ECLI:NL:RBLIM:2021:10193

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
8899809 \ CV EXPL 20-6025
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van overeenkomst tot levering van energie en afsluiting van energielevering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 17 februari 2021 een verstekvonnis uitgesproken in een geschil tussen de besloten vennootschap ENNATUURLIJK B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde ontbinding van de overeenkomst tot levering van energie, alsook de afsluiting van de energielevering, omdat de gedaagde partij een betalingsachterstand had opgelopen van € 757,02 over de periode van mei 2019 tot en met augustus 2020. De eisende partij heeft haar vordering uiteindelijk beperkt tot € 500,00, onder voorbehoud van haar rechten op het meerdere. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij als consument bescherming geniet onder de Wet en dat de eisende partij niet ambtshalve hoeft te toetsen of zij heeft voldaan aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen. De kantonrechter heeft de vordering tot ontbinding van de overeenkomst toegewezen en de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is de gedaagde partij veroordeeld om toegang te verlenen voor de afsluiting van de energielevering en de meter te verwijderen. De kosten van de procedure zijn voor rekening van de gedaagde partij, die als in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8899809 \ CV EXPL 20-6025
Verstekvonnis van de kantonrechter van 17 februari 2021
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENNATUURLIJK B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
eisende partij,
gemachtigde Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het tegen gedaagde partij verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering is bij dagvaarding gebaseerd op de stelling dat gedaagde partij een achterstand heeft opgelopen in de betaling van de voorschotnota’s over de periode mei 2019 tot en met augustus 2020, welke achterstand bij dagvaarding berekend is op € 757,02. Omdat van gedaagde partij geen betaling viel te verkrijgen werd de vordering ter incasso uit handen gegeven. De kosten daarvoor bedragen € 113,55 en komen, evenals de tot en met 6 november 2020 berekende wettelijke rente ad € 15,71 voor rekening van gedaagde partij.
2.2.
Om haar moverende redenen heeft eisende partij haar vordering beperkt tot
€ 500,00 onder reservering van haar rechten op het meerdere.
2.3.
Eisende partij baseert haar vordering op een met gedaagde partij gesloten overeenkomst. Eisende partij is een handelaar en gedaagde partij een consument. In beginsel moet de kantonrechter dan ambtshalve toetsen of de handelaar bij het sluiten van de overeenkomst heeft voldaan aan de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen. Die verplichtingen staan vermeld in de artikelen 6:230l, 6:230m, 6:230t en 6:230v BW. Aan welke van deze verplichtingen de handelaar moet voldoen, hangt af van de wijze waarop de overeenkomst is gesloten. Deze verplichtingen zijn in Europeesrechtelijk verband in het leven geroepen ter bescherming van de consument.
2.4.
De kantonrechter zal in afwijking van vorenstaande overweging in deze zaak niet ambtshalve toetsen of eisende partij heeft voldaan aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen. Daartoe wordt als volgt overwogen.
2.5.
Eisende partij heeft op grond van de met gedaagde partij gesloten overeenkomst tegen betaling warmte en/of koude al dan niet met bijlevering van warmtapwater (in de dagvaarding geduid als ‘energie’) geleverd. De overheid heeft (indirect) de eigendom en de zeggenschap over de in Nederland gevestigde bedrijven die deze dienst aanbieden en dus ook over eisende partij. Eisende partij mag op grond van de Warmtewet alleen tarieven hanteren die kostendekkend, transparant en niet discriminerend zijn. De Warmtewet, het daarop gebaseerde Tarievenbesluit en de Warmteregeling bevatten een gedetailleerde regeling over de wijze waarop de kosten moeten worden berekend, welke kosten mogen worden doorberekend in het tarief en op welke wijze dat mag gebeuren. De verantwoordelijke Minister ziet erop toe dat wordt voldaan aan deze regels. Het warmteleveringsbedrijf publiceert jaarlijks een overzicht van de tarieven die het in het daaropvolgende kalenderjaar voor de levering van warmte in rekening brengt en licht daarbij toe hoe deze tarieven zijn afgeleid uit de kosten. Naar het oordeel van de kantonrechter volgt uit dit alles dat gedaagde partij als consument door andere wetgeving op nationaal niveau reeds afdoende bescherming geniet, zodat er geen grond is om daarnaast nog ambtshalve te toetsen of is voldaan aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen.
2.6.
Nu eisende partij de vordering heeft beperkt tot een bedrag van € 500,00, zal over dit bedrag de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen en, omdat de vervallen rente is berekend tot en met 6 november 2020, vanaf 7 november 2020.
2.7.
De gevorderde hoofdelijke veroordeling zal worden afgewezen nu slechts één gedaagde partij wordt gedagvaard en derhalve hoofdelijke veroordeling achterwege kan blijven.
2.8.
De vordering tot afgifte van de meter kan ook worden toegewezen.
2.9.
De vordering komt de kantonrechter voor het overige onrechtmatig noch ongegrond voor, zodat deze behoort te worden toegewezen behoudens de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de verklaring voor recht, welke zich hiertoe niet leent.
2.10.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 85,09
  • griffierecht € 124,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 284,09
3. De beslissing
De kantonrechter
3.1.
ontbindt met ingang van heden de tussen partijen bestaande overeenkomst tot levering van warmte en/of koude en/of warmtapwater aan het verbruiksperceel [adres] , [woonplaats] ,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
1. een bedrag ad € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW daarover vanaf 7 november 2020 tot de dag van volledige betaling,
2. voor iedere maand, te rekenen vanaf 12 augustus 2020, betreffende september 2020 en verder tot het tijdstip van de gevorderde ontbinding uit hoofde (van nakoming) van de overeenkomst, de overeengekomen voorschottermijn van € 31,57, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldag tot de dag van volledige betaling. Dit alles alleen indien en voor zover de navolgende voorwaarden daarbij telkens zijn ingetreden: de betreffende voorschottermijn(en) is/zijn opeisbaar, de betalingstermijn van de betreffende voorschottermijn(en) is verlopen en de betreffende voorschottermijn(en) is/zijn blijkens de administratie van eisende partij niet betaald,
3. voor iedere maand, te rekenen vanaf het tijdstip van de ontbinding tot het moment van onderbreking/afsluiting van de energielevering ten titel van schadevergoeding voor het in stand houden van de aansluiting en de afname van energie, een vergoeding begroot op € 31,57, zijnde de voorschottermijn waarop eisende partij bij wederzijdse nakoming van de energieovereenkomst maandelijks aanspraak gemaakt zou kunnen hebben, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldag tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat:
- de hierboven gevorderde bedragen, voor zover daarin nog niet verrekende termijnvoorschotbedragen zijn begrepen, na afloop van de periode waarover de verrekening plaatsvindt, verrekend moeten worden met het bedrag dat gedaagde partij alsdan na beëindiging van de levering en opname van de meters daadwerkelijk verschuldigd zal blijken te zijn;
- eisende partij het eventueel (na verrekening) door gedaagde partij teveel betaalde bedrag aan gedaagde partij zal terugbetalen;
- de bedragen bij elkaar opgeteld het bedrag van € 25.000.00 niet te boven zal gaan.
3.3.
veroordeelt gedaagde partij om binnen drie werkdagen na de betekening van dit vonnis een afspraak te maken met eisende partij teneinde eisende partij dan wel een persoon die van een door eisende partij uitgegeven legitimatiebewijs of machtiging is voorzien, op werkdagen tussen 08.00 en 20.00 uur toegang te verlenen tot het perceel staande en gelegen te [woonplaats] , [adres] , en in de gelegenheid te stellen om aldaar de energielevering te onderbreken, dan wel door de aldaar aanwezige meetinrichting geheel of gedeeltelijk te verwijderen dan wel af te koppelen en zodanig te verzegelen dat verdere afname van energie wordt verhinderd,
3.4.
voor het geval aan de in voorgaande alinea omschreven veroordeling niet wordt voldaan, staat eisende partij toe de onderbreking van de levering op voormeld perceel te bewerkstelligen door aldaar de aanwezige meter / meetinstallatie geheel of gedeeltelijk te verwijderen dan wel af te koppelen en zodanig te verzegelen dat verdere afname van warmte en/of koude en/of warmtapwater wordt verhinderd,
3.5.
veroordeelt gedaagde partij het verbruiksperceel op voet van artikel 558 Rv te ontruimen, aldus dat tot vorenbedoelde onderbreking van de levering kan worden gekomen alsmede het handelen van eisende partij te gedogen,
3.6.
veroordeelt gedaagde partij tot vergoeding van de kosten van afsluiting ad € 423,00,
3.7.
bepaalt dat alle overige kosten gemoeid met vorenbedoelde verwijdering, afkoppeling en/of verzegeling van de meter/meetinstallatie, waaronder die van de ontruiming voor rekening van gedaagde partij komen,
3.8.
veroordeelt gedaagde partij tot afgifte van de meter/meetinstallatie aan eisende partij,
3.9.
verklaart voor recht dat eisende partij gerechtigd zal zijn de executie tot afgifte van de watermeetinrichting te laten plaatsvinden conform het bepaalde in artikel 491Rv en dat de executerend deurwaarder ex artikel 492 Rv beslag tot verkrijging van afgifte mag leggen, een en ander indien gedaagde partij aan de veroordeling tot afgifte geen gevolg geven.
3.10.
veroordeelt gedaagde partij voorts in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 284,09,
3.11.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
Type: JEC