ECLI:NL:RBLIM:2021:2295

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
15 maart 2021
Zaaknummer
C/03/242050 / HA ZA 17-579
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake benoeming taxateur voor de taxatie van onroerende zaken in een civiele procedure

In deze civiele procedure, die zich afspeelt in de Rechtbank Limburg, is op 10 maart 2021 een tussenvonnis uitgesproken. De zaak betreft een geschil tussen twee partijen over de afwikkeling van een vennootschap onder firma (VOF) en de verdeling van een gemeenschap van onroerende zaken. Partijen hebben een minnelijke regeling bereikt over de afwikkeling van de VOF, maar de verdeling van de gemeenschap blijft ter beoordeling van de rechtbank. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen vastgesteld dat er verschillende onroerende zaken tot de te verdelen gemeenschap behoren, en heeft besloten dat een deskundige moet worden benoemd om de waarde van deze onroerende zaken vast te stellen. De rechtbank heeft de heer R.L.P. Claessen benoemd als deskundige, die de waarde van de onroerende zaken moet taxeren. De kosten van de deskundige zijn vastgesteld op € 4.840,00 inclusief btw, en partijen zijn verplicht om ieder de helft van dit bedrag te betalen. De rechtbank heeft ook bepaald dat partijen moeten meewerken aan het onderzoek door de deskundige en dat zij hun procesdossiers aan de deskundige moeten overhandigen. De verdere procedure is aangehouden in afwachting van het deskundigenrapport, waarna partijen de gelegenheid krijgen om hun conclusies te trekken en verdere stappen te ondernemen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/242050 / HA ZA 17-579
Vonnis van 10 maart 2021
in de zaak van
[eiseres in hoofdzaak, gedaagde in voorwaardelijk incident],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in de hoofdzaak en in het incident ex art. 223 Rv,
gedaagde in een voorwaardelijke eis in incident,
advocaat mr. N.P.F.E. van der Peet,
tegen
[gedaagde in hoofdzaak, eiser in voorwaardelijk incident],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak en in het incident ex art. 223 Rv,
eiser in een voorwaardelijke eis in incident,
advocaat mr. R.H.M. Wagemans.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 juli 2019;
  • de eenstemmige akte na tussenvonnis van 4 december 2019, waarbij partijen hebben laten
weten een minnelijke regeling te hebben bereikt over de afwikkeling van de VOF en deze regeling eerst te willen uitvoeren om daarna de procedure voort te zetten wat betreft de afwikkeling van de gemeenschap. Partijen hebben verzocht de procedure naar de parkeerrol te verwijzen;
  • de akte uitlating van 28 oktober 2020 van [gedaagde in hoofdzaak, eiser in voorwaardelijk incident] ;
  • de akte uitlaten na tussenvonnis inclusief eisvermindering van 28 oktober 2020 van
[eiseres in hoofdzaak, gedaagde in voorwaardelijk incident] ;
- de brieven van de griffie van de rechtbank van 25 november 2020 waarin partijen wordt
meegedeeld dat een andere rechter uitspraak zal doen en of partijen gelet daarop nog een mondelinge behandeling wensen ten overstaan van die andere rechter;
- het formulier B7 van [eiseres in hoofdzaak, gedaagde in voorwaardelijk incident] met het verzoek een antwoordakte op de akte uitlaten van
[gedaagde in hoofdzaak, eiser in voorwaardelijk incident] te mogen nemen, welk verzoek door de rolrechter is afgewezen;
- de akte van [gedaagde in hoofdzaak, eiser in voorwaardelijk incident] van 9 december 2020 dat er geen nieuwe comparitie hoeft te worden
bepaald.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in de hoofdzaak en de (voorwaardelijke) incidenten
afwikkeling aandeel VOF
2.1.
De rechtbank verstaat dat partijen een minnelijke regeling hebben bereikt met betrekking tot de afwikkeling van de VOF. Hierover hoeft dan ook niet langer te worden beslist.
verdeling gemeenschap
2.2.
Thans ligt nog enkel ter verdere beoordeling voor de verdeling van de tussen [eiseres in hoofdzaak, gedaagde in voorwaardelijk incident] en [gedaagde in hoofdzaak, eiser in voorwaardelijk incident] bestaande gemeenschap.
eisvermindering [eiseres in hoofdzaak, gedaagde in voorwaardelijk incident]
2.3.
[eiseres in hoofdzaak, gedaagde in voorwaardelijk incident] heeft bij akte van 28 oktober 2020 haar eis verminderd aldus dat zij thans vordert dat de rechter van de rechtbank Limburg, bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de (wijze van) verdeling van de gemeenschap vaststelt;
[gedaagde in hoofdzaak, eiser in voorwaardelijk incident] veroordeelt in de kosten van deze procedure te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf acht dagen na dagtekening van het vonnis tot de dag der algehele voldoening;
[gedaagde in hoofdzaak, eiser in voorwaardelijk incident] op voorhand veroordeelt in de nakosten van € 131,00 dan wel indien betekening van het vonnis plaatsvindt van € 199,00 te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf acht dagen na dagtekening van het vonnis tot de dag der algehele voldoening.
benoeming deskundige
2.4.
In haar vonnis van 17 juli 2019 heeft de rechtbank (rov. 4.22.) het volgende overwogen:
“Tussen partijen – zo blijkt uit de akte van [eiseres in hoofdzaak, gedaagde in voorwaardelijk incident] van 4 juli 2018 (sub 3) en de antwoordakte van [gedaagde in hoofdzaak, eiser in voorwaardelijk incident] van 15 augustus 2018 – is niet in geschil dat de volgende onroerende zaken tot de te verdelen gemeenschap behoren:
  • [kadasternummer 1] - [adres 1] te [plaats] (een verhuurd huis),
  • [kadasternummer 2] - [adres 2] te [plaats] (een niet verhuurd huis),
  • [kadasternummer 3] - [straatnaam] te [plaats] (grond),
  • [kadasternummer 4] - [straatnaam] te [plaats] (grond),
  • [kadasternummer 5] - [straatnaam] te [plaats] (grond),
  • [kadasternummer 6] - [adres 3] te [plaats] (bouwval Paulussen),
  • [kadasternummer 7] - [adres 3] te [plaats] (voorstuk).”
2.5.
Voorts heeft de rechtbank (rov. 4.23.) overwogen het nodig te achten een deskundigenbericht in te winnen om de waarde van de onroerende zaken te kunnen vaststellen. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich bij akte van 28 augustus 2019 uit te laten over het aantal en de persoon van de te benoemen deskundige(n), de opdracht aan de deskundige(n) als (voorlopig) geformuleerd in rov. 4.24 aldaar én het maximaal acceptabele voorschot.
2.6.
[eiseres in hoofdzaak, gedaagde in voorwaardelijk incident] heeft bij akte van 28 oktober 2020 – kort gezegd – aangevoerd dat partijen in het kader van de afwikkeling van de VOF (onder meer) zijn overeengekomen dat
  • i) [gedaagde in hoofdzaak, eiser in voorwaardelijk incident] € 85.884,00 aan [eiseres in hoofdzaak, gedaagde in voorwaardelijk incident] voldoet,
  • ii) [gedaagde in hoofdzaak, eiser in voorwaardelijk incident] een stuk grond van circa 398 m2 aan mw. [naam dochter] (een van de dochters van [eiseres in hoofdzaak, gedaagde in voorwaardelijk incident] ) overdraagt
  • iii) de aan de VOF toebehorende registergoederen volledig aan [gedaagde in hoofdzaak, eiser in voorwaardelijk incident] zullen worden toebedeeld. Aangezien partijen zijn overeengekomen dat van registergoed [kadasternummer 2] een gedeelte van 409 m2 aan de VOF toebehoort en van registergoed [kadasternummer 7] een gedeelte van 981 m2, zijn deze registergoederen gesplitst: het registergoed [kadasternummer 2] is gesplitst in [kadasternummer 8] (632 m2) en B6584 (408 m2) en het registergoed [kadasternummer 7] is gesplitst in [kadasternummer 9] (844 m2) en [kadasternummer 10] (981 m2).
De volgende registergoederen zijn in het kader van de minnelijke regeling volledig aan [gedaagde in hoofdzaak, eiser in voorwaardelijk incident] toebedeeld:
  • [kadasternummer 11]
  • [kadasternummer 12]
  • [kadasternummer 13]
  • [kadasternummer 3]
  • [kadasternummer 14]
  • [kadasternummer 4]
  • [kadasternummer 10] (afsplitsing van [kadasternummer 7] )
  • [kadasternummer 9] (afsplitsing van [kadasternummer 2] ).
Gelet daarop behoren enkel nog de volgende registergoederen tot de te verdelen gemeenschap:
[kadasternummer 1] [adres 1] te [plaats] (een verhuurd huis),
[kadasternummer 8] [adres 2] te [plaats] (een niet verhuurd huis), zijnde de afsplitsing van [kadasternummer 2] ,
[kadasternummer 5] [straatnaam] te [plaats] (grond),
[kadasternummer 6] [adres 3] te [plaats] ,
[kadasternummer 9] [adres 3] te [plaats] (voorstuk), zijnde de afsplitsing van [kadasternummer 7] .
[eiseres in hoofdzaak, gedaagde in voorwaardelijk incident] conformeert zich aan de door [gedaagde in hoofdzaak, eiser in voorwaardelijk incident] opgestelde kwartaaloverzichten van baten en lasten. Volgens [eiseres in hoofdzaak, gedaagde in voorwaardelijk incident] kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige, die goed bekend is met de vastgoedmarkt in Zuid-Limburg, die onpartijdig en onafhankelijk van partijen is en die zijn opdracht deskundig en integer uitvoert. [eiseres in hoofdzaak, gedaagde in voorwaardelijk incident] stemt in met de door de rechtbank geformuleerd vragen. [eiseres in hoofdzaak, gedaagde in voorwaardelijk incident] verzoekt dat er rekening moet worden gehouden met het feit dat (i) [kadasternummer 8] mogelijk door [gedaagde in hoofdzaak, eiser in voorwaardelijk incident] in onderpand is gegeven voor een aan de VOF verleend krediet, en voor het geval dit zo is, dat er bij de taxatie geen rekening wordt gehouden met het onderpand, omdat dit enkel op [gedaagde in hoofdzaak, eiser in voorwaardelijk incident] rust, en (ii) [kadasternummer 1] inmiddels vrij van huur is en dat dit perceel gezamenlijk met [kadasternummer 5] (naastgelegen grond) wordt getaxeerd, omdat dat perceel als tuin een meerwaarde heeft voor [kadasternummer 1] . Als maximaal voorschot moet worden volstaan met een totaal van € 10.000 incl. btw, aldus [eiseres in hoofdzaak, gedaagde in voorwaardelijk incident] .
2.7.
Bij akte van 28 oktober 2020 heeft [gedaagde in hoofdzaak, eiser in voorwaardelijk incident] – kort gezegd – bevestigd dat de volgende registergoederen nog moeten worden verdeeld: [kadasternummer 1] , [kadasternummer 8] , [kadasternummer 5] , [kadasternummer 6] en [kadasternummer 9] . Volgens [gedaagde in hoofdzaak, eiser in voorwaardelijk incident] kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige zijnde een registertaxateur (MsRE RT), tevens lid van de NVM en gekwalificeerd om als registertaxateur op te treden voor de banken ABN-AMRO, ING en Rabobank. Het maximale voorschot zou € 2.500,00 excl. btw voor ieder van partijen moeten bedragen (hetgeen neerkomt op een maximaal bedrag van € 6.050 incl. btw). Wat betreft de persoon van de deskundige refereert [gedaagde in hoofdzaak, eiser in voorwaardelijk incident] zich aan het oordeel van de rechtbank. Ten slotte heeft [gedaagde in hoofdzaak, eiser in voorwaardelijk incident] laten weten zich te kunnen verenigen in de aan de te benoemen deskundige voor te leggen vraagstelling van rov. 4.24. in het vonnis van 17 juli 2019.
2.8.
Gelet op de stellingen van partijen zal de rechtbank de door de deskundige uit te voeren taxaties beperken tot de thans nog in het geding zijnde registergoederen en waarover tussen partijen geen geschil bestaat, te weten: [kadasternummer 1] , [kadasternummer 8] , [kadasternummer 5] , [kadasternummer 6] , en [kadasternummer 9] .
2.9.
De rechtbank ziet geen aanleiding [eiseres in hoofdzaak, gedaagde in voorwaardelijk incident] te volgen in haar suggestie met betrekking tot de taxatie van de waarde van [kadasternummer 8] , nu aan de deskundige wordt gevraagd de waarde te taxeren vrij van huur en/of gebruiksrechten.
2.10.
De rechtbank zal de deskundige vragen om voor de registergoederen [kadasternummer 1] en [kadasternummer 5] zowel een afzonderlijke waarde alsook een gezamenlijke waarde te taxeren.
2.11.
Zoals al eerder is overwogen, zal de rechtbank het voorschot van de deskundige gelijkelijk (ieder bij helfte) over partijen verdelen.
2.12.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.13.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.14.
In afwachting van het deskundigenbericht houdt de rechtbank iedere verdere beslissing, waaronder ook begrepen die ter zake de (voorwaardelijke) incidenten, aan.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek (geen geveltaxatie) door de deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. op welke vrije verkoopwaarde, vrij van huur en/of gebruiksrechten ter zake, naar
peildatum per datum vonnis taxeert u de volgende onroerende zaken:
a. [kadasternummer 1] [adres 1] te [plaats] (inmiddels vrij van huur),
b. [kadasternummer 5] [adres 3] te [plaats] (grond),
c. [kadasternummer 1] en [kadasternummer 5] [adres 1] en naastgelegen grond te [plaats] gezamenlijk,
d. [kadasternummer 8] [adres 2] te [plaats] (inmiddels vrij van huur), zijnde de afsplitsing van [kadasternummer 2] ,
e. [kadasternummer 6] [adres 3] te [plaats] (bouwval),
f. [kadasternummer 9] [adres 3] te [plaats] (voorstuk), zijnde de afsplitsing van [kadasternummer 7] .
2. zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
3.2.
benoemt tot deskundige:
de heer R.L.P. Claessen, werkzaam als taxateur/makelaar bij Boek & Offermans Taxaties B.V.,
correspondentie- en bezoekadres: Akerstraat 39-41, 6411 GW Heerlen,
telefoon: 06-31995547,
e-mailadres: roelclaessen@boek-offermans.nl
het voorschot
3.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 4.840,00 inclusief btw,
3.4.
bepaalt dat partijen ieder de helft van het voorschot dienen over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.6.
bepaalt dat [eiseres in hoofdzaak, gedaagde in voorwaardelijk incident] haar procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de
deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.8.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van
het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
  • de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dient te
bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het
rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk
twee maandenna deze beslissing een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.11.
wijst de deskundige er op dat:
- uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is
gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de
gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het conceptrapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het conceptrapport te reageren,
overige bepalingen
3.13.
verstaat dat de zaak na ontvangst van het definitieve deskundigenrapport ter griffie
op de rol zal worden geplaatst teneinde partijen in de gelegenheid te stellen een conclusie na deskundigenrapport te nemen, waarbij partijen in elk geval dienen in te gaan op hetgeen onder rov. 4.26. van het vonnis van 17 juli 2019 is overwogen,
3.14.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen indien het voorschot niet
binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating
voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken,
3.15.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2021. [1]

Voetnoten

1.type: JC