Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] , en
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2]
1.De procedure
- het exploot van dagvaarding van 18 februari 2020 met 3 producties,
- de conclusie van antwoord, tevens (voorwaardelijke) eis in reconventie met 4 producties,
- het tussenvonnis van 8 juli 2020 waarin een mondelinge behandeling en gerechtelijke plaatsopneming werd gelast,
- de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie,
- het tussenvonnis van 5 augustus 2020 inhoudende een dag- en tijdsbepaling voor een mondelinge behandeling gecombineerd met een gerechtelijke plaatsopneming,
- de brief van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] houdende producties 4 en 5,
- de mondelinge behandeling en gerechtelijke plaatsopneming van 5 november 2020, waarbij door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eisers in reconventie] hun standpunten zijn toegelicht,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling en gerechtelijke plaatsopneming d.d. 5 november 2020.
2.De feiten
“een houtig opgaand gewas zowel levend als afgestorven, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam”.
is aangegeven. Dit is de grens, zoals deze in het inmiddels door de rechtbank vastgestelde Plan van Toedeling is vastgelegd en zoals die door beide partijen gerespecteerd dient te worden. Hieruit blijkt nadrukkelijk dat deze grens 0,5 meter ten oosten van de haag ligt, waarmee deze haag eigendom is van de heer Schoon en waaruit blijkt dat de heer Schoon de vrije toegang heeft tot de 0,5 meter langs de haag.”