afgesproken dat de alimentatieverplichting van de man zal doorlopen tot [ geboortedag de vrouw] 2022. Het verzoek van de vrouw om te bepalen dat de partneralimentatie tot die datum doorloopt, ligt voor toewijzing gereed. Gezien het verzoek van de curator moet de rechtbank dan vervolgens nog beoordelen of – ondanks deze overeenkomst – er voldoende gronden aanwezig zijn om deze verplichting op grond van artikel 1:157 lid 5 (oud) BW te verlengen tot de 67e leeftijd van de vrouw, zijnde [ geboortedag de vrouw] 2024.
3.11.
Indien wordt verzocht om verlenging van de alimentatietermijn, dient een alimentatiegerechtigde aan te tonen dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie. Dit geldt des te meer aangezien de man en de vrouw al een langere termijn waren overeengekomen in de overeenkomst en zij uitdrukkelijk een wijziging hebben uitgesloten. De rechter beoordeelt dan of er een reden bestaat tot verlenging. Daarbij kan, naast de financiële situatie waarin de alimentatiegerechtigde zich bevindt, ook van belang zijn in hoeverre de behoefte aan voortduring van een uitkering tot levensonderhoud nog verband houdt met het huwelijk en of de alimentatiegerechtigde alles heeft gedaan wat redelijkerwijs mag worden verwacht om financieel zelfstandig te worden. [2]
3.12.
De rechtbank komt op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling tot het oordeel dat de door de curator aangevoerde omstandigheden niet met zich meebrengen dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie die maakt dat de ongewijzigde handhaving van de termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van de vrouw kan worden gevraagd. Daarbij constateert de rechtbank weliswaar dat de vrouw volledig arbeidsongeschikt is en dat het wegvallen van de partneralimentatie betekent dat zij is aangewezen op de WAO-uitkering van € 665,77 bruto per maand en de Duitse arbeidsongeschiktheidsuitkering van € 791,58 bruto per maand, maar dat brengt niet zonder meer met zich dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie. Het had op de weg van de curator gelegen om zijn stelling aan de hand van stukken – die bijvoorbeeld zien op de (woon)lasten van de vrouw – nader te onderbouwen. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat bij de ondertekening van de overeenkomst het de vrouw duidelijk was geweest dat de partneralimentatie in ieder geval op haar pensioenleeftijd van 65 zou eindigen. Zij heeft daarom voldoende tijd gehad om op die (nieuwe) situatie te anticiperen, door bijvoorbeeld geld opzij te leggen. Daarbij komt dat uit het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling ook is gebleken dat de vrouw een spaarvermogen heeft van – ongeveer – € 16.000,-. Zij kan dit bedrag, maar ook de toeslagen waarvoor zij nu wel in aanmerking komt, aanwenden om haar inkomen aan te vullen en aan de nieuwe situatie te wennen.
proceskosten
3.13.
De rechtbank beslist dat de curator en de man hun eigen proceskosten moeten betalen, omdat het hier om een onderhoudsverplichting gaat.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaald dat de man gehouden is de partneralimentatie zoals die is vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst van september 2009 en is opgenomen in de beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 10 november 2009 te voldoen tot
[ geboortedag de vrouw] 2022;
4.2.
beslist dat de curator en de man hun eigen proceskosten moeten betalen, en
4.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Dit is de beslissing van rechter mr. Sutorius-van Hees, tot stand gekomen in samenwerking met mr. N. Kum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 november 2021.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof in ‘s-Hertogenbosch. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.HR 13 maart 1981,
2.HR 19 december 2008,