ECLI:NL:RBLIM:2021:2456

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
19 maart 2021
Zaaknummer
8334547 CV EXPL 20-778
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen en incassokosten door coöperatie Budgetbeheer Nederland U.A.

In deze zaak vordert de coöperatie Budgetbeheer Nederland U.A. (hierna: Budgetbeheer) betaling van een onbetaalde hoofdsom van € 1.177,06 van gedaagde, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst die op 7 februari 2019 is ondertekend, waarbij Budgetbeheer de verplichting op zich nam om de financiën van gedaagde te beheren. Gedaagde heeft echter een aantal facturen, die samen een bedrag van € 1.059,60 vertegenwoordigen, onbetaald gelaten. Ondanks meerdere aanmaningen en een beëindiging van de overeenkomst door Budgetbeheer, heeft gedaagde niet voldaan aan zijn betalingsverplichtingen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde in verzuim is gekomen, aangezien hij niet heeft gereageerd op de dagvaarding en geen conclusie van dupliek heeft ingediend. De rechter heeft de vordering van Budgetbeheer toegewezen, inclusief de wettelijke rente vanaf 6 februari 2020 en de proceskosten. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde niet heeft aangetoond dat de facturen niet overeenkomen met de afspraken en dat hij in verzuim is door het niet tijdig betalen van de facturen.

Het vonnis is uitgesproken op 17 maart 2021 door mr. P.H.M. Kuster en is uitvoerbaar bij voorraad. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente en de kosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8334547 CV EXPL 20-778
Vonnis van de kantonrechter van 17 maart 2021
in de zaak van:
de coöperatie
COӦPERATIE BUDGETBEHEER NEDERLAND U.A.,
gevestigd te Vianen,
eisende partij,
gemachtigde: I.C.S. Feringa,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen worden Budetbeheer en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord met de overgelegde producties
  • de conclusie van repliek met producties
  • het vonnis van 8 juli 2020 waarbij de zaak is verwezen naar de rol van 5 augustus 2020 voor dupliek.
1.2
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [gedaagde] geen conclusie van dupliek genomen. Ook heeft hij geen uitstel gevraagd.
1.3
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben op 7 februari 2019 een overeenkomst ondertekend waarbij Budgetbeheer de verplichting op zich heeft genomen om de inkomsten en uitgaven van [gedaagde] te beheren tegen een eenmalige vergoeding van € 429,95 en een (periodieke) vergoeding van € 89,95 per maand, exclusief eventueel meerwerk.
2.2.
[gedaagde] heeft een aantal facturen van in totaal € 1.059,60 onbetaald gelaten. [gedaagde] heeft op 22 februari 2019 € 50,- voldaan, waardoor de hoofdsom
€ 1009,69 bedraagt.
2.3.
Bij brief van 23 september 2019 heeft Budgetbeheer de overeenkomst beëindigd omdat [gedaagde] zijn gehele salaris had opgenomen, ondanks het feit dat hij leefgeld ontving.
2.4.
Bij brief van 30 september 2019 heeft Budgetbeheer [gedaagde] gesommeerd om
€ 1.009,60 binnen vijftien dagen na ontvangst van de brief te voldoen, bij gebreke waarvan [gedaagde] € 151,44 incassokosten in het vooruitzicht werden gesteld.
2.5.
Vervolgens is [gedaagde] nog meerdere keren aangemaand te betalen door de gemachtigde van Budgetbeheer.

3.Het geschil

3.1.
Budgetbeheer vordert [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van:
- € 1.177,06 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2020 over € 1.009,60 tot de dag van algehele voldoening
- de proceskosten, waaronder begrepen het salaris gemachtigde en verschotten.
3.2.
[gedaagde] stelt dat de bij dagvaarding overgelegde facturen waarop staat dat hij binnen veertien dagen moet betalen niet overeenkomen met de facturen die [gedaagde] per e-mail heeft ontvangen en waarop staat dat het bedrag automatisch wordt afgeschreven. [gedaagde] stelt dat hij gebruik maakte van automatische incasso en nooit een melding heeft gekregen dat het bedrag niet kon worden betaald. [gedaagde] begrijpt dat de facturen voldaan moeten worden, maar vindt een betalingstermijn van vijf dagen te kort.
3.3.
Budgetbeheer stelt dat voor de factuur van 11 februari 2019 een betalingstermijn is afgesproken van 14 dagen. Op de andere facturen die aan [gedaagde] zijn verzonden staat dat het gefactureerde bedrag automatisch wordt afgeschreven. Dit is volgens Budgetbeheer overeenkomstig de afspraken met [gedaagde] . Budgetbeheer heeft op 24 september 2019 nogmaals de facturen toegezonden met het verzoek deze binnen vijf dagen te betalen. Omdat de overeenkomst toen was beëindigd heeft het boekhoudsysteem - volgens Budgetbeheer - de wijze van betaling met terugwerkende kracht gewijzigd. Daardoor komt dat er op deze facturen (ten onrechte) een betalingstermijn van 14 dagen is vermeld. Desondanks is [gedaagde] in verzuim doordat nadien verschillende betalingsherinneringen zijn verzonden.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter leidt uit de dagvaarding af dat het door Budgetbeheer gevorderde bedrag van € 1.177,06 als volgt kan worden gespecificeerd:
Hoofdsom € 1.009,60
Wettelijke rente tot 6 februari 2020 € 16,02
Incassokosten
€ 151,44
Totaal € 1.177,06 exclusief wettelijke rente
4.2.
Bij dagvaarding zijn de volgende facturen overgelegd:
Factuurnummer Datum Bedrag
20190507 11-02-2019 € 519,90
20190915 01-04-2019 € 89,95
20190936 02-04-2019 € 89,95
20191199 02-05-2019 € 89,95
20191407 01-07-2019 € 89,95
20191569 02-07-2019 € 89,95
20191852 04-08-2019
€ 89,95
Totaal € 1.059,60
4.3.
Van dit bedrag heeft [gedaagde] € 50,- betaald, waardoor de hoofdsom € 1.009,50 bedraagt. De kantonrechter stelt allereerst vast dat [gedaagde] niet betwist dat hij de hoofdsom verschuldigd is aan Budgetbeheer. Budgetbeheer heeft in haar conclusie van repliek toegelicht dat [gedaagde] in verzuim is komen te verkeren. [gedaagde] heeft deze uitleg niet weersproken bij gelegenheid van dupliek. Bovendien blijkt uit producties bij de dagvaarding dat [gedaagde] vele malen is aangemaand. Bij brief van 30 september 2019 is [gedaagde] bijvoorbeeld 15 dagen na ontvangst de gelegenheid geboden om de hoofdsom te voldoen. [gedaagde] is dus in verzuim. De hoofdsom zal dan ook worden toegewezen.
4.4.
De vordering tot betaling van € 16,02 zal eveneens worden toegewezen evenals de vordering tot betaling van de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 6 februari 2020.
4.5.
[gedaagde] is bij brief van 30 september 2019 overeenkomstig 6:96 BW de gelegenheid gegeven de hoofdsom te betalen en de hoogte van de incassokosten zijn overeenkomstig het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
4.6.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Budgetbeheer worden begroot op:
Exploot € 86,85
Griffierecht € 499,-
Salaris gemachtigde
€ 248,-(2 punten van € 124,- per punt)
Totaal € 833,85

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Budgetbeheer van € 1.177,06 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.009,60 met ingang van 6 februari 2020 tot de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, aan de zijde van Budgetbeheer tot op heden begroot op € 833,85;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en is in het openbaar uitgesproken.
BM