ECLI:NL:RBLIM:2021:2242

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
C/03/288545 / JE RK 21-274
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E. Salemans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale rechtsmacht in ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarige met verblijf in Duitsland

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg op 4 maart 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, die al meer dan een jaar in Duitsland verblijft bij haar pleegoma. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de minderjarige onder toezicht te stellen en haar uit huis te plaatsen bij de pleegoma, omdat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, pleegmoeder, pleegoma, pleegvader en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], met instemming van de pleegmoeder al geruime tijd in Duitsland verblijft. De kinderrechter heeft de internationale rechtsmacht beoordeeld aan de hand van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 (Brussel II-bis). De kinderrechter concludeert dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Duitsland ligt, en dat de Nederlandse rechter daarom onbevoegd is om kennis te nemen van de verzoeken van de Raad. De Raad heeft toegezegd de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige door te geven aan het Duitse Jugendamt.

De kinderrechter heeft zich onbevoegd verklaard en aangegeven dat hoger beroep mogelijk is bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Maastricht
Zaaknummer: C/03/288545 / JE RK 21-274
Datum uitspraak: 4 maart 2021
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost-Nederland,

locatie Maastricht, hierna te noemen: de raad,
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de pleegmoeder] ,

hierna te noemen: de pleegmoeder,
wonend op een bij de rechtbank bekend geheim adres;
en

[de pleegoma] ,

hierna te noemen: pleegoma,
wonend te [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan: [de pleegvader] , de pleegvader.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek van 22 januari 2021, met bijlagen, van de raad, ingekomen bij de griffie op 25 januari 2021.
Op 16 februari 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [minderjarige] , die apart is gehoord;
- de pleegmoeder;
  • de pleegoma;
  • de pleegvader (als informant);
  • een vertegenwoordigster van de raad;
  • een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de GI), als informant.

De feiten

Bij beschikking van 1 maart 2012 van de kinderrechter te Maastricht is de moeder van [minderjarige] ontheven van het ouderlijk gezag en is bepaald dat pleegmoeder de voogdij zal uitoefenen over [minderjarige] . [minderjarige] heeft vanaf 2010 in het pleeggezin van de pleegvader en de pleegmoeder verbleven. De pleegouders zijn in 2019 uit elkaar gegaan. [minderjarige] verblijft sinds eind 2019 bij de pleegoma in [woonplaats] .

Het verzoek

De raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht van de GI te stellen voor de duur van twaalf maanden. Tevens wordt verzocht de GI te machtigen om [minderjarige] voor de duur van de ondertoezichtstelling uit huis te plaatsen in de vorm van een netwerkplaatsing bij pleegoma.
Kort samengevat legt de raad aan de verzoeken ten grondslag dat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt bedreigd. Er dient diagnostisch onderzoek plaats te vinden en er dient Multi Systeem Therapie (MST) ingezet te worden.

De mening van [minderjarige]

is op 16 februari 2021 spontaan ter zitting verschenen (met de pleegoma meegekomen naar de rechtbank), en toen in de gelegenheid gesteld haar mening te geven. Zij heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt en is, buiten aanwezigheid van de overige betrokkenen, door de kinderrechter gehoord. Voor over hier van belang en zakelijk weergegeven heeft [minderjarige] verklaard dat ze een tijdje veel ruzie had met de pleegmoeder. Nu is dat niet meer zo. Ze mist de pleegmoeder wel. Ze mag niet bij de pleegmoeder overnachten. Ze is wel regelmatig bij pleegvader. De pleegoma zorgt goed voor [minderjarige] en is lief voor haar. Toch zou [minderjarige] liever terug willen naar de pleegmoeder. [minderjarige] heeft geen vrienden. Op school zitten vrijwel uitsluitend jongens. [minderjarige] vindt het niet leuk op school. Thuis bij de pleegmoeder kon ze nog spelen met haar zus en broertje, maar bij de pleegoma zijn er geen andere kinderen.

Het standpunt van de belanghebbenden

De pleegmoeder heeft, samengevat weergegeven, verklaard dat [minderjarige] nog bij haar staat ingeschreven. Het Jugendamt in Duitsland heeft aangegeven niet met de situatie van en rond [minderjarige] aan de slag te kunnen, omdat [minderjarige] nog bij de pleegmoeder in Nederland staat ingeschreven. De pleegouders en pleegoma zijn al bijna een jaar in de weer om [minderjarige] bij de pleegoma in Duitsland te laten inschrijven. Die procedure verloopt zeer traag, aangezien het aanvraagformulier vertaald en vervolgens ook nog door een notaris getekend en bekrachtigd (“beglaubigt”) dient te worden. De pleegmoeder verleent wel toestemming voor de inschrijving van [minderjarige] bij de pleegoma, maar dat bespoedigt voormelde procedure niet.
De pleegoma heeft bevestigd dat het de bedoeling is dat [minderjarige] bij haar wordt ingeschreven.

De beoordeling

De met de voogdij over [minderjarige] belaste pleegmoeder heeft de Duitse nationaliteit. [minderjarige] heeft de Nederlandse nationaliteit. [minderjarige] verblijft al meer dan een jaar in Duitsland bij pleegoma. Daarmee heeft de zaak een internationaal karakter en dient te worden beoordeeld of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht dient te worden toegepast.
Ingevolge artikel 8 van de ter zake toepasselijke Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 (Brussel II-bis), zijn in zaken die de ouderlijke verantwoordelijkheid betreffen bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt.
Het begrip ‘gewone verblijfplaats’ in artikel 8 lid 1 Brussel II-bis is een feitelijk begrip en dient verordeningsautonoom te worden uitgelegd. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU in dat kader moet de gewone verblijfplaats van een kind worden bepaald op basis van een geheel van feitelijke omstandigheden die eigen zijn aan elke zaak. Naast de fysieke aanwezigheid van het kind in een lidstaat moeten andere factoren aantonen dat deze aanwezigheid niet tijdelijk of toevallig is en dat de verblijfplaats van het kind een zekere integratie in een sociale en familiale omgeving tot uitdrukking brengt. Er moet onder meer rekening worden gehouden met de duur, de regelmatigheid, de omstandigheden en de redenen van het verblijf op het grondgebied van een lidstaat en van de verhuizing naar die staat, de nationaliteit van het kind, de plaats waar en de omstandigheden waaronder het naar school gaat, de talenkennis en de familiale en sociale banden van het kind in die staat.
Uit de stukken en uit de verklaringen ter zitting blijkt dat [minderjarige] met instemming van de pleegmoeder, pleegvader en Xonar pleegzorg al ruim een jaar bij de pleegoma in Duitsland verblijft en daar ook zal blijven en zal worden ingeschreven op het adres van de pleegoma. [minderjarige] is, sinds zij bij pleegoma verblijft, niet of nauwelijks nog op het adres van de pleegmoeder in Nederland geweest. Wel verblijft ze regelmatig bij de pleegvader in Duitsland. [minderjarige] gaat in Duitsland naar school en spreekt alleen Duits. [minderjarige] ziet haar pleegzus en pleegbroer, die bij pleegmoeder in Nederland wonen, alleen als zij in Duitsland zijn bij pleegvader of op school.
[minderjarige] heeft verder geen enkel contact in Nederland, ook niet met haar ouders.
Het centrum van de belangen van [minderjarige] ligt in Duitsland.
Op grond van dit alles oordeelt de kinderrechter dat de gewone verblijfplaats van [minderjarige] , op het tijdstip waarop het inleidende verzoekschrift door de raad is ingediend, in de zin van artikel 8 lid 1 Brussel II-bis in de Bondsrepubliek Duitsland lag. Dat de formele inschrijving op het adres van de pleegoma in Duitsland nog niet rond was(is), maakt dit niet anders. Aanknopingspunten die zouden kunnen doen veronderstellen dat de Nederlandse rechter op grond van (één van) de artikelen 9, 10, en 12 van Brussel II-bis in internationale zin bevoegd is (gebleven), zijn gesteld noch gebleken.
De kinderrechter – als Nederlandse rechter – heeft op grond van het voorgaande geen rechtsmacht en zal zich daarom onbevoegd verklaren.
Hoewel het niet aannemelijk is dat dit in de onderhavige zaak tot een ander oordeel zou hebben geleid, stelt de kinderrechter vast dat de raad zich noch in het verzoekschrift noch ter zitting heeft uitgelaten over de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt. Gelet op de internationale factoren in de leefomgeving van [minderjarige] , had dit wel op de weg van de raad gelegen.
De raad, ter zitting geconfronteerd met het op dat moment nog voorlopige oordeel dat de kinderrechter in de zaak van [minderjarige] wellicht onbevoegd is, heeft toegezegd de informatie over [minderjarige] en de daarin besloten zorgen over hoe zij zich ontwikkelt, door te geven aan het Duitse Jugendamt.

De beslissing

De kinderrechter:
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de verzoeken van de raad met betrekking tot de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
MvdV
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.