ECLI:NL:RBLIM:2021:1976

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
8354339 CV EXPL 20-955
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijke aansprakelijkheid voor onbetaalde declaratie in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg, heeft de kantonrechter op 3 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Lunaria B.V. en twee gedaagden, aangeduid als [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Lunaria vorderde betaling van een onbetaalde declaratie van € 7.630,20, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten. De declaratie was in rekening gebracht door de gemachtigde van Lunaria, mr. H.J.J. van der Salm, voor rechtsbijstand verleend in een huurgeschil. De gedaagden erkenden de hoofdsom, maar betwistten de aansprakelijkheid van [gedaagde sub 2] en de rechtmatigheid van de gevorderde kosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst van opdracht tussen Lunaria en [gedaagde sub 1] voldoende is aangetoond, evenals de hoogte van de hoofdsom. Wat betreft de hoofdelijke aansprakelijkheid van [gedaagde sub 2] oordeelde de rechter dat deze gedaagde ook als opdrachtgever was genoemd in de overeenkomst en deze had ondertekend. De rechter concludeerde dat [gedaagde sub 2] hoofdelijk aansprakelijk was voor de vordering, gezien de financiële situatie van [gedaagde sub 1].

De rechter oordeelde verder dat de vordering opeisbaar was, aangezien de betalingstermijn van veertien dagen was verstreken zonder dat de gedaagden hadden betaald. De gevorderde wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten werden eveneens toegewezen. De gedaagden werden veroordeeld in de proceskosten van Lunaria, die op € 1.212,46 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8354339 CV EXPL 20-955
Vonnis van de kantonrechter van 3 maart 2021
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LUNARIA B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eiseres,
gemachtigde mr. H.J.J. van der Salm,
tegen:
1. de naamloze vennootschap
[gedaagde sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonend te [woonplaats] aan de [adres] ,
gedaagden,
gemachtigde [gedaagde sub 2] voor gedaagde sub 1 en voor zichzelf procederend in persoon.
Voornoemde (rechts)personen zullen Lunaria, Van der Salm, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 4
  • de brief van [gedaagde sub 1] , ter griffie van deze rechtbank ontvangen op 24 maart 2021
  • de conclusie van antwoord met een productie
  • de conclusie van repliek met een productie
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Lunaria is de praktijkvennootschap van haar gemachtigde Van der Salm. Van der Salm heeft naar aanleiding van een afspraak op 8 januari 2013 rechtsbijstand verleend in een gerechtelijk huurgeschil ter zake een vordering van [naam 1] (als verhuurder) op [gedaagde sub 1] .
2.2.
Van der Salm heeft voor voormelde werkzaamheden bij declaratie van 1 juli 2014 € 7.630,02 in rekening gebracht, die ondanks sommaties niet is betaald.
2.3.
Van der Salm heeft bij repliek een urenspecificatie van de declaratie aangeleverd. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben naar aanleiding daarvan verklaard dat zij de in rekening gebrachte uren accepteren en de hoofdsom erkennen.

3.Het geschil

3.1.
Lunaria vordert veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , hoofdelijk, des de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van:
€ 7.630,20, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 augustus 2014,
€ 756,51 exclusief btw, zijnde € 915,38 inclusief btw, aan buitengerechtelijke kosten
de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis aan het vonnis hebben voldaan
de nakosten.
3.2.
Lunaria vordert nakoming (betaling) van de in opdracht van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] verrichte werkzaamheden omdat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als opdrachtgevers hoofdelijk aansprakelijk zijn jegens Lunaria.
3.3.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] betwisten de persoonlijke aansprakelijkheid van [gedaagde sub 2] , de rechtmatigheid van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, de toepasselijkheid van de wettelijke handelsrente op de hoofdsom en de datum waarop de hoofdsom dient te worden voldaan.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Als onvoldoende weersproken staat de overeenkomst van opdracht tussen Lunaria en [gedaagde sub 1] , de juistheid van de urenspecificatie en de hoogte van de hoofdsom vast.
hoofdelijke aansprakelijkheid
4.2.
Wat de hoofdelijke aansprakelijkheid van [gedaagde sub 2] voor de vorderingen betreft staat onweersproken vast dat bij de naam in het opdrachtformulier “resp. [gedaagde sub 1] , [bestuurder] en [gedaagde sub 2] ” is vermeld en dat [gedaagde sub 2] onder “de cliënt” zijn handtekening heeft geplaatst.
4.2.1.
Lunaria stelt dat het, gezien de deplorabele financiële positie van [gedaagde sub 1] , zo goed als uitgesloten was dat [gedaagde sub 1] de factuur zou kunnen betalen en dat zij om die reden de bestuurders [bestuurder] en [gedaagde sub 2] mede als respectieve opdrachtgevers uitdrukkelijk in de opdrachtbevestiging heeft opgenomen.
4.2.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] stellen dat het opdrachtformulier door [gedaagde sub 2] enkel als bevoegde bestuurder van [gedaagde sub 1] doch nimmer als natuurlijk persoon is ondertekend, dat er in het opdrachtformulier geen enkele vermelding staat dat de bestuurders van [gedaagde sub 1] ooit hebben aangegeven dat [gedaagde sub 2] en/of [bestuurder] als natuurlijk persoon het opdrachtformulier hebben ondertekend of bevestigd en dat niet uit het opdrachtformulier volgt dat Lunaria de bestuurders van [gedaagde sub 1] persoonlijk aansprakelijk stelt.
4.2.3.
De kantonrechter constateert dat [gedaagde sub 2] de opdrachtbevestiging heeft getekend, waarop ook hij als opdrachtgever stond genoemd. Immers staat er: “resp. [gedaagde sub 1] , [bestuurder] en [gedaagde sub 2] ” en [gedaagde sub 2] heeft dit zonder voorbehoud ondertekend. Ook uit de e-mail van 6 februari 2020 blijkt dat [gedaagde sub 2] persoonlijk heeft meegetekend, volgens hem onder druk, maar dat blijkt nergens uit. Dit betekent dat [gedaagde sub 2] hoofdelijk aansprakelijk is voor de vordering.
opeisbaarheid van de vordering en het verzuim
4.3.
De factuur dateert van 1 juli 2014. In de overeenkomst, de begeleidende e-mail en de factuur staat een betalingstermijn opgenomen van veertien dagen. Dit betekent dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] uiterlijk 15 juli 2014 de factuur hadden moeten betalen. Dit is slechts anders als partijen afwijkende afspraken hebben gemaakt, wat volgens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] het geval is, maar Lunaria betwist. Het lag op de weg van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om het bestaan van de gestelde afspraak (dat de factuur pas betaald hoefde te worden als [gedaagde sub 1] inkomsten had gegenereerd, wat nog altijd niet het geval is) te onderbouwen. Nu [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben gesteld dat zij die afspraak niet kunnen bewijzen en bovendien geen bewijsaanbod hebben aangedragen, komt de kantonrechter niet meer toe aan bewijslevering.
4.3.1.
Dit betekent dat geconcludeerd kan worden dat de vordering, bij gebrek aan betaling, na veertien dagen opeisbaar was en dat het verzuim van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] toen intrad. In het verlengde hiervan en van het in r.o. 4.1. overwogene ligt de gevorderde hoofdsom voor toewijzing gereed.
4.3.2.
Dat geldt ook voor de nevenvordering aan handelsrente. De overeenkomst betreft een handelsovereenkomst omdat die is gesloten tussen rechtspersonen en een natuurlijke persoon die handelde in de uitoefening van zijn bedrijf. Op grond van het bepaalde in art. 6:119a lid 1 en lid 2 sub a BW ligt de gevorderde wettelijke handelsrente vanaf
1 augustus 2014 daarom voor toewijzing gereed. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten liggen grond van het bepaalde in art. 6:96 lid 4 eveneens voor toewijzing gereed, zowel jegens [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2] , die weliswaar een natuurlijk persoon is, maar die tevens handelde in de uitvoering van zijn beroep of bedrijf, zodat Lunaria niet hoefde te voldoen aan het vereiste van art. 6:96 lid 6 BW.
Proceskosten
4.4.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van Lunaria, die worden begroot op:
  • dagvaarding € 91,46
  • griffierecht 499,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.212,46.
4.4.1.
De over de proceskosten gevorderde rente en de gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hieronder in de beslissing is bepaald.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, des de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Lunaria te betalen een bedrag van € 7.630,20, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 augustus 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, en een bedrag van € 756,51 exclusief btw (zijnde € 915,38 inclusief btw) aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, in voormelde zin, in de proceskosten aan de zijde van Lunaria gevallen en tot op heden begroot op € 1.212,46, te vermeerderen, indien [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan de inhoud van dit vonnis hebben voldaan, met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , hoofdelijk, eveneens in voormeld zin, onder de voorwaarde dat zij niet binnen twee weken na aanschrijving door Lunaria volledig aan dit vonnis voldoen, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
type: YT