ECLI:NL:RBLIM:2021:10192

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
C/03/244190 / FA RK 17-4892 en C/03/252323 / FA RK 18-2588
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om omgangsregeling en deskundigenonderzoek in een complexe echtscheidingszaak met PTSS-kwesties

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 16 juni 2021, zijn de ouders van een minderjarige betrokken in een complexe echtscheidingsprocedure. De vader verzoekt om een omgangsregeling met zijn kind, terwijl de moeder zich verzet tegen dit verzoek, onder andere vanwege haar ernstige PTSS, die zij stelt te hebben opgelopen door het handelen van de vader. De rechtbank heeft eerder deskundigen benoemd om de situatie te onderzoeken, maar het rapport dat is opgesteld, roept vragen op over de objectiviteit en volledigheid van het onderzoek. De rechtbank concludeert dat het onderzoek niet volledig is geweest en dat er behoefte is aan een milieuonderzoek om een completer beeld te krijgen van de situatie. De rechtbank verzoekt het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) om een milieuonderzoek te laten uitvoeren, waarbij ook de moeder van de moeder en de vader van de moeder betrokken moeten worden. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat het milieuonderzoek is afgerond. De vader heeft ook verzocht om een contra-expertise, wat door de rechtbank wordt toegestaan, maar pas na het milieuonderzoek. De zaak is van groot belang voor de ontwikkeling van de minderjarige, die recht heeft op een gezonde relatie met beide ouders, mits dit veilig kan gebeuren.

Uitspraak

Rechtbank Limburg

Familie en jeugd
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/244190 / FA RK 17-4892 en C/03/252323 / FA RK 18-2588
Beschikking van 16 juni 2021
in de zaak van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat: mr. S.J.M.P. Hoppers;
tegen:
[de moeder],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. J.A.N. Lap,
betreffende de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2017.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
- de tussen partijen gegeven beschikking van 10 juni 2020 waarbij [naam GZ-psycholoog 1] en [naam GZ-psycholoog 2] tot deskundigen zijn benoemd en verzocht zijn een onderzoek in te stellen en een deskundigenbericht uit te brengen;
- de brief van 8 januari 2021 van de moeder;
- het F9-formulier van 14 januari 2021 van de vader;
- het op 22 februari 2021 ingekomen deskundigenbericht;
- de bij brief van 1 maart 2021 ingediende producties van de moeder;
- de bij brief van 4 maart 2021 ingediende reactie op het deskundigenbericht van de moeder;
- de bij brief van 8 maart 2021 ingediende productie van de moeder;
- de bij brief van 11 maart 2021 ingediende reactie op het deskundigenbericht van de vader;
- de bij brief van 12 maart 2021 ingediende productie van de moeder;
- de nadere mondelinge behandeling, welke heeft plaatsgevonden op 15 maart 2021 en waarbij zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door mr. Hoppers;
- mr. Lap namens de moeder;
- mw. [naam] , vertegenwoordigster van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad);
- dhr. [naam GZ-psycholoog 2] , GZ-psycholoog/orthopedagoog-generalist.
Mw. [naam GZ-psycholoog 1] , GZ-psycholoog kon fysiek niet aanwezig zijn en is ter zitting, in aanwezigheid van eenieder, telefonisch gehoord.
1.2.
Door de moeder is bij brief van 8 januari 2021 verzocht om haar separaat, op een andere dag, te horen. Door de vader is hiertegen op 14 januari 2021 bezwaar gemaakt.
Door de moeder is bij brief van 1 maart 2021, gelet op het ingediende deskundigenbericht, nogmaals verzocht haar separaat te horen.
De rechtbank heeft de moeder in de gelegenheid gesteld om gehoord te worden op 15 maart 2021 op een ander tijdstip, nu het niet te realiseren was om haar op een andere dag te horen. De moeder heeft bij brief van 8 maart 2021 aangegeven niet aanwezig te zullen zijn en heeft haar mening in diezelfde brief kenbaar gemaakt.

2.Het deskundigenbericht

2.1.
Bij beschikking van 10 juni 2021 is aan de deskundigen verzocht een onderzoek in te stellen en een deskundigenbericht uit te brengen met betrekking tot de in die beschikking geformuleerde vragen. In het deskundigenbericht van 22 februari 2021 zijn die vragen als volgt beantwoord:
1.
Hoe is de persoonlijkheid en het functioneren van de moeder te beschrijven?

op basis van klinische impressies

op basis van psychologisch testonderzoek

eventuele aandachtspunten
De dynamiek in de contacten met moeder wijst niet op persoonlijkheidspathologie. De persoonlijkheidsontwikkeling is in een (hetero)anamnese doorgenomen. Testpsychologisch persoonlijkheidsonderzoek kon niet worden verricht.
Geconcludeerd wordt dat er geen tekorten zijn in het empathische vermogen of de theory of mind (tom), noch in de impulsregulatie. Zij is in staat warme, diepergaande en wederkerige relaties aan te gaan. De controlemogelijkheden zijn in de basis gezond. Haar copingmogelijkheden zijn in aanleg gezond. Er zijn geen aanwijzingen voor een verstoorde gewetensfunctie. Het zelfbeeld is wat kwetsbaar, zij is geneigd om onzekerheden te compenseren door hard te werken en een hoog streefniveau. Zij neigt niet tot zwart-wit percepties, zij is niet in verhoogde mate krenkbaar of wraakzuchtig.
Er zijn geen aanwijzingen dat zij op de belangrijke levensgebieden vastloopt.

2.In hoeverre is er sprake van psychiatrische problemen bij de moeder?Betrokkene is een vrouw bij wie een PTSS is vastgesteld. Dat is in onderhavig onderzoek geschied en bovendien door meerdere hulpverleners in verschillende instellingen. Observaties ondersteunen de gestelde diagnose.

3.
Is er sprake van malingering en in hoeverre is dat door een (neuropsychologisch) onderzoek vast te stellen, dan wel uit te sluiten?
Het testpsychologisch onderzoek wijst niet op simulatie of het overdrijven van klachten. Er is eerder een aanwijzing voor dissimulatie, dit wil zeggen dat zij zich als sterker presenteert dan zij zich voelt.
In de collaterale informatie zijn er evenmin aanwijzingen voor simulatie/malingering.
Simulatie/malingering kan niet volledig worden uitgesloten, maar het onderhavige onderzoek geeft er geen aanwijzingen voor, laat staan dat simulatie/malingering zou kunnen worden onderbouwd.
Malingering van PTSS kan niet worden aangetoond met neuropsychologisch onderzoek. De Ment is het instrument om simulatie van PTSS te testen, betrokkene doorzag wat met de test werd beoogd (zij had deze test al eerder gedaan,
toevoeging rechtbank) en zij gaf dit spontaan aan. Daarmee toonde zij openheid. Een andere test die malingering in kaart brengt (de Sims) meet niet specifiek het simuleren van PTSS, maar van een breed scala aan ongewone psychiatrische klachten. In het algemeen herkennen mensen die simuleren zich in een breder klachtenscala dan behorend tot één stoornis. Bij betrokkene was hiervoor geen aanwijzing.
Er zijn contactkenmerken die suspect zijn voor c.q. zouden kunnen wijzen op malingering (of partiële malingering), maar ook hiervan is onvoldoende sprake.
4.
Wat is er te zeggen over de relatie tussen de moeder en [minderjarige] ?

op basis van klinische impressie

eventueel op basis van de observaties tijdens de interactieobservaties
Gedurende de interactieobservatie is er regelmatig sprake van lichamelijke én verbale affectie, mede omdat [minderjarige] de nabijheid van moeder opzoekt.
Moeder is duidelijk gericht op [minderjarige] en toont interesse in hetgeen hij doet en probeert te vertellen/aan te geven. [minderjarige] is eveneens gericht op zijn moeder en betrekt haar bij hetgeen hij doet. Daarbij geeft moeder [minderjarige] vertrouwen door hem verbaal aan te moedigen, waardoor hij op onderzoek uit durft te gaan. Als [minderjarige] iets spannend/moeilijk vindt, wordt gezien dat hij zich voor ondersteuning richt op zijn moeder die hem op dat moment veiligheid biedt (zowel verbaal als non-verbaal).
Gezien de klinische impressie en de interactieobservatie wordt geconcludeerd dat de relatie tussen moeder en [minderjarige] als een gezonde, plezierige ouder-kind relatie kan worden gezien, wat van belang is omdat een positieve ouder-kindrelatie een positief effect heeft op de ontwikkelkansen van kinderen en het een veilige hechting bevordert.
5.
In hoeverre werken eventuele psychiatrische problemen belemmerend in het pedagogisch en affectief handelen ten opzichte van [minderjarige] ?
Positief is dat betrokkene ervan doordrongen is, dat zij haar zoon moet afschermen voor haar klachten. Zij is zich ervan bewust dat zij niet op haar zoon mag leunen, noch bescherming bij hem zoeken. Zij heeft een opvoedcoach met wie zij een en ander bespreekt en van wie zij adviezen krijgt.
Positief is dat zij een sociaal steunsysteem heeft, waarop zij kan terugvallen op de momenten dat zij decompenseert in klachten en niet meer volledig toekomt aan haar opvoedtaken.
Positief is ook dat betrokkene graag intensieve behandeling wil aangaan. Zij is intrinsiek gemotiveerd hulp te accepteren en uit de collaterale informatie blijkt dat zij afspraken nakomt en dat zij zich steeds heeft ingezet voor behandeling.
6.
Wat zijn de pedagogische en affectieve mogelijkheden en beperkingen van de moeder in relatie tot [minderjarige] ?

welk inzicht in de eigen pedagogische en affectieve mogelijkheden en beperkingen heeft de moeder?

eventuele aandachtspunten
Uit het onderzoek naar de opvoedingsvaardigheden van moeder komt naar voren dat zij over ruim voldoende/goede pedagogische basisvaardigheden beschikt.
Moeder ondersteunt [minderjarige] bij het spel waarbij zij in voldoende mate structuur aanbrengt. Het bieden van structuur geeft houvast wat nodig is om zelfstandig activiteiten te ondernemen. Ook heeft [minderjarige] informatie en uitleg nodig bij activiteiten, iets wat moeder in ruim voldoende mate laat zien. Zij geeft op een concrete manier uitleg aan [minderjarige] , waarbij zij taalgebruik hanteert dat aansluit bij zijn leeftijd. Gezien wordt derhalve dat de informatie en uitleg aansluiten bij de aandacht en het ontwikkelingsniveau van [minderjarige] .
Kijken we verder naar de communicatie en sensitiviteit dan zien we dat dit bij moeder sterk ontwikkeld is. Non-verbale contactpogingen van [minderjarige] worden opgepakt door moeder. Ook verbaliseert zij gevoelens en emoties bij [minderjarige] , waardoor er sprake is van een emotionele ondersteuning, wat een gevoel van geborgenheid geeft, zodat hij zich veilig en op zijn gemak voelt. Moeder laat derhalve op een positieve manier duidelijk haar betrokkenheid blijken bij wat [minderjarige] doet en ervaart (troosten, complimentjes geven, aanmoedigen, interesse tonen).
Kijken we naar het inzicht in de eigen pedagogische en affectieve vaardigheden geeft moeder als sterke punten dat ze kijkt naar [minderjarige] en hem kan volgen in wat hij nodig heeft. Ze geeft duidelijkheid en regelmaat en [minderjarige] weet wat hij van haar kan verwachten. Daaraan vindt ze gekoppeld dat hij het vertrouwen heeft om dingen alleen uit te proberen, maar weet dat moeder er is om hem te helpen mocht het niet lukken.
Verbeterpunten vindt moeder moeilijk om te benoemen. Uiteindelijk geeft ze aan dat ze een gezinscoach erbij betrokken heeft om op die manier meer duidelijk te krijgen hoe ze nu precies opvoedt, wat je mag verwachten, hoe stel je grenzen.
Moeder geeft hierbij aan dat ze hier thuis niet voldoende voorbeelden van gehad heeft. Moeder heeft deze steun gevraagd vanaf de geboorte van [minderjarige] en noemt dat nu als een sterk punt dat ze ontwikkeld heeft.
Op grond van bovenstaande informatie ontstaat het beeld dat moeder zicht heeft op haar opvoedkundige mogelijkheden en daar waar onzekerheid bestaat, hulp/ondersteuning gerealiseerd is.
7.
Hoe beleeft de moeder de relatie met [minderjarige] en welke factoren zijn van invloed op de relatie met [minderjarige] ?

hierbij dient in ieder geval vader mee te worden genomen
Moeder beleeft het ouderschap positief en heeft zeer positieve gevoelens/gedachten over [minderjarige] , wat zich onder meer uit in het gelukkig, prettig en rustig voelen bij hem. Positief van invloed hierop is dat moeder zich voldoende competent voelt in de opvoeding: ze kan [minderjarige] sturen waar nodig, ervaart controle over hem en kan hem corrigeren. Er is niet sprake van stemmingsproblemen als opvoeder en moeder ervaart haar ouderlijke rol niet als inperkend op haar vrijheid. Ze is in staat adequaat haar affectie te uiten en af te stemmen op de ontwikkelingsbehoeften van [minderjarige] . Wel is bij moeder sprake van gezondheidsklachten. Deze lijken met name gerelateerd aan de PTSS klachten.
Kijken we echter naar de totale score op het ervaren van opvoedbelasting dan worden hieromtrent geen noemenswaardige problemen weergegeven.
Moeder praat niet over de vader van [minderjarige] waar hij bij is, omdat dit haar enorm triggert. Betreffende de vader vindt moeder het van belang dat [minderjarige] , als hij vragen gaat stellen over zijn vader, een eerlijk verhaal hoort, zonder belast te worden met wat er inhoudelijk gebeurd is. Ze vindt dit lastig, heeft dit ook al besproken met haar coach. Ze geeft ook aan dat ze hoopt dat haar behandeling eerder start dan dat [minderjarige] vragen gaat stellen, zodat ze hier adequaat op kan reageren. Nu zou het haar nog te veel triggeren waardoor het lastig zou zijn voor haar om dat te bespreken. Mocht hij later aangeven dat hij zijn vader wil leren kennen of meer vragen gaat stellen, geeft moeder aan dat ze nu niet kan zeggen hoe ze daarop zou reageren. Ze geeft opnieuw aan dat ze verwacht dat ze daar mee om kan gaan als ze een effectieve behandeling heeft gehad en als ze weet dat het veilig is voor haar zoon. Ze verwacht dat het helpend is om het met hem te kunnen bespreken, dat behandeling daarbij haar meer een basis kan geven omdat ze nu teveel uit balans raakt, wat ze niet goed vindt voor de ontwikkeling van [minderjarige] .
Dat [minderjarige] geen contact heeft met zijn vader, ziet moeder verder niet als verkeerd, waarbij ze verwijst naar onderzoeken die aangeven dat een kind niet altijd een vader nodig heeft voor het identificatieproces. Moeder refereert ook aan onderzoeken waarin een positief effect beschreven wordt betreffende de ontwikkeling van jongens/kinderen in niet traditionele gezinnen. Verder wordt volgens moeder in de onderzoeken aangegeven dat jongetjes wel mannelijke rolmodellen nodig hebben, waaraan ze zich kunnen spiegelen. Moeder vindt dat ze in voldoende mate daarvoor zorgt, waarbij ze als voorbeelden geeft haar vader (die ook de opa-rol heeft), vriendinnen met partners en haar broertje (20 jaar). Met name haar vader en haar broertje ziet [minderjarige] regelmatig.
8.
Hoe worden de mogelijkheden en beperkingen van de moeder ingeschat om de omgang van het kind met de vader vorm te geven en te ondersteunen?

eventuele aandachtspunten
Die mogelijkheden zijn op grond van het onderhavige onderzoek en de beschikbare gegevens niet aanwezig. De vader triggert te zeer aan de symptomen van de PTSS. Zijn naam alleen al is voldoende voor betrokkene om te decompenseren. Betrokkene is niet in staat de omgang van [minderjarige] met zijn vader vorm te geven en te ondersteunen.
9.
Welke (contra)indicaties zijn er voor het opstarten van een omgangsregeling met de vader?

welke positieve en negatieve gevolgen kan dit hebben op de ontwikkelingsgang van het kind op de korte en de langere termijn?
De decompensatie van betrokkene waardoor ze op het pedagogische vlak (tijdelijk) niet beschikbaar is, is een belangrijke contra-indicatie.
Momenteel is er wel sprake van een adequaat functionerend sociaal steunsysteem (de vader van betrokkene). Uitspraken over de gevolgen op de ontwikkelingsgang van [minderjarige] kunnen niet gedaan worden, omdat hij niet onderzocht is. Wel komt uit de beschikbare informatie het beeld naar voren dat [minderjarige] zich op een adequate manier lijkt te ontwikkelen.
Wat in zijn algemeenheid wel kan worden genoemd is dat continuïteit en stabiliteit in de levensomstandigheden een van de voorwaarden is voor een goede opvoedomgeving. Dit geeft kinderen rust en ruimte om zich te ontwikkelen en draagt bij aan de ontwikkeling van een stabiele basis bij het kind. In die zin komt het ook [minderjarige] ten goede als moeder kan starten met intensieve behandeling gericht op PTSS.
10.
Is het opstarten van de omgangsregeling met de vader te realiseren dusdanig dat de huidige opvoedsituatie er niet onder lijdt, ofwel hoe kan dit vorm krijgen zodanig dat dit de ontwikkeling van [minderjarige] ten goede komt?

is hierbij professionele begeleiding nodig, en zo ja, aan welke begeleiding wordt gedacht?

is aan te geven op welke termijn de eventueel geïndiceerde hulp kan aanvangen
Het starten van de omgangsregeling met vader is niet te realiseren zonder dat de huidige opvoedsituatie er onder lijdt. Omdat betrokkene niet de veiligheid zal ervaren die daarvoor nodig is, kan zij niet starten met de behandeling gericht op de PTSS. Dat zet de kwaliteit en continuïteit van de (opvoed)relatie tussen moeder en zoon onder grote druk. Professionele begeleiding heeft geen positief effect op bovenstaande .
11.
Wat zijn (contra)indicaties op het gebied van hulpverlening, begeleiding en behandeling?

indien er indicaties zijn voor hulpverlening, begeleiding en behandeling: aan welke vorm wordt hierbij gedacht?

op wie zou deze hulpverlening, begeleiding en behandeling gericht moeten zijn?

wat zou de doelstelling van deze hulpverlening, begeleiding en behandeling moeten zijn?

in hoeverre is de moeder in staat en bereid van hulpverlening te profiteren?
Moeder heeft intensieve behandeling nodig voor haar PTSS. Deze behandeling zal niet leiden tot een blijvend positief effect, als betrokkene geen veilige basis heeft. Doel van de behandeling is de symptomen van de PTSS te verbleken dan wel uit te blussen.
Moeder is bereid van hulpverlening te profiteren, zij is ertoe in staat als zij niet wordt blootgesteld of dreigt te worden blootgesteld aan voor haar traumatiserende prikkels/triggers.
12.
In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling van het kind en opvoeding van het kind door de ouder?
Relevante informatie is weergegeven in onderhavige rapportage.

3.De reactie van de moeder

3.1.
Door de moeder is aangegeven dat de rapportage de stellingen ondersteunt die de moeder al vanaf het begin in deze procedure heeft ingenomen. Nu deze stellingen haar verweer tegen omgang, informatie en gezamenlijk gezag dragen, liggen de verzoeken van de vader voor afwijzing gereed.
De moeder geeft aan dat in het rapport door de onderzoekers wordt beschreven en onderbouwd dat er sprake is van een ernstige PTSS en dat de symptomen die eerder geduid werden als ‘fake’ toch echt blijken te horen bij een PTSS.
De moeder vindt het daarnaast fijn dat gezien is dat zij heel goed voor [minderjarige] zorgt en dat haar opvoedvaardigheden goed zijn.
De moeder hoopt dat alle verzoeken van haar ex-partner worden afgewezen en dat dit direct ter zitting zal gebeuren. Dan kan zij zo snel mogelijk met haar behandeling starten. De moeder hoopt dat ze, bijna vier jaar nadat er voor de eerste keer werd gezien dat zij een trauma heeft opgelopen door het handelen van haar ex, eindelijk de rust en veiligheid mag gaan ervaren die nodig is voor de behandeling. De moeder staat al op een wachtlijst voor traumabehandeling en de GGZ zal hiermee starten zodra er zekerheid is dat er veiligheid is voor de moeder. Als de verzoeken van haar ex worden afgewezen houdt dit concreet in dat de moeder kan starten met behandeling op de dag nadat de beroepstermijn verstreken is. Dit is ook van belang voor [minderjarige] , want hij verdient een moeder die zo veel als mogelijk kan herstellen van PTSS en dat zij samen in veiligheid verder kunnen met hun leven.
De moeder hoopt ook na de behandeling zo snel mogelijk (deels) aan het werk te kunnen, zodat de situatie financieel gunstiger wordt.
3.2.
Als reactie op het schrijven van de vader geeft de moeder aan dat het gegeven dat
er niets is gedaan met de beperkingen in het onderzoek als gevolg van het triggeren van herbelevingen, juist de ernst van de PTSS aantoont. De herbelevingen zijn door de onderzoeker persoonlijk geconstateerd en op basis daarvan heeft zij geconstateerd dat de ernst van de PTSS die onderzoeken onmogelijk maakt.
Omtrent de bewering van de vader dat de moeder steeds nieuwe feiten aanvoert geldt het volgende. Bij ernstige traumatische ervaring vindt er eerst verdringing plaats, hetgeen een simpel beschermingsmechanisme is om overbelasting van het brein te voorkomen. Na verloop van tijd komen steeds meer herinneringen naar buiten. Voor een leek kan dit lijken op het steeds weer inbrengen van nieuwe feiten. Volgens de moeder ondersteunt dit feitelijk juist de echtheid en de ernst van de PTSS. Ook past het niet direct noemen van feiten bij de door de deskundige geconstateerde neiging tot dissimulatie (de situatie minder ernstig voorstellen dan dat hij in werkelijkheid is).
Volgens de moeder geeft de vader daarnaast aan dat de moeder simuleert en manipuleert. Hiertegenover staan echter inmiddels diverse behandelaren, waaronder meerdere psychiaters, die de moeder veelvuldig en over langere tijd gezien hebben. Al deze gekwalificeerde behandelaren komen tot de eensluidende conclusie dat de moeder een ernstige PTSS heeft als gevolg van het handelen van de vader tijdens de relatie.
De vader heeft geen enkel zicht op de huidige situatie en kan hier alleen maar over speculeren.
Volgens de moeder is het een feit dat de triggers tot herbeleving allen gerelateerd zijn aan het handelen van de vader jegens de moeder tijdens de relatie. Daar doet een andere verwerkte traumatische ervaring in het verleden niets aan af.
Daarnaast wordt de ernst van het handelen van de vader nog ondersteund door het feit dat het door de moeder aangeleverde bewijs voor de (zeden)recherche voldoende aanleiding was om de vader op 28 januari 2021 aan te houden en gedurende negen uur te verhoren. De zaak is naar aanleiding daarvan doorgezet naar het Openbaar Ministerie.
De reden dat de moeder haar vader bij het onderzoek had meegenomen, was slechts om de moeder een voldoende gevoel van veiligheid te geven en daardoor het onderzoek te faciliteren. Het onderzoek was extreem belastend voor de moeder omdat zij bij het doen van haar verhaal en het beantwoorden van de onderzoeksvragen steeds weer in herinneringen en herbelevingen terecht kwam, die op dat moment niet behandeld konden worden. In die zin heeft de aanwezigheid van haar vader juist het onderzoek gefaciliteerd.
De vader stelt voor om het strafrechtelijk onderzoek af te wachten, maar daarvoor is geen enkele reden. Volgens de moeder is de PTSS immers aangetoond en doet een uitslag van de strafzaak hier niet aan af.
Daarnaast zou afwachten betekenen dat de behandeling van de moeder met wellicht enkele jaren wordt uitgesteld en over de consequenties daarvan heeft de deskundige het navolgende aangegeven: (7. Forensisch Psychologische Beschouwing)
“Indien betrokkene niet behandeld wordt, zal dat naar verwachtingen veel gevolgen hebben voor haar sociale en maatschappelijke functioneren en niet in de laatste plaats voor het functioneren in haar rol als moeder. Trauma gerelateerde stoornissen versterken het risico op verstoringen in de ontwikkeling van een kind, mede vanwege het risico op het ontstaan van verstoringen in de ouder-kind interactie.
Behandeling van de PTSS wordt dan ook als noodzakelijk gezien. Dit kan pas geschieden als betrokkene veiligheid ervaart en geen druk ervaart van buitenaf om geconfronteerd te worden met de vader van [minderjarige] c.q. als contact met hem als een zwaard van Damocles boven haar hangt. Daarbij kan gezegd worden dat zij samenhangend met de PTSS gevoelig is voor deze druk.
De vader stelt voorts dat de moeder labiel is en slechts met zware medicatie kan leven. Beide constateringen zijn volgens de moeder onjuist. Uit het deskundigenrapport en ook bij eerdere onderzoeken van behandelaren is niet gebleken van labiliteit van de moeder. Herbelevingen als gevolg van een PTSS hebben niets te maken met labiliteit. Daarnaast gebruikt de moeder sinds september 2019 geen medicatie meer voor haar PTSS.
Uit het deskundigenrapport blijkt dat er geen twijfel is over de opvoedkwaliteiten van de moeder en de veiligheid van [minderjarige] . [minderjarige] ontwikkelt zich voorspoedig.
Dit wordt consistent ondersteund door eerdere onderzoeken en rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg Limburg, Consultatiebureau, Kinderdagverblijf en de gezinscoach.
Volgens de moeder zijn de deskundigen duidelijk. Zolang direct of indirect contact met de vader als een zwaard van Damocles boven het hoofd van de moeder hangt, zal behandeling van de moeder onmogelijk zijn met alle consequenties voor [minderjarige] van dien. Dit betekent ook dat de dreiging voor toekomstige omgang al te veel is om behandeling mogelijk te maken.

4.De reactie van de vader

4.1.
De vader is van mening dat het verrichte onderzoek niet aan de vooraf gestelde voorwaarden en zodoende niet aan de opdracht voldoet. Bovendien is het niet objectief en in de ogen van de vader schiet het onderzoek daarmee ernstig tekort. De vader vindt het een zeer kwalijke zaak dat er door de onderzoekers niets gedaan is met, dan wel geen verder onderzoek verricht is, naar de door hem genoemde beperking van het onderzoek.
In het onderzoek wordt daarover onder andere het navolgende te kennen gegeven:
“Het onderhavige onderzoek kent beperkingen. Het onderzoek leunt sterk op de verklaringen van betrokkene tijdens het onderhavige onderzoek en op hetgeen zij eerder aan hulpverleners heeft verteld. Daarnaast wordt er geleund op observaties en mededelingen van derden, zoals vader en hulpverleners. Een testpsychologisch persoonlijkheidsonderzoek kon niet worden afgenomen omdat enkele vragen herbelevingen triggerden. Evenmin kon met betrokkene ingegaan worden op de trauma's en de relatie die zij met haar ex, de vader van [minderjarige] had, om dezelfde reden: dat zou herbelevingen triggeren en zij zou decompenseren, wat in de loop van het onderzoek overigens ook is gebeurd."
De vader vraagt zich af waarom er met deze beperkingen niets is gedaan. Het verhaal van de moeder is namelijk helemaal niet consistent te noemen, in tegenstelling tot wat de onderzoekers beweren. De vader verwijst daarvoor naar enkele citaten in het rapport.
Onder andere is daarin opgenomen dat volgens de moeder [minderjarige] zou zijn verwekt vanuit een verkrachting, veroorzaakt door de vader. Dit is weer nieuwe informatie en heeft de vader nog nooit eerder gehoord. Het is voor de vader onbegrijpelijk dat Psytrec onder andere op basis daarvan de diagnose PTSS stelt.
Het is wel duidelijk dat, ondanks dat de zwangerschap niet gepland was, de moeder van meet af aan heel erg blij was met de zwangerschap. Wanneer de moeder echter door een ‘verkrachting’ zwanger zou zijn geworden, van nota bene haar eigen vriend, dan is onduidelijk waar haar enorme blijdschap over die zwangerschap vandaan kwam. Op deze wijze zou je immers geen kindje op de wereld willen zetten.
De door de moeder in het rapport genoemde traumatische ervaringen raken de vader diep, omdat het stuk voor stuk leugens zijn. Dat deze als waar worden aangenomen én dat op basis daarvan de conclusie PTSS wordt getrokken is extra triest voor [minderjarige] en pijnlijk voor de vader. De vader is al veroordeeld zonder dat er objectief gekeken is naar de daadwerkelijke feiten. Zodra een vraag vanuit een hulpverlener te dichtbij komt, simuleert de moeder een instorting en manipuleert zich daarmee een weg door het onderzoek om zo haar wil af te dwingen en om haar verhaal kracht bij te zetten.
Eerdere reacties van de moeder, zoals het Whatsappbericht (productie 1 van het verweerschrift) en aantekeningen van de advocaat van de moeder van 23 april 2018, geven totaal geen blijk van de, door de moeder, gestelde ernstige mishandelingen en poging tot doodslag. Het is pas veel later dat de moeder komt met dergelijke beschuldigingen. De beschuldigingen van de moeder aan het adres van de vader en de psychische problemen waarmee de moeder kampt, namen steeds meer toe naarmate de (juridische) rol van de vader groeide. Ondanks deze wetenschap, zijn de onderzoekers toch volledig blijven varen op de verklaringen van de moeder en wordt het etiket PTSS op de moeder geplakt, enkel en alleen omdat de moeder dit stelt en de onderzoekers dit hebben terug gehoord van de hulpverleners van de moeder. De vader vindt dit een kwalijke zaak. Daarnaast is de vader op geen enkele wijze in het onderzoek betrokken en krijgt alleen de moeder het volledige podium.
De moeder is, volgens haar zeggen, getraumatiseerd door gebeurtenissen in het verleden met haar moeder (ook op seksueel gebied). De moeder stelt hiervoor in het verleden hulp te hebben gehad, maar hiervan zouden geen verslagen meer zijn. De vader vindt het opmerkelijk dat door de onderzoekers op deze gebeurtenis niet verder is ingegaan, nu dit ook van invloed is op de gestelde PTSS-klachten. De vader van de moeder wordt wel als referent gehoord, maar de moeder van de moeder wordt nergens bij betrokken. Tussen de ouders van de moeder was sprake van een vechtscheiding en de kinderen hebben duidelijk een kant gekozen. Dit zegt wel iets, maar is door de onderzoekers volledig genegeerd. Bovendien heeft de vader van de moeder heel veel ruimte gekregen in het onderzoek, terwijl eerder al is komen vast te staan dat de invloed van de vader van de moeder enkel negatief van aard is.
De vader is van mening dat sprake is van een zeer eenzijdige belichting van het onderzoek. Het is de vraag in hoeverre [minderjarige] ooit de kans krijgt om zelf een realistisch beeld van zijn vader te vormen.
De vader vindt het noodzakelijk dat er een contra-expertise komt, waarbij er niet vanuit een eenzijdige belichting conclusies worden getrokken en hij wil het strafrechtelijk onderzoek afwachten. Het afwachten van de strafzaak betekent dat er een aparte zaak gaat lopen waarin wel aan waarheidsvinding wordt gedaan. In deze zaak kunnen dan de ogen worden gericht op [minderjarige] ; daar gaat het immers om.
In een van de eerste rechtszaken heeft de moeder al te kennen gegeven dat ze niet bereid was om de vader ooit in het leven van [minderjarige] toe te laten. Op dit moment wordt [minderjarige] nog steeds opgevoed in een situatie die het beste te omschrijven is als een co-ouderschap van de moeder en haar vader. Dit is een erg ongezonde situatie. Daarnaast bewijst de moeder uiterst labiel te zijn.
De hechting tussen de vader en [minderjarige] , althans het recht daarop, werd [minderjarige] al ontnomen voordat hij geboren was. Dat is al schadelijk voor [minderjarige] , maar daarmee ontkent de moeder bovendien een belangrijk deel van de identiteit van [minderjarige] . De moeder lijkt zich nog steeds niet te realiseren dat [minderjarige] ’s identiteit er niet voor even is, maar dat hij voor altijd voor een deel zal bestaan uit de persoon van vader Den Hartog. De moeder kan dat niet verkroppen en laat aan alles merken dat zij zich hardhandig en extremistisch verzet en dit zal tot grote problemen leiden wanneer het stukje identiteit van de vader voor [minderjarige] tot uiting komt. Dit levert een direct gevaar op voor [minderjarige] . De moeder kan, gelet op haar eigen verzonnen verhalen dan wel vanwege haar ernstige labiliteit en zware medicatie, zo in een psychose raken. Dat zal ernstige schade toebrengen aan [minderjarige] op de korte en lange termijn.
De moeder zal de vader nooit toelaten in het leven van [minderjarige] , maar vroeg of laat gaat dat tot problemen leiden. De moeder geeft aan dat zij niet aan haar PTSS geholpen kan worden, zolang de vader in beeld is in haar leven en dat van [minderjarige] . Dat is bijzonder, want ze geeft daarmee te kennen dat [minderjarige] in geen enkel opzicht vader ( [de vader] ) mag zijn. Tevens zet de moeder een blok, want [minderjarige] zal voor altijd een stukje [de vader] zijn en om aan haar PTSS te werken, mag [de vader] nooit meer in beeld zijn, maar dus ook geen [minderjarige] .
De vader pleit voor een strenge, maar zware en noodzakelijke maatregel: een tijdelijke uithuisplaatsing. Dit totdat de moeder geholpen is aan haar (door haar gestelde) PTSS.

5.Wat ter zitting is besproken

De deskundigen
5.1.
De deskundige mw. [naam GZ-psycholoog 1] heeft aangegeven dat een onderzoek altijd begint met een anamnese, een gesprek over de voorgeschiedenis en levensloop van de onderzochte persoon. Dit wordt verder aangevuld met zo veel mogelijk andere bronnen, hetero-anamnese. De deskundigen doen niet aan waarheidsvinding maar onderzoeken in hoeverre het verhaal van onderzochte consistent is en welke conclusies daaruit zijn te trekken, mede op basis van testonderzoeken. In dit specifieke geval is gesproken met de moeder, haar vader en enkele behandelaars. Het onderhavige onderzoek heeft dan ook zijn beperkingen. De deskundigen hebben echter geen aanleiding gezien een milieuonderzoek te starten.
De moeder heeft niet alle vragen kunnen beantwoorden, in verband met haar klachten. Dit is wel consistent met haar klachtenpatroon, hetgeen door de vader van de moeder wordt onderschreven.
In het onderzoek is geen aanleiding gezien te concluderen tot persoonlijkheidsproblematiek bij de moeder. Er is weliswaar geen testonderzoek hieromtrent gedaan, maar er is voldoende informatie over/ vanuit de levensloop, het psychologisch onderzoek en de dynamiek in de contacten. Op de vraag of de moeder niet kan of niet wil antwoorden, wordt geantwoord dat de deskundigen waarschijnlijk wel het verschil kunnen merken tussen wel of niet de waarheid spreken. Het is een deel ‘niet kunnen’. Dat geen antwoord kunnen geven, sluit ook aan bij de PTSS-klachten. Bij herbelevingen decompenseert de moeder. Daaruit vloeit het vermijdingsgedrag voort, om die emoties te vermijden.
5.2.
De rechtbank heeft ter zitting gewezen op het feit dat de moeder vermijdingsgedrag vertoont, maar ook heel aanwezig is. Zo kan ze niet bij de zitting aanwezig zijn, maar ze stuurt wel continu brieven, ze start een alimentatiezaak en ze heeft aangifte gedaan. De rechtbank heeft de vraag gesteld hoe dit zich tot elkaar verhoudt. Volgens de deskundige mw. [naam GZ-psycholoog 1] is het ‘aanwezig zijn’ te rijmen met het vermijdingsgedrag, omdat er enerzijds sprake is van PTSS en anderzijds omdat de moeder vecht voor [minderjarige] . De moeder wil heel graag dat het goed gaat met haar en [minderjarige] . Ze zoekt ook niet zozeer de aanval, maar juist de verdediging. Ze probeert op allerlei manieren voor haarzelf en [minderjarige] veiligheid te creëren. Door middel van het doen van aangifte tegen de vader, creëert ze voor haarzelf veiligheid. Het starten van een alimentatieprocedure is misschien iets lastiger als verdedigingsmechanisme te duiden, maar op dit moment werkt de moeder minder en zal er toch geld binnen moeten komen.
5.3.
De deskundige [naam GZ-psycholoog 1] heeft voorts aangegeven dat voor het krijgen van PTSS een criterium is dat iemand van een heftige gebeurtenis getuige is geweest; dat kan ook van horen zeggen. Men kan door verhalen van anderen getraumatiseerd worden. Evenwel, getraumatiseerd worden door niet bestaande trauma’s is niet zozeer PTSS. Trauma’s zijn immers de basis voor PTSS. Trauma’s uit het verleden maken iemand gevoeliger voor latere trauma’s. Met de moeder is gesproken over haar trauma uit het verleden. Er is door de deskundigen ook gesproken met de hulpverleners. De trauma’s die hebben plaatsgevonden in de relatie tussen de vader en de moeder zijn eveneens besproken.
Dat de trauma’s van de moeder steeds erger lijken te worden is niet ongewoon. Als juist in het eerste contact alle trauma’s worden verteld, zou dat alarmbellen moeten doen rinkelen.
5.4.
De deskundige mw. [naam GZ-psycholoog 1] kan niet uitsluiten dat sprake is van simulatie, maar ook niet dat het dat niet is. Dan zou echter eerder aan persoonlijkheidsproblematiek gedacht moeten worden. Dat is niet onderzocht omdat de moeder herbelevingen kreeg en zij niet in staat was de persoonlijkheidsvragenlijsten in te vullen. Echter, gelet op hoe de moeder functioneert op andere vlakken, lijkt een persoonlijkheidsstoornis niet aan de orde.
5.5.
Volgens de deskundige dhr. [naam GZ-psycholoog 2] is het heel erg moeilijk om de vader op wat voor manier dan ook toegang te geven tot [minderjarige] . De contacten/ interactie tussen de moeder en [minderjarige] zijn heel positief. Er zijn geen twijfels over de pedagogische vaardigheden van de moeder.
De deskundige mw. [naam GZ-psycholoog 1] heeft aangegeven dat lastig te duiden is wat de toekomst gaat brengen. Het zal er ook aan liggen hoe de omgeving er mee omgaat. Zodra de naam van de vader wordt genoemd, leidt dit tot een herbeleving bij de moeder. Het is lastig om aan te geven wat dit later voor [minderjarige] gaat betekenen. Aan de moeder is gevraagd hoe zij in staat is de PTSS weg te houden bij [minderjarige] . De moeder heeft aangegeven dat zij dit voelt aankomen en dan nog kort in staat is iets te regelen om [minderjarige] bij haar weg te houden. In een interactie met [minderjarige] is niet gezien dat de moeder in een herbeleving komt.
Volgens deskundige mw. [naam GZ-psycholoog 1] is een herbeleving niet te controleren; het is iets dat je overkomt en je kan ze niet verplaatsen. De moeder heeft bij de deskundigen aangegeven dat zij zich er heel erg van bewust is dat het haar kan overkomen. Als de moeder iets verwacht van de zijde van de vader, bijvoorbeeld post, dan wacht ze met openmaken totdat [minderjarige] weg is.
5.6.
Volgens de deskundigen is het moeilijk om te zeggen of de vader ooit een rol kan krijgen in het leven van [minderjarige] . In ieder geval moet de moeder eerst behandeld worden zodat zij contact tussen [minderjarige] en de vader kan toestaan.
In het algemeen is PTSS goed te behandelen. Om een behandeling goed te kunnen beginnen, moet er veiligheid zijn. De veiligheid dat een traumatische gebeurtenis zich niet herhaalt. Niet alles is te behandelen. Het kan blijven sluimeren of wederom getriggerd worden, zeker als iemand in de kindertijd ook een trauma heeft opgelopen. Dan is een ‘onderhoudsprogramma’ nodig. Het kan zijn dat de moeder dan in staat is om de vader een rol te geven in het leven van [minderjarige] . Dat hangt er van af of de moeder er op kan vertrouwen dat [minderjarige] veilig is bij de vader.
Het is lastig om te voorspellen wat een nieuwe (juridische) procedure zal doen met de moeder. Dat hangt af van haar stevigheid en van het systeem om haar heen. Als de moeder verandert, moet het systeem ook mee veranderen. Dat zal waarschijnlijk met elkaar samengaan. De deskundigen hadden niet de indruk dat het systeem van de moeder haar klachten verergert.
Normaliter genezen mensen binnen twee jaar van PTSS. Als de moeder nu verneemt dat de vader over 2 jaar een nieuwe procedure zal starten, zorgt dat op dit moment voor onveiligheid en kan ze haar behandeling niet starten.
5.7.
Door de deskundigen wordt tenslotte aangegeven dat uitgebreid is stil gestaan bij de trauma-ervaringen van de moeder. Die ervaringen hebben haar kwetsbaarder gemaakt. Het trauma van de moeder met haar moeder is uitgebreid besproken maar beperkt in hun verslaglegging weergegeven op verzoek van de moeder. Het is niet duidelijk of PTSS daar is ontstaan. De moeder is voor dat trauma eerder, kennelijk succesvol, behandeld. De traumatische ervaringen in de relatie met de vader hebben de PTSS opnieuw getriggerd. Tussen de moeder en haar moeder is geen contact en zij is niet meegenomen in het onderzoek. Daarvoor zou een milieurapporteur aangesteld kunnen worden, die zou met het hele systeem spreken. De deskundigen vonden dat niet geïndiceerd, want dan zou het erg naar waarheidsvinding gaan. In dit geval gaat het om de onderbouwing voor PTSS. Er zijn veel aanwijzingen die het verhaal van de moeder bevestigen. De behandelaar die de deskundige heeft gesproken kent de moeder al jaren.
De vader
5.8.
Door de vader is aangevuld dat het een intrieste zaak is. [minderjarige] heeft recht op een vader, maar iedere kans om zijn vader te leren kennen wordt hem ontnomen.
Het is de vraag wat [minderjarige] ooit over zijn vader te horen gaat krijgen. Het verhaal van de moeder is immers substantieel anders dan dat van de vader.
Het is de vraag wat het perspectief is. De moeder kan niet beginnen met haar behandeling, want ze moet nog het strafrechtelijk onderzoek afwachten of een eventueel hoger beroep in deze zaak. De vader wordt nu juridisch monddood gemaakt en hij wordt als dader neergezet.
5.9.
Het deskundigenonderzoek is een eenzijdige lineaire benadering. Het is alleen het verhaal van de moeder; het is haar podium. De vader krijgt alle beschuldigingen over zich heen, maar kan niets. Er wordt ook niet gekeken naar wat het voor [minderjarige] betekent dat [minderjarige] geen vader mag hebben en dat de vader geen vader mag zijn.
De vader acht een milieurapport noodzakelijk. De deskundigen hebben aangegeven dat dan aan waarheidsvinding wordt gedaan, maar dat moet ook juist. [minderjarige] moet zijn vader niet zien als een verkrachter of een mishandelaar; dat is niet zo.
Er wordt aangegeven dat de moeder de PTSS heeft gekregen door het handelen van de vader; ook dat is niet waar.
Volgens de vader moet er verder onderzoek worden gedaan naar simulatie/malingering. Er is een professor in Maastricht die daar onderzoek naar doet.
Er dient een contra-expertise te komen en een milieuonderzoek, waarin de vader ook wordt meegenomen.
5.10.
De vader heeft aangegeven dat de moeder hem nooit een rol zal geven. De moeder is zo hardnekkig en fel in haar beschuldigingen dat dit niet gebeurt.
Voor wat betreft het deskundigenonderzoek (en eerder gesprekken met andere instanties), daar heeft de moeder zich perfect op kunnen voorbereiden. De moeder is zich erg bewust van wat haar kan overkomen, maar een herbeleving is niet te sturen. De PTSS is door de moeder verzonnen. Er is een behandelaar voor haar eigen diagnose, maar dat is een onjuiste diagnose.
De vader is van mening dat als het onderzoek op grond van waarheidsvinding wordt verricht, er een heel andere uitkomst is. Volgens de vader heeft de moeder een persoonlijkheidsstoornis waarvoor behandeling nodig is. [minderjarige] zit nu in een uitermate gevaarlijke situatie. Hij is niet veilig bij een moeder die een stoornis heeft. Dat kan zich namelijk uiten in een instorting of psychose.
De moeder doet er alles aan om het stukje ‘vader’ uit [minderjarige] te bannen. De vader zit echter in [minderjarige] . Het kan dan ook niet zo zijn dat de moeder pas behandeld kan worden als de vader niet meer betrokken zou zijn op wat voor manier dan ook. Eigenlijk kan de moeder pas behandeld worden als [minderjarige] niet meer bij haar is. De vader vindt een tijdelijke uithuisplaatsing dan ook de enige oplossing. [minderjarige] kan dan een gezonde band opbouwen met zijn vader en zijn moeder.
De moeder
5.11.
Namens de moeder is gesteld dat er een zorgvuldig en gedegen onderzoek ligt. Dat onderzoek bevestigt de stellingen van de moeder. De verzoeken van de vader moeten dan ook worden afgewezen.
Er moet behandeling komen, maar dat kan pas als deze zaak is afgesloten.
Niet valt in te zien wat een contra-expertise of milieuonderzoek nog kan toevoegen. De procedure wordt alleen maar verlengd en de moeder kan niet met de behandeling starten. Het kan bovendien juist nadelig zijn, omdat de PTSS dan misschien onbehandelbaar wordt.
Het is onduidelijk waar de mankementen van het deskundigenrapport zitten. Er zijn ter zitting kritische vragen gesteld, waarbij behoorlijk op de kant van de moeder is doorgevraagd. Al die vragen zijn beantwoord en het onderzoek is niet onderuit gehaald.
Destijds was er geen aanleiding voor een milieuonderzoek en de deskundigen zagen daar ook geen aanleiding voor. De vraag is waarom dat er nu wel zou komen.
De moeder verzoekt om een directe beslissing en geen contra-expertise.
5.12.
Het zou goed zijn als er nu rust komt. De moeder kan dan aan haar PTSS werken en er kan een normale situatie ontstaan. Op dit moment leidt alleen al de gedachte dat er in de toekomst contact kan zijn met de vader bij de moeder tot triggers die herbelevingen veroorzaken. Stel dat de behandeling na twee jaar klaar is, maar dat het uitzicht is dat er dan contact moet komen, dan is dat nu al een belemmering voor behandeling. De moeder hoopt dat de vader geen nieuw verzoek zal indienen; zij wil echt starten met de behandeling.
Het is onmogelijk om nu antwoord te geven op de vraag wat de mogelijkheden tot contact in de toekomst zijn.
De moeder heeft ook wel zorgen over [minderjarige] , daarom is eerder ook de gezinscoach betrokken. Gebleken is dat de moeder het goed doet en goed voor [minderjarige] zorgt. De moeder zal [minderjarige] niet voorhouden dat zijn vader een verkrachter of mishandelaar is.
De raad
5.13.
Door de raad is aangegeven dat uit het deskundigenrapport duidelijk naar voren komt dat de behandeling voor de moeder noodzakelijk is. [minderjarige] wordt ouder en zal meer vragen gaan stellen en meer op vader gaan lijken. Het is niet in het belang van [minderjarige] als de behandeling niet gestart kan worden.
De raad begrijpt de zorgen van de vader en wat hij zegt over instanties, maar er zijn geen zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] .
De vader en zijn advocaat zetten in op waarheidsvinding, maar de vraag is of dat echt kan. Zo niet, dan voegt een milieuonderzoek niets toe en moeten de verzoeken van de vader worden afgewezen. Anderzijds, er is veiligheid nodig voor de behandeling van de moeder en voor de omgang. Eerder is een Begeleide Omgangsregeling (BOR) geadviseerd en dat is de meest veilige manier. Voor wat betreft de vader en [minderjarige] bevindt de zaak zich in een patstelling.
Vanuit het deskundigenonderzoek (en eerder de gecertificeerde instelling) zijn er geen signalen van onveiligheid voor [minderjarige] naar voren gekomen. De redenen die de vader aandraagt zijn invoelbaar, maar zijn geen reden voor een uithuisplaatsing.

6.Het oordeel van de rechtbank

6.1.
Gelet op de inhoud van de gedingstukken -waarvan met name het deskundigenrapport - alsmede het verhandelde ter zitting oordeelt de rechtbank als volgt.
De rechtbank concludeert dat, ondanks de toelichting ter zitting, er nog een tweetal openstaande punten zijn die antwoord behoeven.
6.1.1.
Zoals in het rapport zelf al is aangegeven, kent het onderzoek beperkingen. Zo leunt het onderzoek sterk op de verklaringen van de moeder zelf en hetgeen zij eerder aan hulpverleners heeft verteld. Bovendien heeft de moeder niet alle vragen beantwoord en is er geen persoonlijkheidsonderzoek verricht.
Voor wat betreft de herbelevingen komt het de rechtbank opmerkelijk voor dat deze volgens de deskundigen niet te controleren zijn – het overkomt je -, maar dat de moeder wel in staat is om dit weg te houden bij [minderjarige] . De moeder heeft gesteld te worden getriggerd door alles wat met de vader te maken heeft. De deskundigen hebben aangegeven dat de moeder zelf heeft aangegeven dat ze zich er heel bewust van is dat haar een herbeleving kan overkomen, maar dat ze – als ze iets verwacht wat haar kan triggeren – daarmee wacht totdat [minderjarige] weg is. Blijkens hetgeen de moeder zelf aangeeft is er veel dat haar triggert, onder andere de naam van de vader, een viaduct, verkeersborden met Venray/ Eindhoven, de vragenlijst van de psycholoog en het op dezelfde dag naar de rechtbank moeten komen als de vader. Hoewel sommige zaken vast uitgesteld of vermeden kunnen worden, is het vreemd te noemen dat de moeder kennelijk nooit onverwachts getriggerd kan worden, in ieder geval niet als [minderjarige] in de nabijheid is. [minderjarige] heeft immers, volgens de moeder, nog nooit meegemaakt dat de moeder een herbeleving kreeg. Het lijkt echter niet goed voorstelbaar dat de moeder onverwachte triggers kan voorkomen in het dagelijkse leven. De moeder heeft wel een herbeleving die door de deskundige is geconstateerd, maar de moeder heeft nog nooit een herbeleving gehad in het bijzijn van [minderjarige] .
In dit licht begrijpt de rechtbank ook niet hoe de moeder al direct de volgende dag inhoudelijk kan reageren op de reactie van mr. Hoppers, namens vader, op het deskundigenrapport. Ook heeft de moeder kennelijk zoveel bewijs aangeleverd bij de politie dat deze de vader alsnog is gaan verhoren. Het moge zo zijn dat de moeder dat doet vanuit een verdedigingsmechanisme, maar dan nog zouden beide handelingen van de moeder haar enorm moeten triggeren, doch kennelijk is dat niet gebeurd. De rechtbank is van oordeel dat hier meer duidelijkheid over moet komen, temeer nu is aangegeven dat niet alle vragen door de moeder beantwoord zijn kunnen worden vanwege de mogelijkheid tot herbeleving. Gelet op hetgeen eerder is overwogen, rijst opnieuw de vraag of de moeder (wellicht op een bepaalde manier) herbelevingen zou kunnen controleren of dat toch sprake is van simulatie.
6.1.2.
Voorts is duidelijk dat het onderzoek sterk leunt op de verklaringen van de moeder zelf, dan wel de vader van de moeder. Weliswaar is gesproken met behandelaren van de moeder, maar ook die behandelaren kennen alleen het verhaal van de moeder. Door de deskundigen is aangegeven dat niet aan waarheidsvinding is gedaan, maar dat gekeken is of de verhalen hetzelfde zijn, of ze consistent zijn en of wat derden zeggen daarbij aansluit. Die derden zijn in het onderhavige onderzoek echter de vader van de moeder (die volgens de moeder ook veel van huis was en lange werkdagen maakte, toen nog sprake was van een gezin met de moeder van moeder) en de behandelaar van de moeder, die beiden het verhaal van de moeder ondersteunen. In beginsel is een deskundigenrapport in een civiele procedure niet gericht op waarheidsvinding, maar nu acht de rechtbank het wel van belang dat in de onderhavige zaak ook wordt gesproken met de moeder van de moeder, de vader en eventuele anderen.
Hoewel de deskundigen aangeven dat zij het verhaal van de moeder niet per definitie als de waarheid zien, leidt haar verhaal wel tot de conclusie dat de vader, in ieder geval voor een hele tijd, geen enkele rol in het leven van [minderjarige] kan spelen. De rechtbank acht het dan ook van belang dat er een milieurapporteur komt, die met het hele systeem spreekt. Op zichzelf was het vorige onderzoek voornamelijk gericht op de vraag of de moeder PTSS heeft of dat sprake is van simulatie of malingering. Dat laatste is volgens de deskundigen niet uit te sluiten, maar zij hebben er gedurende dit onderzoek, gebaseerd op verklaringen van moeder, haar vader en behandelaren, geen aanwijzingen voor gevonden. Daar waar de vader wordt neergezet als verkrachter, mishandelaar en diegene die de PTSS bij de moeder heeft veroorzaakt, acht de rechtbank het van belang dat ook de andere verklaringen worden meegenomen in het onderzoek. Dit houdt in dat in ieder geval ook de moeder van de moeder moet worden gesproken. Temeer nu de moeder zelf heeft aangegeven in het verleden ook een trauma en PTSS te hebben gehad vanwege haar opvoeding en haar relatie met haar moeder. De vader van de moeder is meegenomen in het deskundigenrapport, maar de moeder van de moeder niet. Ook met de vader zal gesproken moeten worden zodat zijn beleving van de relatie met de moeder meegenomen kan worden.
De rechtbank sluit niet uit dat het milieuonderzoek een ander licht werpt op de bevindingen van de deskundigen en hen ertoe brengt het advies bij te stellen waartoe zij dan ook in de gelegenheid worden gesteld.
6.1.3.
De rechtbank concludeert dan ook dat het onderzoek niet volledig is geweest waardoor de conclusies in het deskundigenrapport – op dit moment – niet door de rechtbank worden onderschreven. Het rapport roept te veel vragen op.
De rechtbank acht zich dan ook onvoldoende voorgelicht en heeft behoefte aan een nader onderzoek, mede omdat in deze zaak waarheidsvinding van groot belang is. Gelet op de onbeantwoorde vragen van de rechtbank, blijft vooralsnog de vraag of wel sprake is van malingering. Verder onderzoek wordt noodzakelijk geacht. Er dient meer zicht en een completer beeld te komen van de achtergrond van zowel de moeder als de vader.
De rechtbank zal het NIFP verzoeken een milieurapporteur voor te dragen, waarbij dan in ieder geval, naast de moeder, ook de moeder van de moeder en de vader in meegenomen moeten worden. Als het rapport van de milieurapporteur gereed is, zal aan de deskundigen mw. [naam GZ-psycholoog 1] en dhr. [naam GZ-psycholoog 2] gevraagd worden of het milieurapport aanleiding geeft om hun conclusies te herzien.
De rechtbank zal het NIFP verzoeken om uiterlijk 14 juli 2021 een milieurapporteur voor te dragen die bereid is een milieurapport op te stellen en vervolgens de kosten van het onderzoek te begroten. Voor deze kosten zal, in beginsel, geen voorschot ten laste van partijen worden gebracht, nu beide partijen op toevoeging procederen (artikel 195 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Het voorschot zal, in beginsel, ten laste van ’s Rijks kas worden gebracht.
Definitieve beslissingen over de kosten voor de deskundige zullen later worden genomen.
De rechtbank realiseert zich dat zowel de vader als de moeder toestemming moeten geven om te spreken met informanten. Daar waar de moeder geen toestemming geeft, kan de vader dit wel geven. Bovendien kan de rechtbank hieraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht, indien blijkt dat of de moeder of de vader geen toestemming geeft om de door de milieurapporteur gewenste informanten te benaderen.
6.2.
De vader heeft verzocht een contra-expertise te gelasten.
Op grond van artikel 810a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (RV) kan hierom verzocht worden.
Artikel 810a lid 1bepaalt:

1In zaken betreffende minderjarigen, uitgezonderd zaken als bedoeld in het tweede lid alsmede die welke het levensonderhoud van een minderjarige betreffen, beslist de rechter pas nadat een ouder, indien deze daarom verzoekt, in de gelegenheid is gesteld een rapport van een niet door de rechter benoemde deskundige over te leggen, mits dat mede tot de beslissing van de zaak kan leiden en het belang van het kind zich daartegen niet verzet.
De rechtbank is van oordeel dat, verwijzend naar alles wat reeds is overwogen, een contra-expertise mede tot de beslissing van de zaak kan leiden en dat het belang van [minderjarige] zich hier niet tegen verzet.
De rechtbank acht het wel van belang dat eerst het milieurapport wordt afgewacht, zodat aan de contra-expert alle, dan voorhanden zijnde stukken, kunnen worden voorgelegd. De vader dient de rechtbank te berichten , na ontvangst van het milieurapport en de reactie van de deskundigen drs. [naam GZ-psycholoog 1] en dhr. [naam GZ-psycholoog 2] – of het milieurapport aanleiding geeft hun conclusies te herzien – wanneer hij overgaat tot een contra-expertise.
6.3.
Het vorenstaande houdt in dat in de onderhavige procedure nog geen eindbeslissing genomen kan worden. De rechtbank vindt een nader onderzoek belangrijk voor haar eindoordeel. De rechtbank realiseert zich dat dit mogelijk inhoudt dat de moeder nog niet kan starten met haar behandeling, maar zij heeft ook rekening te houden met de belangen van [minderjarige] en de vader. De rechtbank acht het in hun belang dat nader onderzoek wordt verricht.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
verzoekt het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), locatie Zuid-Nederland, Postbus 26, 5201 AA, 's Hertogenbosch ,
Telefoon: 088 071 03 00 (algemeen)
E-mail:
NIFPZuidNederland@dji.minjus.nl
Om te bemiddelen bij de benoeming van (een) onafhankelijke deskundige(n) voor het verrichten van een milieuonderzoek;
7.2.
verzoekt het NIFP de rechtbank te berichten zoals bedoeld in rechtsoverweging 6.1.3. op uiterlijk 14 juli 2021;
7.3.
stelt de vader in de gelegenheid een rapport van een door hem aan te zoeken deskundige over te leggen nadat de milieurapportage gereed is;
7.4.
houdt iedere verdere beslissing aan;
7.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M.J. van den Acker (voorzitter), mr. Wh.T.M. Raab en mr. S.A.M.C. van de Winkel, allen kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van L. Reijnders-Verlinden, griffier, op 16 juni 2021.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.