ECLI:NL:RBLIM:2021:1928
Rechtbank Limburg
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot opheffing van de vereffening van een nalatenschap
In deze beschikking van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, is op 12 februari 2021 uitspraak gedaan op een verzoek ex artikel 4:209 lid 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het verzoek werd ingediend door een gevolmachtigde van de erfgenamen van de erflater, die op [overlijdensdatum] is overleden te [overlijdensplaats]. De erfgenamen hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard bij akte van 13 juli 2020. De boedelbeschrijving toont aan dat de activa van de nalatenschap € 9.901,16 bedragen, terwijl de passiva € 82.833,00 zijn, exclusief openstaande kosten van € 7.290,00 aan de Belastingdienst. De vereffeningskosten bedragen in totaal € 1.442,65.
De kantonrechter heeft het verzoek tot opheffing van de vereffening afgewezen, omdat de vereffeningskosten nagenoeg gelijk zijn aan de activa van de nalatenschap, en er geen aanleiding is om het verzoek in te willigen. De kantonrechter heeft verzoekster de aanwijzing gegeven om uiterlijk op 1 maart 2021 te rapporteren over de vordering van de erflater op CZ van € 99,54, en welke inspanningen zijn verricht om deze vordering te gelde te maken. De beslissing is genomen zonder mondelinge behandeling, omdat de toekomstig te maken vereffeningskosten niet dermate zullen toenemen dat zij gelijk of hoger zullen worden dan de activa van de nalatenschap.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.P.J. Quaedackers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.