ECLI:NL:RBLIM:2021:1477

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 februari 2021
Publicatiedatum
22 februari 2021
Zaaknummer
C/03/288295 / BZ RK 21/347
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • L. Bastiaans
  • P.C.H. van Montfort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van verplichte zorg op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 22 februari 2021 heeft de Rechtbank Limburg een beschikking gegeven inzake de beëindiging van verplichte zorg voor een betrokkene, die verblijft in de Vincent van Gogh kliniek te Venray. De officier van justitie had op 9 februari 2021 verzocht om tussentijdse beëindiging van de verplichte zorg, die was opgelegd op basis van een zorgmachtiging van 16 oktober 2020. De rechtbank heeft de zaak behandeld via telehoren, waarbij de betrokkene en zijn advocaat, mr. C.A.M.J.M. Joosten, zijn gehoord, evenals een psychiater. De officier van justitie was niet aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verplichte zorg nog steeds noodzakelijk is, gezien de psychische stoornissen van de betrokkene, waaronder schizofrenie en een autismespectrumstoornis. Ondanks dat de betrokkene aangeeft dat het goed met hem gaat en hij niet langer opgenomen wil zijn, heeft de rechtbank geconcludeerd dat het gedrag van de betrokkene nog steeds leidt tot ernstig nadeel. De rechtbank heeft daarom besloten om de verplichte zorg voor bepaalde vormen, zoals het toedienen van vocht en voeding, het insluiten en het onderzoek aan kleding of lichaam, te beëindigen, maar heeft het verzoek voor het overige afgewezen.

De rechtbank oordeelt dat de betrokkene nog steeds medicatie nodig heeft om ernstige psychotische symptomen te voorkomen en dat het onverantwoord is om hem zonder zorgmachtiging te laten gaan, gezien zijn huidige situatie en het ontbreken van een woning. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. L. Bastiaans, rechter, en griffier P.C.H. van Montfort, en er staat cassatie open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Familie en jeugd
Zaaknummer: C/03/288295 / BZ RK 21/347
Beëindiging van verplichte zorg (artikel 8:19 Wvggz)
Beschikking van
22 februari 2021van de rechtbank Limburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek inzake het tussentijds beëindigen van de verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 8:19 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz),
ten aanzien van
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonend te [woonplaats] ,
verblijvende in de Vincent van Gogh kliniek voor ggz te Venray,
hierna te noemen betrokkene.
advocaat: mr. C.A.M.J.M. Joosten

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 9 februari 2021, heeft de officier van justitie verzocht om tussentijdse beëindiging van de verplichte zorg, zoals die ten aanzien van betrokkene is opgelegd bij zorgmachtiging d.d. 16 oktober 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het klachtformulier Vincent van Gogh d.d. 25 januari 2021
  • de aanvraag van betrokkene;
  • de beslissing van de geneesheer-directeur op deze aanvraag d.d. 2 februari 2021;
  • de medische verklaring d.d. 1 februari 2021;
  • de politiegegevens van betrokkene d.d. 3 februari 2021;
- een overzicht van gegevens van eerder afgegeven machtigingen.
1.2.
Vanwege het Coronavirus (COVID-19) en de maatregelen zoals deze door de overheid worden geadviseerd, behandelt de rechtbank urgente zaken zoals deze zaak door middel van telehoren. Dat wil zeggen dat betrokkene, de advocaat en de andere procesdeelnemers via een video/telefoonverbinding worden gehoord, om besmettingsrisico tegen te gaan. Door of namens betrokkene is hiertegen geen bezwaar gemaakt.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 12 februari 2021 door middel van telehoren.
De rechtbank heeft de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat mr. C.A.M.J.M. Joosten;
  • de psychiater [naam psychiater] .
1.4.
De officier van justitie is niet gehoord.

2.Beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 8:19 Wvggz kan degene op wiens aanvraag tot beëindiging van de zorgmachtiging afwijzend of niet tijdig is beslist door de geneesheer-directeur, een aanvraag indienen bij de officier van justitie voor het indienen van een verzoekschrift tot beëindiging van de verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging. De officier van justitie dient dit verzoek op grond van het tweede lid onverwijld in bij de rechter.
2.2.
Ten aanzien van betrokkene is op 16 oktober 2020 een zorgmachtiging verleend waarbij is bepaald dat de volgende vormen van zorg kunnen worden toegepast:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het insluiten;
  • het onderzoek aan kleding of lichaam;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • het opnemen in een accommodatie.
De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, aansluitend op de voortzetting van de crisismaatregel, en geldt aldus tot en met 14 april 2021.
2.3.
Betrokkene heeft bij schriftelijke aanvraag de geneesheer-directeur verzocht de verplichte zorg te beëindigen. De geneesheer-directeur heeft hier schriftelijk afwijzend op beslist en besloten de verplichte zorg niet te beëindigen. Op grond van artikel 8:19 Wvggz is de officier van justitie verzocht om een verzoek tot beëindiging van de verplichte zorg bij de rechter in te dienen. De officier van justitie heeft vervolgens op 9 februari 2021 bij de rechtbank een verzoek tot beëindigen van de verplichte zorg ingediend en daartoe opgemerkt nadrukkelijk de rechtbank in overweging te geven om het verzoek af te wijzen.
2.4.
Uit de stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat de doelen van verplichte zorg nog niet (allemaal) zijn bereikt. Gebleken is echter ook dat verschillende vormen van verplichte zorg niet langer noodzakelijk zijn. De rechtbank zal het verzoek tot het beëindigen van de verplichte zorg dan ook ten aanzien van een aantal vormen van verplichte zorg toewijzen en voor het overige afwijzen en overweegt in dat verband als volgt.
2.5.
Uit de stukken blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofrenie en een autismespectrumstoornis. Betrokkene betwist dit, maar de rechtbank heeft – net als bij de verlening van de zorgmachtiging – geen reden om aan de diagnose(s) te twijfelen.
Betrokkene is naar eigen zeggen in staat om adequaat voor zichzelf te zorgen. Hij wil dan ook niet langer opgenomen zijn. Hoewel betrokkene het niet eens is met de diagnose en betoogt dat het goed met hem gaat, is de rechtbank op grond van de medische verklaring en wat ter zitting is besproken van oordeel dat het gedrag van betrokkene als gevolg van zijn stoornis nog steeds leidt tot ernstig nadeel als bedoeld in artikel 1:1 lid 2 Wvggz.
Vanaf maart 2013 is betrokkene veelvuldig met tussenpozen gedwongen opgenomen geweest met recidiverende psychoses in het kader van schizofrenie, met op de voorgrond staande angsten en tijdens psychoses een mutisme. Deze opnames waren over het algemeen kortdurend. Betrokkene heeft geen ziektebesef- en inzicht waardoor hij steeds is gestopt met de medicatie, waarna hij vervolgens psychotisch decompenseerde. Een medicamenteuze behandeling is nog noodzakelijk om een terugkeer van ernstige psychotische symptomen en het daaruit voortkomend ernstig nadeel af te wenden. Betrokkene heeft ter zitting erkend dat hij de noodzaak van het gebruik van medicatie niet inziet en het is aannemelijk dat hij deze alleen neemt vanwege de zorgmachtiging. Hoewel het beter gaat met betrokkene, is dit enkel zo dankzij de medicatie en is de kans zeer groot dat betrokkene zonder zorgmachtiging stopt met de medicatie en psychotisch decompenseert. Dit is immers ook in het verleden meerdere malen gebeurd. Daarnaast is gebleken dat betrokkene nog in afwachting is van een woning en het onverantwoord is hem de accommodatie te laten verlaten voordat hij een woning/verblijfplek heeft en ambulante zorg is geregeld. Dit betekent dat ook de bewegingsvrijheid nog steeds moet worden beperkt. Daarnaast is het nog steeds noodzakelijk beperkingen aan te brengen in de vrijheid van betrokkene zijn eigen leven in te richten, vanwege zijn verblijf op de CIBU.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het ernstig nadeel nog in dusdanige mate aanwezig is dat het beëindigen van de hiervoor genoemde vormen van verplichte zorg te risicovol en in de gegeven omstandigheden niet verantwoord wordt geacht. De genoemde zorg is nog steeds noodzakelijk en proportioneel. De rechtbank zal het verzoek tot het beëindigen van de verplichte zorg ten aanzien van deze vormen van zorg dan ook afwijzen.
2.6.
De rechtbank overweegt verder als volgt. Ter zitting is besproken dat het al geruime tijd niet meer nodig is geweest betrokkene in te sluiten of een onderzoek te doen aan zijn kleding of lichaam. Evenmin is toediening van vocht en/of voeding (nog) nodig. Deze vormen van verplichte zorg zijn dan ook niet langer noodzakelijk en zullen om die reden worden beëindigd.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
beëindigt de volgende vormen van zorg zoals opgenomen in de zorgmachtiging van 16 oktober 2020 met een looptijd tot 14 april 2021:
  • het toedienen van vocht en voeding;
  • het insluiten;
  • het onderzoek aan kleding of lichaam;
3.2.
wijst het verzoek voor het overige af.
Deze beschikking is op 22 februari 2021 gegeven door mr. L. Bastiaans, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door P.C.H. van Montfort als griffier.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.