3.3Het oordeel van de rechtbank
Het onder 1 ten laste gelegde:
Aangever [slachtoffer 1]heeft op 10 maart 2020 – zakelijk weergegeven – verklaard:
Ik doe aangifte van diefstal door middel van braak in de Abdijkerk in Thorn.
Ik ben de pastoor van de genoemde kerk. Op maandag 9 maart 2020, omstreeks 15.30 uur, werd de Abdijkerk, gelegen aan de [adres 1] te Thorn, geheel intact en afgesloten achtergelaten. De kerk is voorzien van een alarminstallatie. Op dinsdag 10 maart 2020, omstreeks 01.10 uur, ontving ik telefonisch bericht van de alarmcentrale dat het alarm in werking was getreden. Ik kwam binnen 5 à 10 minuten, samen met de politie, ter plaatse. Aan de achterzijde van de kerk was een glas-in-loodraam vernield. Aan de buitenzijde en aan de binnenzijde stonden ladders tegen de gevel. Via de ladder en de vernielde ruit had men toegang tot de kerk. Ik zag dat een gekroond Mariabeeld vernield was. In de kerk werden 2 glazen vitrines vernield. De vitrines zijn gemaakt van speciaal slagvast glas. Met veel geweld is het de dader(s) toch gelukt om een gat in het glas te slaan. Ik zag dat 1 vitrine zelfs omver was geduwd. Beide vitrines zijn geheel vernield.
Aangever [slachtoffer 1]heeft op 21 maart 2020 – zakelijk weergegeven – verklaard:
De volgende goederen werden ontvreemd:
- Zilveren monstrans met diamanten en parels. Amsterdam 1688;
- Twee zilveren kannetjes (water en wijn) met ingegraveerd wapen uit tijd Stift;
- Altaarkruis (koper deels verguld/ verzilverd) Frankrijk 16e eeuw;
- Ciborie (verguld) 1620;
- Kelk verguld zilver Luik, 1746/1747;
- Kelk verguld zilver Luik, 1728/1729, Arnold Weelen;
- Kolk Schijncuppa (zilver) eeuwigdurend bruikleen van [naam 3] .
Verbalisant [naam 23]heeft op 11 maart 2020 gerelateerd:
De dader(s) heeft de metalen toegangspoort naar het kerkhof, gelegen aan de
achterzijde van de kerk, bereikt via de openbare weg. Vervolgens heeft de dader(s) deze toegangspoort geopend door deze met kracht naar binnen te duwen waardoor de dag- en nachtschoot uit de sluitkom kwamen en de poort openging.
Verdachteheeft ter terechtzitting van 10 maart 2021 – zakelijk weergegeven – verklaard:
Ik heb een ruit ingeslagen en ben de kerk ingegaan. Daarbij heb ik twee ladders gebruikt. Ik ben van een ladder afgevallen en heb mijn hand bezeerd. Ik heb vitrines omgegooid en die spullen gepakt. Toen ben ik de kerk uitgegaan. Ik ben verantwoordelijk.
Getuige [getuige]heeft op 15 maart 2020 – zakelijk weergegeven – verklaard:
Ik wil graag een verklaring afleggen over mijn neef [verdachte] . In de avond op 10 maart 2020 kwam [verdachte] bij ons thuis langs. Hij vertelde mij dat hij drie weken de kerk in Thorn geobserveerd had om te kijken wie er allemaal in en uit gingen. Hij zei mij dat daar zeker voor 15 miljoen aan kerkschatten lag. Erg waardevolle spullen dus zei hij. [verdachte] vertelde mij dat ze met drie personen waren. Hij vertelde mij dat de eerste persoon in de richting van de ladder liep. Deze ladders hadden ze meegenomen. Een ladder was voor de buitenkant en de andere voor de binnenkant. De eerste persoon welke in de richting van de ladder liep, brak zijn enkel. [verdachte] dacht tenminste dat die enkel gebroken was want het zag er scheef uit. Hij heeft deze persoon op zijn nek gegooid en heeft hem in de auto gezet. Hij kreeg toen een nieuwe taak van [verdachte] en hij werd uitkijkpost. Hij moest toeteren als er wat was. Hij zei toen dat hij de kerk binnen is gegaan middels de ladder. Toen hij binnen op de ladder stond is [verdachte] gevallen. [verdachte] vertelde mij dat hij toen met zijn hand/arm op de tafel waar je de kaarsen op doet prikken gevallen was. Hierdoor had hij zijn hand opengehaald. De derde persoon was er eigenlijk al klaar mee want de ene lag al in de auto en de andere was gewond. Toen heeft [verdachte] tegen deze persoon gezegd: “niet zeiken gewoon doorgaan.” [verdachte] vertelde mij dat ze de vitrinekasten kapot hebben geslagen. Hij vertelde mij dat dit ook nog kogelvrij glas was. Dus hij zei dat hij hard had moeten slaan. Doordat hij hard heeft moeten slaan is ook zijn bloed overal terechtgekomen en toen wist hij ook al dat zijn DNA bekend zou zijn bij jullie. [verdachte] vertelde toen dat hij van alles uit de kerk meegenomen had. Dit had hij met meerdere tassen gedaan. [verdachte] vertelde zelfs dat het alarm af ging. [verdachte] heeft mij verteld dat hij de tas waar de gestolen goederen van de kerk in zitten begraven heeft. Hij zit mij dat zo te vertellen en toen zei hij dat hij even moest bellen want die gasten waren al onderweg met de diamanten richting Antwerpen. Deze diamanten komen schijnbaar uit de kerk in Thorn.
Getuige [naam getuige]heeft op 18 april 2020 – zakelijk weergegeven – verklaard:
Ik heb in mei, juni en juli 2019 een relatie gehad met [verdachte] . Hij heeft mij in maart 2020 een keer midden in de nacht rond half 2 kwart voor 2 gebeld. Ik heb hem opgehaald in Limbricht of Limbrichterveld tussen Sittard en Born. Hij had een theedoek om zijn linkerhand. Ik heb hem naar het Zuyderland ziekenhuis gebracht. Er waren pezen door waardoor hij zijn ringvinger en middelvinger niet meer kon bewegen. Een paar dagen later vertelde hij me dat hij in de kerk had ingebroken in Thorn. Hij vertelde iets over een kelk of kaarsenstandaard en dat hij zich daar ook aan had verwond. Hij zou een zuil kapot hebben geslagen en daar een of meerdere kelken hebben gestolen. Ik weet niet met wie hij de inbraak heeft gepleegd. Ik weet wel dat hij het niet alleen heeft gedaan. Hij vertelde dat hij met nog twee anderen was. Ze waren met z’n drieën. Eentje had zelfs zijn enkel gebroken tijdens de inbraak. Hij was van een trap gevallen.
Bewijsoverweging van de rechtbank
Uit de bovengenoemde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte de aan hem tenlastegelegde inbraak heeft gepleegd. De vraag die beantwoord zal moeten worden is of daarbij sprake is geweest van medeplegen, met andere woorden of er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en andere personen. Uit de verklaringen van getuigen [getuige] en [naam getuige] blijkt dat verdachte tegen hen heeft verteld dat hij met twee anderen naar de bewuste kerk is gegaan, waarbij hij met een van die personen uiteindelijk naar binnen is gegaan en daar verschillende goederen heeft weggenomen. Eén persoon is, nadat hij onderweg geblesseerd was geraakt, op de uitkijk gaan staan. Deze gang van zaken levert, naar het oordeel van de rechtbank, een nauwe en bewuste samenwerking op tussen de verdachte en zijn mededaders. Uit voornoemde verklaringen blijkt bovendien dat het de verdachte was die als initiatiefnemer van deze inbraak dient te worden bestempeld. Hij heeft de bewuste kerk wekenlang in de gaten gehouden, heeft een van zijn mededaders op de uitkijk gezet -nadat deze bij de inbraak geblesseerd was geraakt- en heeft zijn andere mededader aangespoord om door te gaan toen deze aangaf geen zin meer te hebben in de inbraak. Bovendien heeft getuige [getuige] verklaard dat verdachte toen hij op 10 maart 2020 bij haar was en zijn verhaal deed heeft gezegd dat hij moest bellen naar die gasten die al onderweg waren naar Antwerpen met de diamanten, hetgeen zijn inbreng in de samenwerking nog eens ondersteund.
Is er voor de rechtbank reden om aan verklaringen van voornoemde getuigen te twijfelen, dit in het licht van de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat deze getuigenverklaringen niet kloppen?
Deze vraag dient ontkennend te worden beantwoord. Immers, deze verklaringen zijn gedetailleerd, consistent en komen op detailniveau met elkaar overeen. Daarbij komt dat uit de verklaring van getuige [getuige] blijkt dat de verdachte slechts enkele uren na het door hem en zijn kompanen gepleegde feit contact met haar heeft gehad en aan haar heeft verteld wat er die nacht was gebeurd en dat zij vervolgens, enkele dagen daarna, haar verklaring bij de politie heeft afgelegd. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting -die er kortgezegd op neerkomt dat hij in eerste instantie de intentie had om van de kerktoren te springen en niet om een inbraak te plegen en dat hij aan de getuige [getuige] niet de waarheid zou hebben verteld, omdat hij haar niet bezorgd wilde maken over zijn emotionele toestand- schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde.
Het verweer van de verdachte dat hij de tenlastegelegde monstrans nooit in zijn bezit heeft gehad -welk verweer de verdachte ter terechtzitting heeft gestaafd met een foto van de gestolen goederen die hij in zijn bezit heeft gehad en waarop de monstrans niet zichtbaar was- kan evenmin doel treffen. Immers, de bedoelde foto -waarop plaats noch datum stond vermeld en die naar zijn zeggen door de verdachte zelf was genomen- sluit op geen enkele manier de diefstal van de monstrans uit.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte samen met anderen de aan hem tenlastegelegde inbraak heeft gepleegd en daarbij de waardevolle goederen heeft weggenomen die in de tenlastelegging zijn vermeld.
Het onder 2 ten laste gelegde
Aangever [slachtoffer 1]heeft op 26 maart 2020 – zakelijk weergegeven – verklaard:
Op vrijdag 20 maart 2020, omstreeks 19.49 uur, kwam ik telefonisch in contact met een verdachte. Ik hoorde aan de stem dat het een manspersoon was. De verdachte deelde mede dat hij de gestolen goederen had en hij wilde weten voor welk bedrag de goederen verzekerd waren. Op 23 maart 2020, omstreeks 11.57 uur, werd ik wederom gebeld op bovenstaand telefoonnummer. Ik kreeg dezelfde manspersoon aan de lijn. Ik deelde mede dat de kerk verzekerd is tot een bedrag van 10.000 euro. Ik hoorde dat de man zei dat hij dit te weinig vond. Ik hoorde dat hij zei: "Ik wil 250.000 euro." De verdachte deelde mede als ik deze week zou betalen dat hij het voor 125.000 euro zou doen.
Getuige [naam getuige]heeft op 18 april 2020 – zakelijk weergegeven – verklaard:
[verdachte] vertelde me dat hij contact had gehad met de pastoor. Hij heeft geappt dat hij de spullen zou gebruiken als onderhandeling/bemiddeling, en het wel terug wilde brengen en dan hulp zou krijgen. [verdachte] vertelde dat hij de pastoor had gebeld om met hem te praten.
Aangever [slachtoffer 1]heeft op 30 maart 2020 – zakelijk weergegeven – verklaard:
Op 30 maart 2020, omstreeks 12.40 uur, nam de verdachte weer telefonisch contact op. Om te bewijzen dat de verdachte daadwerkelijk de goederen had, had hij 2 goederen neergezet in de kapel van de Pater Karel in Munstergeleen. Hij vertelde dat hij 2 ampullen achter de kaarsen neer had gezet. Ik heb pastoor [naam 4] gebeld en hij kwam inderdaad tot de ontdekking dat de 2 gestolen ampullen in zijn kapel stonden.
De verdachte wilde nu een bedrag van 20.000 euro hebben voor het terugbrengen van de gestolen goederen.
Verdachteheeft ter terechtzitting van 10 maart 2021 – zakelijk weergegeven – verklaard:
Ik heb de kannetjes teruggezet in de kapel. Ik wilde aantonen dat als die kannen er zijn, de rest er ook is.
Aangever [slachtoffer 2]heeft op 18 april 2020 – zakelijk weergegeven – verklaard:
Ik ben lid van het regionaal kerkbestuur. Daarnaast ben ik voorzitter van de Stichting abdijkerk Thorn. Op enig moment is deken [slachtoffer 1] gebeld door een persoon die zich ‘ [verdachte] ’ noemde en die aan de deken vroeg wat het verzekeringsbedrag was van de weggenomen goederen van de kerk. Deken [slachtoffer 1] heeft mij direct in kennis gesteld van het telefoontje dat hij van ‘ [verdachte] ’ ontvangen had. De dagen daarop volgden er nog meerdere telefoongesprekken tussen deken [slachtoffer 1] en ' [verdachte] ’. Deken [slachtoffer 1] heeft mij continue betrokken hierbij. Op enig moment heeft Deken [slachtoffer 1] mij gevraagd om de communicatie/onderhandeling met ‘ [verdachte] ’ over te nemen. Deken [slachtoffer 1] heeft toen mijn telefoonnummer doorgegeven aan ‘ [verdachte] ’. Tijdens één van deze telefoongesprekken benadrukte ‘ [verdachte] ’ dat er geen politie bij betrokken mocht worden, anders wisten ze mij te vinden. Door deze uitspraken voel ik mij bedreigd. Dit geeft mij onzekerheid over hun handelen. Dat ze represailles nemen. Ik weet niet wat voor persoon er aan de andere kant van de ‘lijn’ zit. Ze kunnen makkelijk achter mijn identiteit komen. Ze hebben mijn telefoonnummer, ze weten mijn voornaam en via het persbericht kunnen ze ook mijn achternaam en functie achterhalen. Vrijwel alle gesprekken met ‘ [verdachte] ’ heb ik opgenomen middels een recorder. Ik, maar ook de Stichting Abdijkerk Thorn, voelden ons gedwongen om de afperser het gevraagde geldbedrag te geven, omdat wij bang waren dat de kostbare goederen van de kerk anders verloren zouden gaan. De afperser heeft gedreigd om de goederen anders om te smelten of plat te trappen.
Verbalisanten [naam 5] en [naam 6]hebben het volgende gerelateerd:
Door de aangever [slachtoffer 2] werd verklaard dat hij op een vrijdag in het begin van april 2020 werd gebeld door een hem onbekende man. De onbekende beller gaf aan dat de goederen teruggekocht konden worden voor een bedrag van 25.000 euro. De onbekende man die zich “ [verdachte] ” noemde zou de volgende dag terug bellen. De aangever [slachtoffer 2] verklaarde dat hij de daarop volgende gesprekken met de onbekende man had opgenomen op zijn memorecorder.
De onbekende beller had hem op de navolgende dagen teruggebeld.
Zaterdag 4 april 2020 omstreeks 18.20 uur = gesprek 1
Woensdag 8 april 2020 omstreeks 13.45 uur = gesprek 2
Woensdag 8 april 2020 omstreeks 13.50 uur = gesprek 3
Vrijdag 10 april 2020 omstreeks 14.30 uur = gesprek 4
Vrijdag 10 april 2020 omstreeks 14.32 uur = gesprek 5
Vrijdag 10 april 2020 omstreeks 16.33 uur = gesprek 6
De opgenomen gesprekken werden beluisterd en uitgewerkt door de politieambtenaren [naam 7] en [naam 8] .
Bij het proces-verbaal van verbalisanten [naam 5] en [naam 6] zijn bijlagen toegevoegd. Corresponderend met bovenstaande gesprekken levert dit de volgende uitwerkingen op.
Gesprek 1: zaterdag 4 april 2020 omstreeks 18:20 uur
[verdachte] : Ja dat is, als je woensdag dat geld bij elkaar hebt (fon.)..... ja ik zal je woensdag bellen en dan spre.. of dinsdag bellen en dan kijken we wel hoe we dat gaan doen.
[slachtoffer 2] : Ja ik weet niet of of dat woensdag al of dat bedrag al (onverstaanbaar) woensdag hé, de bank moet dat vrij maken.
[verdachte] : Ja.
[slachtoffer 2] : Dus en ik kan ook niet.
[verdachte] : Oke.
[slachtoffer 2] : .. .gaan pinnen zeg maar die bedragen kun je niet, je kunt maar tot 2000 pinnen dus dan moet je heel wat gaan pinnen en dat valt ook op hé dus dat moet.
[verdachte] : Natuurlijk.
[slachtoffer 2] : .. een beetje goed regelen. Ja.
[verdachte] : Dinsdag bel ik je weer...
[slachtoffer 2] : Hoe laat?
[verdachte] : uu hh.... het is geen super bedrag wat je niet zo moeilijk geregeld dan (fon.) dinsdag bel ik u en dan (onverstaanbaar).
[slachtoffer 2] : Is er al iets te zeggen hoe we het doen dan verder?
[verdachte] : Dat hoort u dan dinsdag. Maar nogmaals geen politie, niks nada. Als (onverstaanbaar) als wie of wat of hoe.
Gesprek 2: Woensdag 8 april 2020 omstreeks 13.45 uur
[verdachte] : We hebben afgesproken woensdag en vandaag is het woensdag.
[slachtoffer 2] : Nee, nee nee nee, we hebben niet woensdag afgesproken, ik heb gezegd woensdag zullen we bellen en zou ik informeren wat de stand van zaken was.
[verdachte] : Ja.
[slachtoffer 2] : Maar.
[verdachte] : Oke.
[slachtoffer 2] : ik heb gisteren nog contact gehad met de Rabobank en toen was er nog geen geld dus en dat hebben ze mij ook gezegd, dat duurt nog een paar dagen.
[verdachte] : Mmmhh. En wie, wie veel tijd is dat dan.
[slachtoffer 2] : Ja dat weet ik ook niet dat kan ik nu niet zeggen. Dat weet ik dus morgen of vrijdag. Dan weet ik meer.
[verdachte] : Oke, oke uuuuh......vrijdag (onverstaanbaar) neem ik contact met u op.
[slachtoffer 2] : Oke dan hoor ik het wel, goed zo.
Gesprek 4: Vrijdag 10 april 2020 omstreeks 14.30 uur
[verdachte] : okay ik bel over 1 minuut terug.
Gesprek 5: Vrijdag 10 april 2020 omstreeks 14.32 uur
[verdachte] : het is wel geloofwaardig maar ja jullie zullen ons ook tegemoet moeten komen wij hebben laten zien dat we serieus zijn jullie hebben al wat spullen terug dus je zal ons tegemoet moeten komen zo'n 5000 euro krijg daar weer een deel van terug en de rest regelen jullie maar met de verzekering wie of wat je kan, je kan het even overleggen en dan bellen we over 1 uur of 2 uur terug.
[slachtoffer 2] : ja maar dat gaat zo niet hé ik bedoel ik ben niet van het bestuur ik ben vrijwilliger van de organisatie dit is, ik kan niet van het bestuur, ik kan niet het hele bestuur daarvoor bij elkaar roepen.
[verdachte] : ja maar of iemand anders moet je maar even kijken wij hebben jullie ook tegemoet gekomen wij hebben ook laten zien dat we serieus zijn dan nu andersom.
[slachtoffer 2] : wij zijn ook serieus hoor alleen dat kost meer tijd.
[verdachte] : ja moet je even kijken of je het overlegd of wie, hoe of wat over 1 tot 2 uur bel ik terug.
Gesprek 6: Vrijdag 10 april 2020 omstreeks 16.33 uur
[verdachte] : nu weten we het, ik wacht donderdag af ik bel dan zorg dat het geld er is, als het geld er niet is dan gaat het de smeltoven in dan ben ik er klaar mee.
[slachtoffer 2] : ja maar dan levert het minder op hé als het gesmolten is dat brengt minder op, nee we moeten het zo afspreken we moeten het afhandelen zoals we het hebben afgesproken en dat kan wat langer duren dat is het enige.
[verdachte] : ja afspraak is donderdag dan kom je mij weer met een verhaal dan hou je mij weer een week aan de lijn.
[slachtoffer 2] : dat is geen kwestie van aan de lijn houden dat is een kwestie van dat ik van andere afhankelijk ben.
[verdachte] : dat duurt mij al zo lang ... dat hoor ik allemaal wel, ik ben geen domme jongen hé denk daar aan hé.
[slachtoffer 2] : ik vind het erg onplezierig allemaal, wanneer bel je mij dan.
[verdachte] : ja dat weet ik zorg dat donderdag dat geld er is anders ga ik het plat trappen laat dat duidelijk zijn.
Verbalisant [naam 9]heeft het volgende gerelateerd:
In verband met het feit dat de aangever [slachtoffer 1] vanaf 21 maart 2020 werd gebeld door een anonieme beller die vroeg om 250.000 euro in ruil voor de gestolen goederen uit de kerk in Thorn en vervolgens na 30 maart 2020 naar aangever [slachtoffer 2] hierover belde, werd het telefoonnummer van de anonieme beller achterhaald. Het betrof het prepaid telefoonnummer [nummer 1] . Op 15 april 2020 werd er een bevel tot opname van de telecommunicatie gevoerd met dit telefoonnummer afgegeven voor de periode van 15-04-2020 tot en met 28-04-2020. Het telefoonnummer werd gebruikt in een toestel met als imeinummer: [nummer 2] . Voor genoemd imeinummer werd op 16 april 2020 een bevel tot opname van de telecommunicatie gevoerd met dit imeinummer afgegeven voor de periode van 16-04-2020 tot en met 28-04-2020.
In totaal werden er 5 gesprekken gevoerd met aangever [slachtoffer 2] op 16 en 17 april 2020, namelijk 2 gesprekken op 16-04-2020 en 3 gesprekken op 17-04-2020.
Bij het proces-verbaal van verbalisant [naam 9] zijn bijlagen toegevoegd. Dit levert de volgende uitwerkingen op.
Verbalisant [naam 10]heeft het tapgesprek met sessienummer 87 van 17-04-2020 14:03:21 afgeluisterd en uitgewerkt:
[verdachte] : Vijf uur bij de Gamma in Sittard.
[beller] : Vijf uur bij de Gamma in Sittard.
Stem op achtergrond: Wel telefoon bij...
[verdachte] : Ja.
[beller] : Ja.
[verdachte] : ja.
[beller] : Vijf uur bij de Gamma in Sittard. Daar kan ik van op aan?
[verdachte] : Ja, daar kunt u van op aan. Vijf uur bij de Gamma in Sittard.
[beller] : (nvt) de jongen niet voor niks sturen, hè.
[verdachte] : Nee, nee, vijf uur Gamma Sittard, de telefoon moet hij bij zich houden. Ja. En we willen graag dat het geld in een doorzichtig euh plastic zakje wordt gedaan en hij moet een vuilniszak meenemen voor de spullen. We hebben het netjes in een zak en alles. Maar die zak euh die nemen wij mee en hun krijgen netjes de spullen.
[beller] : Ja, bel me van te voren op dan.
[beller] : Ja, hoe krijg ik dan… hallo, hoe krijg ik dan de spullen?
[verdachte] : Die spullen krijg, geef ik aan uw zoon hè.
[beller] : Ja, ja.
[verdachte] : En.
[beller] : Welke auto, welke auto mijn zoon, Jij moet nog weten welke auto hij heeft. Kan ik je alvast doorgeven.
[verdachte] : Ja.
[beller] : Hij rijdt in een zwarte Volvo S60, heeft hij.
[verdachte] : Zwarte Volvo S60.
[beller] : S60, wel gelijk oversteken. Dat is wel de bedoeling.
[verdachte] : Nee, natuurlijk, absoluut.
Verbalisant [naam 11]heeft het tapgesprek met sessienummer 127 van 17-04-2020 17:00:58 afgeluisterd en uitgewerkt:
[verdachte] : Dat is goed. Ik ga overleggen, bel je over een minuut terug
Verbalisant [naam 11]heeft het tapgesprek met sessienummer 127 van 17-04-2020 17:06:00 afgeluisterd en uitgewerkt:
NNM2 : Ja hallo.
NNM1 :.....(ntv) mijn kameraad van mij komt naar de Gamma nu...... (ntv).
NNM2 : Oké.
NNM1 : Ik zeg u één ding meneer, ik zeg u één ding, is er politie bij, als mijn maat gepakt wordt, dan kom ik jullie allemaal opzoeken, heb je begrepen .....(ntv) geen politie erbij.
NNM2 : Dat heb ik begrepen ja, dat heb ik begrepen. Maar ik moet mijn zoon opbellen hé.
NNM1 : Ja dan bel hem maar op, we komen er nu aan.
NNM2 : Hij moet weten waar hij jullie aan herkend.
NNM1 : Ja.
NNM2 : Dat is....waar herkent jou aan?
NNM1 : Hij heeft een zwarte auto toch?
NNM2 : Ja maar waar herkent jou aan, dat jij het bent.
NNM1 : Aan een scooter.
NNM2 : Als jij dan weer komt, ben je er met de scooter?
NNM1 : Ik kom met sco...
NNM2 : En heb je de spullen.....heb je dan ook de spullen bij je?
NNM1 : Ja natuurlijk.
Verbalisanten [naam 12] , [naam 13] en [naam 14]hebben op 17 april 2020 het volgende gerelateerd:
Wij zagen dat verdachte [verdachte] een grote zwarte sporttas bij zich droeg welke hing
aan de rechterzijde van zijn lichaam. Wij zagen dat verdachte [verdachte] linea recta
naar voornoemde Volvo S60 reed. Wij zagen vervolgens dat verdachte [verdachte] stopte direct bij de achterzijde van de Volvo S60. Wij zagen dat verdachte [verdachte] op zijn scooter bleef zitten en met zijn rechterhand naar de achterklep greep. Verdachte [verdachte] wekte hierbij bij ons het vermoeden dat hij deze wilde openen. Wij zagen vervolgens dat verdachte [verdachte] schichtig om zich heen keek. Wij zagen dat hij hierna wederom greep naar de achterklep van voornoemde Volvo S60. Ook hierbij kregen wij, verbalisanten, de indruk dat verdachte [verdachte] de achterklep wilde openen. Wij zagen dat hij deze handelingen herhaalde en vervolgens de sporttas van zijn schouder afhaalde en op de grond neerzette. Wij zagen alle keren dat de achterklep van de Volvo S60 niet open ging. Kort nadat verdachte [verdachte] de sporttas op de grond neerzette, stapten wij, verbalisanten, uit ons voertuig en begaven ons in de richting van verdachte [verdachte] . Na een korte achtervolging te voet over het parkeerterrein van de Gamma, werd verdachte [verdachte] aangehouden.
Verbalisant [naam 15]heeft op 17 april 2020 gerelateerd:
Nadat ik zag en hoorde dat de verdachte na een korte achtervolging was aangehouden en onder controle was, heb ik mij terug begeven naar de achterzijde van de Volvo alwaar de verdachte de zwart/groene tas had achtergelaten. Ik opende vervolgens de tas en zag dat in de tas een kelk lag die ik herkende als een van de gestolen kelken die mij eerder op de dag op foto waren getoond. Ik zag dat er in de tas meerdere objecten lagen die in dekens gewikkeld waren.
Bewijsoverweging van de rechtbank
Welke conclusie kan worden getrokken uit bovengenoemde bewijsmiddelen? Uit de uitwerkingen van de memorecordergesprekken en de tapgesprekken blijkt dat de gevoerde gesprekken op elkaar aansluiten. Zo zegt de beller in het gesprek van vrijdag 10 april 2020 omstreeks 14.32 uur “wij hebben laten zien dat we serieus zijn jullie hebben al wat spullen terug” en dat hij na één of twee uur terug zal bellen. -Verdachte heeft op 10 maart 2021 verklaard dat hij de kannetjes had teruggezet-. Om 16:33 uur wordt er ook daadwerkelijk teruggebeld. In het gesprek van 17 april 2020 om 14:03, waarvan verdachte aangeeft dat hij dit gesprek heeft gevoerd,worden afspraken gemaakt over de uitwisseling van het geld en de voorwerpen. Hierbij wordt ook een stem op de achtergrond gehoord en wordt in de we-vorm gesproken. De beller in het volgende gesprek om 17 april 2020 17:00 uur is op de hoogte van deze afspraken en geeft aan dat hij moet overleggen en over een minuut terug zal bellen. Om 17:06 uur wordt er ook daadwerkelijk teruggebeld en geeft de beller aan dat zijn kameraad op weg is naar de Gamma, op een scooter, en dat hij de voorwerpen bij zich heeft in een tas. Vervolgens wordt verdachte aangehouden bij de Gamma als hij probeert om de auto -waar het losgeld klaar zou liggen- te openen. Hij rijdt daarbij op een scooter en de tas die hij bij zich had, blijkt een deel van de gestolen voorwerpen te bevatten. Hieruit concludeert de rechtbank dat het niet anders kan dan dat de verdachte op de hoogte was van de inhoud van de gevoerde gesprekken en dat tussen de verdachten sprake is geweest van intensief overleg, en daarmee van een nauwe en bewuste samenwerking. Dat de verdachte aangeeft niet alle gesprekken zelf te hebben gevoerd maakt -ook als dit waar zou zijn- voor de beoordeling niet uit, nu de rechtbank uitgaat van het medeplegen. Immers, de inhoud van die gesprekken, waarin bedreigingen zijn geuit, vallen binnen de verantwoordelijkssfeer van de verdachte, ongeacht welke van de medeplegers deze uitspraken heeft gedaan. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen noodzaak gezien tot het doen van nader onderzoek naar de stemherkenning zoals door de raadsman was verzocht. De rechtbank concludeert, gelet op het voorgaande, dat feit 2 wettig en overtuigend is bewezen.
Het onder 3 ten laste gelegde
Verbalisant [naam 16]heeft in de opbouw van het proces-verbaal zaaksdossier zaak 3 Diefstal scooter c.q. heling scooter gerelateerd:
Tijdens het onderzoek werd de scooter waarop de verdachte [verdachte] reed op 17 april 2020 inbeslaggenomen. Na onderzoek bleek aan de hand van het framenummer dat dit de scooter was waarvan aangever [naam 17] aangifte had gedaan.
Aangever [naam 17]heeft – zakelijk weergegeven – op 17 april 2020 verklaard:
Wij kwamen er vanochtend achter dat de scooter is gestolen. Het voorwiel is
afgeslepen en die staat nog op de parkeerplek met slot.
Bij het proces-verbaal van aangifte van [naam 17] is een bijlage toegevoegd. Hieruit volgen onder meer de volgende kenmerken:
Het betreft een bromscooter van het merk [merk] , kleur [kleur] . Chassisnummer [nummer 3] . Bouwjaar [jaar] . De scooter heeft nu geen voorwiel meer.
Verbalisant [naam 18]heeft op 21 april 2020 gerelateerd:
Ik heb onderzoek gedaan naar een gestolen scooter. Ik zag dat de scooter van het merk [merk] en het type [merk] was. Ik zag dat het framenummer [nummer 3] was. Ik zag dat het contactslot niet aanwezig was. Ik heb in het politiesysteem het framenummer gecontroleerd. Ik zag dat op vrijdag 17 april 2020 aangifte is gedaan van diefstal van betreffende scooter.
Verbalisanten [naam 19] en [naam 20]hebben op 18 april 2020 gerelateerd:
Wij hebben op vrijdag, 17 april 2020, tussen 11.15 uur en 18.33 uur geobserveerd en daarbij hebben wij onder meer de volgende waarnemingen, bevindingen gedaan en/of handelingen verricht: