In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, heeft de kantonrechter op 19 maart 2021 uitspraak gedaan over een geschil tussen twee partijen die een affectieve relatie hebben gehad. De eisende partij heeft de gedaagde partij in rechte betrokken om hem te veroordelen tot het ophalen van zijn eigendommen en het teruggeven van sleutels, na het verbreken van hun relatie. De eisende partij had eerder een aangetekende brief gestuurd, maar deze was geretourneerd. De gedaagde partij heeft in zijn schrijven aangegeven bereid te zijn om zijn spullen op te halen, maar had geen contact meer gehad met de eisende partij na het verbreken van de relatie.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen aangegeven dat zij onderling tot een oplossing zouden komen, maar de eisende partij heeft desondanks verzocht om de zaak aan te houden. Uiteindelijk heeft de gedaagde partij zijn eigendommen opgehaald, maar de eisende partij heeft de vordering tot veroordeling in proceskosten gehandhaafd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen noodzaak was voor de eisende partij om de gedaagde partij in rechte te betrekken, gezien het feit dat de gedaagde partij bereid was om zijn spullen op te halen en er geen bewijs was dat hij niet bereikbaar was.
De kantonrechter heeft daarom besloten om de proceskosten te compenseren, wat betekent dat elke partij haar eigen kosten draagt. De vordering van de eisende partij is afgewezen en de nevenvorderingen zijn eveneens niet toewijsbaar. Dit vonnis is uitgesproken door mr. P.H.M. Kuster in het openbaar.