ECLI:NL:RBLIM:2021:2529

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
03.105992.20 + 20-003159-14 en 20-001399-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor inbraak in Abdijkerk Thorn, poging tot afpersing en heling van een scooter

Op 24 maart 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een inbraak in de Abdijkerk in Thorn. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van de inbraak, poging tot afpersing in vereniging en heling van een scooter. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen de kerk had binnengekomen door middel van braak en dat hij waardevolle goederen had weggenomen, waaronder een zilveren monstrans en kelken. De verdachte had de kerk wekenlang geobserveerd en had een leidende rol in de inbraak. Tijdens de rechtszitting op 10 maart 2021 heeft de verdachte verklaard dat hij de inbraak had gepleegd in een emotionele crisis, maar de rechtbank achtte zijn verklaring ongeloofwaardig. De officier van justitie had gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten, en de rechtbank volgde dit advies. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte toegewezen, omdat hij zich in de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder reclasseringstoezicht en medewerking aan behandeling voor zijn verslavings- en psychische problematiek.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers : 03.105992.20 + 20-003159-14 en 20-001399-14 (vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling)
V.I.-zaaknummer : 99-000421-49
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 maart 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in P.I. Sittard te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W .J.J. Lunsingh Tonckens, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 maart 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:al dan niet samen met anderen uit de Abdijkerk Thorn een aantal goederen heeft weggenomen door middel van braak, verbreking en inklimming, dan wel die goederen heeft geheeld;
Feit 2:al dan niet samen met anderen heeft gepoogd om met geweld of onder bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van geld;
Feit 3:een scooter heeft geheeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 primair tenlastegelegde feit. Zij wijst hiertoe op de gevonden bloedsporen, de DNA-match, en de eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij voorwerpen heeft weggenomen uit de kerk nadat hij een glas-in-loodraam had kapotgeslagen en hierdoor naar binnen was geklommen. De officier van justitie acht niet bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging dit delict heeft gepleegd, en vraagt voor dit deel vrijspraak.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit, de afpersing, rekwireert de officier van justitie tot bewezenverklaring. Ook als verdachte niet elk gesprek zelf heeft gevoerd, wist hij wel af van de inhoud van de gesprekken. Dit blijkt uit het verloop van de gesprekken, die op elkaar aansluiten. Ook wordt er gesproken over ‘we’ en over ‘mijn kameraad’ en wordt opgemerkt dat er overlegd moet worden, wat duidt op de betrokkenheid van meerdere personen. Verdachte werd uiteindelijk aangetroffen bij de auto met het losgeld en was op dat moment in het bezit van de gestolen voorwerpen. Hij moet dus bekend zijn geweest met de inhoud van de gesprekken die hebben geleid tot dit moment van overdracht. Er is daarom sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een of meerdere mededaders, en de daden van de een kunnen voor rekening komen van de ander. Uit de uitgewerkte gesprekken van de memorecorder en de tapgesprekken blijkt dat er is gedreigd om de gestolen voorwerpen plat te trappen of om te smelten. Dit is bedreiging met geweld tegen goederen.
Ten aanzien van feit 3 rekwireert de officier van justitie tot bewezenverklaring. Zij wijst hiertoe op de eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij had kunnen weten dat de scooter gestolen was, en op de verklaring van [naam 1] , waaruit blijkt dat verdachte de scooter de dag van de aanhouding had meegebracht.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder feit 1 primair tenlastegelegde feit vrijspraak bepleit voor het bestanddeel medeplegen en de diefstal van de monstrans. Verdachte stelt dat hij alleen, zonder medeplegers, de diefstal van de goederen uit de kerk heeft gepleegd. Hij is de kerk ingegaan omdat hij in een emotioneel dal zat en van de toren wilde springen. Hij heeft bij de inklimming zijn hand bezeerd. Eenmaal binnen heeft hij in woede de vitrinekasten kapotgemaakt. Toen heeft hij bedacht om de voorwerpen uit de kerk mee te nemen. Hij heeft deze voorwerpen in zijn jas gedaan en is de kerk weer uitgegaan. Tegen zijn tante, getuige [getuige] , heeft verdachte gelogen over de toedracht van de diefstal uit de kerk om zijn verwonding te verklaren, omdat hij haar niet bezorgd wilde maken over zijn emotionele toestand. Alle voorwerpen behalve de monstrans zijn inmiddels geretourneerd aan de Abdijkerk Thorn. De monstrans heeft verdachte nooit in zijn bezit gehad.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman integrale vrijspraak bepleit. Niet alle telefoongesprekken zijn door verdachte gevoerd. Het gesprek van 17 april 2020 om 14:03, TA001 sessienummer 87, uur is door verdachte gevoerd. Het gesprek 10 april 2020 omstreeks 16:33, memorecorder gesprek 6, waarin is gedreigd om de voorwerpen om te smelten of plat te stampen, is niet door verdachte gevoerd. Ook de gesprekken op 17 april 2020 om 17:00 en 17:06 uur met sessienummers 127 en 128, waarin tegen [slachtoffer 2] is gezegd dat er geen politie mocht worden betrokken omdat ze [slachtoffer 2] anders zouden vinden, zijn niet door verdachte gevoerd. Verdachte wist ook niet dat iemand anders deze gesprekken heeft gevoerd en daarbij bedreigingen heeft geuit. De gesprekken die verdachte heeft gevoerd met aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren gericht op de teruggave van de voorwerpen en waren niet bedreigend van aard. Het oogmerk op de dreiging met geweld ontbrak, waardoor voor feit 2 vrijspraak dient te volgen.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 3 vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat het tenlastegelegde gekwalificeerd moet worden als schuldheling. Verdachte wist niet dat de scooter gestolen was en had dit ook niet moeten weten. De verklaring van [naam 1] is op dit punt onbetrouwbaar.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Het onder 1 ten laste gelegde:
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer 1]heeft op 10 maart 2020 – zakelijk weergegeven – verklaard: [2]
Ik doe aangifte van diefstal door middel van braak in de Abdijkerk in Thorn.
Ik ben de pastoor van de genoemde kerk. Op maandag 9 maart 2020, omstreeks 15.30 uur, werd de Abdijkerk, gelegen aan de [adres 1] te Thorn, geheel intact en afgesloten achtergelaten. De kerk is voorzien van een alarminstallatie. Op dinsdag 10 maart 2020, omstreeks 01.10 uur, ontving ik telefonisch bericht van de alarmcentrale dat het alarm in werking was getreden. Ik kwam binnen 5 à 10 minuten, samen met de politie, ter plaatse. Aan de achterzijde van de kerk was een glas-in-loodraam vernield. Aan de buitenzijde en aan de binnenzijde stonden ladders tegen de gevel. Via de ladder en de vernielde ruit had men toegang tot de kerk. Ik zag dat een gekroond Mariabeeld vernield was. In de kerk werden 2 glazen vitrines vernield. De vitrines zijn gemaakt van speciaal slagvast glas. Met veel geweld is het de dader(s) toch gelukt om een gat in het glas te slaan. Ik zag dat 1 vitrine zelfs omver was geduwd. Beide vitrines zijn geheel vernield.
Aangever [slachtoffer 1]heeft op 21 maart 2020 – zakelijk weergegeven – verklaard: [3]
De volgende goederen werden ontvreemd:
- Zilveren monstrans met diamanten en parels. Amsterdam 1688;
- Twee zilveren kannetjes (water en wijn) met ingegraveerd wapen uit tijd Stift;
- Altaarkruis (koper deels verguld/ verzilverd) Frankrijk 16e eeuw;
- Ciborie (verguld) 1620;
- Kelk verguld zilver Luik, 1746/1747;
- Kelk verguld zilver Luik, 1728/1729, Arnold Weelen;
- Kolk Schijncuppa (zilver) eeuwigdurend bruikleen van [naam 3] .
Verbalisant [naam 23]heeft op 11 maart 2020 gerelateerd: [4]
De dader(s) heeft de metalen toegangspoort naar het kerkhof, gelegen aan de
achterzijde van de kerk, bereikt via de openbare weg. Vervolgens heeft de dader(s) deze toegangspoort geopend door deze met kracht naar binnen te duwen waardoor de dag- en nachtschoot uit de sluitkom kwamen en de poort openging.
Verdachteheeft ter terechtzitting van 10 maart 2021 – zakelijk weergegeven – verklaard: [5]
Ik heb een ruit ingeslagen en ben de kerk ingegaan. Daarbij heb ik twee ladders gebruikt. Ik ben van een ladder afgevallen en heb mijn hand bezeerd. Ik heb vitrines omgegooid en die spullen gepakt. Toen ben ik de kerk uitgegaan. Ik ben verantwoordelijk.
Getuige [getuige]heeft op 15 maart 2020 – zakelijk weergegeven – verklaard: [6]
Ik wil graag een verklaring afleggen over mijn neef [verdachte] . In de avond op 10 maart 2020 kwam [verdachte] bij ons thuis langs. Hij vertelde mij dat hij drie weken de kerk in Thorn geobserveerd had om te kijken wie er allemaal in en uit gingen. Hij zei mij dat daar zeker voor 15 miljoen aan kerkschatten lag. Erg waardevolle spullen dus zei hij. [verdachte] vertelde mij dat ze met drie personen waren. Hij vertelde mij dat de eerste persoon in de richting van de ladder liep. Deze ladders hadden ze meegenomen. Een ladder was voor de buitenkant en de andere voor de binnenkant. De eerste persoon welke in de richting van de ladder liep, brak zijn enkel. [verdachte] dacht tenminste dat die enkel gebroken was want het zag er scheef uit. Hij heeft deze persoon op zijn nek gegooid en heeft hem in de auto gezet. Hij kreeg toen een nieuwe taak van [verdachte] en hij werd uitkijkpost. Hij moest toeteren als er wat was. Hij zei toen dat hij de kerk binnen is gegaan middels de ladder. Toen hij binnen op de ladder stond is [verdachte] gevallen. [verdachte] vertelde mij dat hij toen met zijn hand/arm op de tafel waar je de kaarsen op doet prikken gevallen was. Hierdoor had hij zijn hand opengehaald. De derde persoon was er eigenlijk al klaar mee want de ene lag al in de auto en de andere was gewond. Toen heeft [verdachte] tegen deze persoon gezegd: “niet zeiken gewoon doorgaan.” [verdachte] vertelde mij dat ze de vitrinekasten kapot hebben geslagen. Hij vertelde mij dat dit ook nog kogelvrij glas was. Dus hij zei dat hij hard had moeten slaan. Doordat hij hard heeft moeten slaan is ook zijn bloed overal terechtgekomen en toen wist hij ook al dat zijn DNA bekend zou zijn bij jullie. [verdachte] vertelde toen dat hij van alles uit de kerk meegenomen had. Dit had hij met meerdere tassen gedaan. [verdachte] vertelde zelfs dat het alarm af ging. [verdachte] heeft mij verteld dat hij de tas waar de gestolen goederen van de kerk in zitten begraven heeft. Hij zit mij dat zo te vertellen en toen zei hij dat hij even moest bellen want die gasten waren al onderweg met de diamanten richting Antwerpen. Deze diamanten komen schijnbaar uit de kerk in Thorn.
Getuige [naam getuige]heeft op 18 april 2020 – zakelijk weergegeven – verklaard: [7]
Ik heb in mei, juni en juli 2019 een relatie gehad met [verdachte] . Hij heeft mij in maart 2020 een keer midden in de nacht rond half 2 kwart voor 2 gebeld. Ik heb hem opgehaald in Limbricht of Limbrichterveld tussen Sittard en Born. Hij had een theedoek om zijn linkerhand. Ik heb hem naar het Zuyderland ziekenhuis gebracht. Er waren pezen door waardoor hij zijn ringvinger en middelvinger niet meer kon bewegen. Een paar dagen later vertelde hij me dat hij in de kerk had ingebroken in Thorn. Hij vertelde iets over een kelk of kaarsenstandaard en dat hij zich daar ook aan had verwond. Hij zou een zuil kapot hebben geslagen en daar een of meerdere kelken hebben gestolen. Ik weet niet met wie hij de inbraak heeft gepleegd. Ik weet wel dat hij het niet alleen heeft gedaan. Hij vertelde dat hij met nog twee anderen was. Ze waren met z’n drieën. Eentje had zelfs zijn enkel gebroken tijdens de inbraak. Hij was van een trap gevallen.
Bewijsoverweging van de rechtbank
Uit de bovengenoemde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte de aan hem tenlastegelegde inbraak heeft gepleegd. De vraag die beantwoord zal moeten worden is of daarbij sprake is geweest van medeplegen, met andere woorden of er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en andere personen. Uit de verklaringen van getuigen [getuige] en [naam getuige] blijkt dat verdachte tegen hen heeft verteld dat hij met twee anderen naar de bewuste kerk is gegaan, waarbij hij met een van die personen uiteindelijk naar binnen is gegaan en daar verschillende goederen heeft weggenomen. Eén persoon is, nadat hij onderweg geblesseerd was geraakt, op de uitkijk gaan staan. Deze gang van zaken levert, naar het oordeel van de rechtbank, een nauwe en bewuste samenwerking op tussen de verdachte en zijn mededaders. Uit voornoemde verklaringen blijkt bovendien dat het de verdachte was die als initiatiefnemer van deze inbraak dient te worden bestempeld. Hij heeft de bewuste kerk wekenlang in de gaten gehouden, heeft een van zijn mededaders op de uitkijk gezet -nadat deze bij de inbraak geblesseerd was geraakt- en heeft zijn andere mededader aangespoord om door te gaan toen deze aangaf geen zin meer te hebben in de inbraak. Bovendien heeft getuige [getuige] verklaard dat verdachte toen hij op 10 maart 2020 bij haar was en zijn verhaal deed heeft gezegd dat hij moest bellen naar die gasten die al onderweg waren naar Antwerpen met de diamanten, hetgeen zijn inbreng in de samenwerking nog eens ondersteund.
Is er voor de rechtbank reden om aan verklaringen van voornoemde getuigen te twijfelen, dit in het licht van de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat deze getuigenverklaringen niet kloppen?
Deze vraag dient ontkennend te worden beantwoord. Immers, deze verklaringen zijn gedetailleerd, consistent en komen op detailniveau met elkaar overeen. Daarbij komt dat uit de verklaring van getuige [getuige] blijkt dat de verdachte slechts enkele uren na het door hem en zijn kompanen gepleegde feit contact met haar heeft gehad en aan haar heeft verteld wat er die nacht was gebeurd en dat zij vervolgens, enkele dagen daarna, haar verklaring bij de politie heeft afgelegd. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting -die er kortgezegd op neerkomt dat hij in eerste instantie de intentie had om van de kerktoren te springen en niet om een inbraak te plegen en dat hij aan de getuige [getuige] niet de waarheid zou hebben verteld, omdat hij haar niet bezorgd wilde maken over zijn emotionele toestand- schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde.
Het verweer van de verdachte dat hij de tenlastegelegde monstrans nooit in zijn bezit heeft gehad -welk verweer de verdachte ter terechtzitting heeft gestaafd met een foto van de gestolen goederen die hij in zijn bezit heeft gehad en waarop de monstrans niet zichtbaar was- kan evenmin doel treffen. Immers, de bedoelde foto -waarop plaats noch datum stond vermeld en die naar zijn zeggen door de verdachte zelf was genomen- sluit op geen enkele manier de diefstal van de monstrans uit.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte samen met anderen de aan hem tenlastegelegde inbraak heeft gepleegd en daarbij de waardevolle goederen heeft weggenomen die in de tenlastelegging zijn vermeld.
Het onder 2 ten laste gelegde
Aangever [slachtoffer 1]heeft op 26 maart 2020 – zakelijk weergegeven – verklaard: [8]
Op vrijdag 20 maart 2020, omstreeks 19.49 uur, kwam ik telefonisch in contact met een verdachte. Ik hoorde aan de stem dat het een manspersoon was. De verdachte deelde mede dat hij de gestolen goederen had en hij wilde weten voor welk bedrag de goederen verzekerd waren. Op 23 maart 2020, omstreeks 11.57 uur, werd ik wederom gebeld op bovenstaand telefoonnummer. Ik kreeg dezelfde manspersoon aan de lijn. Ik deelde mede dat de kerk verzekerd is tot een bedrag van 10.000 euro. Ik hoorde dat de man zei dat hij dit te weinig vond. Ik hoorde dat hij zei: "Ik wil 250.000 euro." De verdachte deelde mede als ik deze week zou betalen dat hij het voor 125.000 euro zou doen.
Getuige [naam getuige]heeft op 18 april 2020 – zakelijk weergegeven – verklaard: [9]
[verdachte] vertelde me dat hij contact had gehad met de pastoor. Hij heeft geappt dat hij de spullen zou gebruiken als onderhandeling/bemiddeling, en het wel terug wilde brengen en dan hulp zou krijgen. [verdachte] vertelde dat hij de pastoor had gebeld om met hem te praten.
Aangever [slachtoffer 1]heeft op 30 maart 2020 – zakelijk weergegeven – verklaard: [10]
Op 30 maart 2020, omstreeks 12.40 uur, nam de verdachte weer telefonisch contact op. Om te bewijzen dat de verdachte daadwerkelijk de goederen had, had hij 2 goederen neergezet in de kapel van de Pater Karel in Munstergeleen. Hij vertelde dat hij 2 ampullen achter de kaarsen neer had gezet. Ik heb pastoor [naam 4] gebeld en hij kwam inderdaad tot de ontdekking dat de 2 gestolen ampullen in zijn kapel stonden.
De verdachte wilde nu een bedrag van 20.000 euro hebben voor het terugbrengen van de gestolen goederen.
Verdachteheeft ter terechtzitting van 10 maart 2021 – zakelijk weergegeven – verklaard: [11]
Ik heb de kannetjes teruggezet in de kapel. Ik wilde aantonen dat als die kannen er zijn, de rest er ook is.
Aangever [slachtoffer 2]heeft op 18 april 2020 – zakelijk weergegeven – verklaard: [12]
Ik ben lid van het regionaal kerkbestuur. Daarnaast ben ik voorzitter van de Stichting abdijkerk Thorn. Op enig moment is deken [slachtoffer 1] gebeld door een persoon die zich ‘ [verdachte] ’ noemde en die aan de deken vroeg wat het verzekeringsbedrag was van de weggenomen goederen van de kerk. Deken [slachtoffer 1] heeft mij direct in kennis gesteld van het telefoontje dat hij van ‘ [verdachte] ’ ontvangen had. De dagen daarop volgden er nog meerdere telefoongesprekken tussen deken [slachtoffer 1] en ' [verdachte] ’. Deken [slachtoffer 1] heeft mij continue betrokken hierbij. Op enig moment heeft Deken [slachtoffer 1] mij gevraagd om de communicatie/onderhandeling met ‘ [verdachte] ’ over te nemen. Deken [slachtoffer 1] heeft toen mijn telefoonnummer doorgegeven aan ‘ [verdachte] ’. Tijdens één van deze telefoongesprekken benadrukte ‘ [verdachte] ’ dat er geen politie bij betrokken mocht worden, anders wisten ze mij te vinden. Door deze uitspraken voel ik mij bedreigd. Dit geeft mij onzekerheid over hun handelen. Dat ze represailles nemen. Ik weet niet wat voor persoon er aan de andere kant van de ‘lijn’ zit. Ze kunnen makkelijk achter mijn identiteit komen. Ze hebben mijn telefoonnummer, ze weten mijn voornaam en via het persbericht kunnen ze ook mijn achternaam en functie achterhalen. Vrijwel alle gesprekken met ‘ [verdachte] ’ heb ik opgenomen middels een recorder. Ik, maar ook de Stichting Abdijkerk Thorn, voelden ons gedwongen om de afperser het gevraagde geldbedrag te geven, omdat wij bang waren dat de kostbare goederen van de kerk anders verloren zouden gaan. De afperser heeft gedreigd om de goederen anders om te smelten of plat te trappen.
Verbalisanten [naam 5] en [naam 6]hebben het volgende gerelateerd: [13]
Door de aangever [slachtoffer 2] werd verklaard dat hij op een vrijdag in het begin van april 2020 werd gebeld door een hem onbekende man. De onbekende beller gaf aan dat de goederen teruggekocht konden worden voor een bedrag van 25.000 euro. De onbekende man die zich “ [verdachte] ” noemde zou de volgende dag terug bellen. De aangever [slachtoffer 2] verklaarde dat hij de daarop volgende gesprekken met de onbekende man had opgenomen op zijn memorecorder.
De onbekende beller had hem op de navolgende dagen teruggebeld.
Zaterdag 4 april 2020 omstreeks 18.20 uur = gesprek 1
Woensdag 8 april 2020 omstreeks 13.45 uur = gesprek 2
Woensdag 8 april 2020 omstreeks 13.50 uur = gesprek 3
Vrijdag 10 april 2020 omstreeks 14.30 uur = gesprek 4
Vrijdag 10 april 2020 omstreeks 14.32 uur = gesprek 5
Vrijdag 10 april 2020 omstreeks 16.33 uur = gesprek 6
De opgenomen gesprekken werden beluisterd en uitgewerkt door de politieambtenaren [naam 7] en [naam 8] .
Bij het proces-verbaal van verbalisanten [naam 5] en [naam 6] zijn bijlagen toegevoegd. Corresponderend met bovenstaande gesprekken levert dit de volgende uitwerkingen op. [14]
Gesprek 1: zaterdag 4 april 2020 omstreeks 18:20 uur
[verdachte] : Ja dat is, als je woensdag dat geld bij elkaar hebt (fon.)..... ja ik zal je woensdag bellen en dan spre.. of dinsdag bellen en dan kijken we wel hoe we dat gaan doen.
[slachtoffer 2] : Ja ik weet niet of of dat woensdag al of dat bedrag al (onverstaanbaar) woensdag hé, de bank moet dat vrij maken.
[verdachte] : Ja.
[slachtoffer 2] : Dus en ik kan ook niet.
[verdachte] : Oke.
[slachtoffer 2] : .. .gaan pinnen zeg maar die bedragen kun je niet, je kunt maar tot 2000 pinnen dus dan moet je heel wat gaan pinnen en dat valt ook op hé dus dat moet.
[verdachte] : Natuurlijk.
[slachtoffer 2] : .. een beetje goed regelen. Ja.
[verdachte] : Dinsdag bel ik je weer...
[slachtoffer 2] : Hoe laat?
[verdachte] : uu hh.... het is geen super bedrag wat je niet zo moeilijk geregeld dan (fon.) dinsdag bel ik u en dan (onverstaanbaar).
[slachtoffer 2] : Is er al iets te zeggen hoe we het doen dan verder?
[verdachte] : Dat hoort u dan dinsdag. Maar nogmaals geen politie, niks nada. Als (onverstaanbaar) als wie of wat of hoe.
Gesprek 2: Woensdag 8 april 2020 omstreeks 13.45 uur
[verdachte] : We hebben afgesproken woensdag en vandaag is het woensdag.
[slachtoffer 2] : Nee, nee nee nee, we hebben niet woensdag afgesproken, ik heb gezegd woensdag zullen we bellen en zou ik informeren wat de stand van zaken was.
[verdachte] : Ja.
[slachtoffer 2] : Maar.
[verdachte] : Oke.
[slachtoffer 2] : ik heb gisteren nog contact gehad met de Rabobank en toen was er nog geen geld dus en dat hebben ze mij ook gezegd, dat duurt nog een paar dagen.
[verdachte] : Mmmhh. En wie, wie veel tijd is dat dan.
[slachtoffer 2] : Ja dat weet ik ook niet dat kan ik nu niet zeggen. Dat weet ik dus morgen of vrijdag. Dan weet ik meer.
[verdachte] : Oke, oke uuuuh......vrijdag (onverstaanbaar) neem ik contact met u op.
[slachtoffer 2] : Oke dan hoor ik het wel, goed zo.
Gesprek 4: Vrijdag 10 april 2020 omstreeks 14.30 uur
[verdachte] : okay ik bel over 1 minuut terug.
Gesprek 5: Vrijdag 10 april 2020 omstreeks 14.32 uur
[verdachte] : het is wel geloofwaardig maar ja jullie zullen ons ook tegemoet moeten komen wij hebben laten zien dat we serieus zijn jullie hebben al wat spullen terug dus je zal ons tegemoet moeten komen zo'n 5000 euro krijg daar weer een deel van terug en de rest regelen jullie maar met de verzekering wie of wat je kan, je kan het even overleggen en dan bellen we over 1 uur of 2 uur terug.
[slachtoffer 2] : ja maar dat gaat zo niet hé ik bedoel ik ben niet van het bestuur ik ben vrijwilliger van de organisatie dit is, ik kan niet van het bestuur, ik kan niet het hele bestuur daarvoor bij elkaar roepen.
[verdachte] : ja maar of iemand anders moet je maar even kijken wij hebben jullie ook tegemoet gekomen wij hebben ook laten zien dat we serieus zijn dan nu andersom.
[slachtoffer 2] : wij zijn ook serieus hoor alleen dat kost meer tijd.
[verdachte] : ja moet je even kijken of je het overlegd of wie, hoe of wat over 1 tot 2 uur bel ik terug.
Gesprek 6: Vrijdag 10 april 2020 omstreeks 16.33 uur
[verdachte] : nu weten we het, ik wacht donderdag af ik bel dan zorg dat het geld er is, als het geld er niet is dan gaat het de smeltoven in dan ben ik er klaar mee.
[slachtoffer 2] : ja maar dan levert het minder op hé als het gesmolten is dat brengt minder op, nee we moeten het zo afspreken we moeten het afhandelen zoals we het hebben afgesproken en dat kan wat langer duren dat is het enige.
[verdachte] : ja afspraak is donderdag dan kom je mij weer met een verhaal dan hou je mij weer een week aan de lijn.
[slachtoffer 2] : dat is geen kwestie van aan de lijn houden dat is een kwestie van dat ik van andere afhankelijk ben.
[verdachte] : dat duurt mij al zo lang ... dat hoor ik allemaal wel, ik ben geen domme jongen hé denk daar aan hé.
[slachtoffer 2] : ik vind het erg onplezierig allemaal, wanneer bel je mij dan.
[verdachte] : ja dat weet ik zorg dat donderdag dat geld er is anders ga ik het plat trappen laat dat duidelijk zijn.
Verbalisant [naam 9]heeft het volgende gerelateerd: [15]
In verband met het feit dat de aangever [slachtoffer 1] vanaf 21 maart 2020 werd gebeld door een anonieme beller die vroeg om 250.000 euro in ruil voor de gestolen goederen uit de kerk in Thorn en vervolgens na 30 maart 2020 naar aangever [slachtoffer 2] hierover belde, werd het telefoonnummer van de anonieme beller achterhaald. Het betrof het prepaid telefoonnummer [nummer 1] . Op 15 april 2020 werd er een bevel tot opname van de telecommunicatie gevoerd met dit telefoonnummer afgegeven voor de periode van 15-04-2020 tot en met 28-04-2020. Het telefoonnummer werd gebruikt in een toestel met als imeinummer: [nummer 2] . Voor genoemd imeinummer werd op 16 april 2020 een bevel tot opname van de telecommunicatie gevoerd met dit imeinummer afgegeven voor de periode van 16-04-2020 tot en met 28-04-2020.
In totaal werden er 5 gesprekken gevoerd met aangever [slachtoffer 2] op 16 en 17 april 2020, namelijk 2 gesprekken op 16-04-2020 en 3 gesprekken op 17-04-2020.
Bij het proces-verbaal van verbalisant [naam 9] zijn bijlagen toegevoegd. Dit levert de volgende uitwerkingen op.
Verbalisant [naam 10]heeft het tapgesprek met sessienummer 87 van 17-04-2020 14:03:21 afgeluisterd en uitgewerkt: [16]
[verdachte] : Vijf uur bij de Gamma in Sittard.
[beller] : Vijf uur bij de Gamma in Sittard.
Stem op achtergrond: Wel telefoon bij...
[verdachte] : Ja.
[beller] : Ja.
[verdachte] : ja.
[beller] : Vijf uur bij de Gamma in Sittard. Daar kan ik van op aan?
[verdachte] : Ja, daar kunt u van op aan. Vijf uur bij de Gamma in Sittard.
[beller] : (nvt) de jongen niet voor niks sturen, hè.
[verdachte] : Nee, nee, vijf uur Gamma Sittard, de telefoon moet hij bij zich houden. Ja. En we willen graag dat het geld in een doorzichtig euh plastic zakje wordt gedaan en hij moet een vuilniszak meenemen voor de spullen. We hebben het netjes in een zak en alles. Maar die zak euh die nemen wij mee en hun krijgen netjes de spullen.
[beller] : Ja, bel me van te voren op dan.
[beller] : Ja, hoe krijg ik dan… hallo, hoe krijg ik dan de spullen?
[verdachte] : Die spullen krijg, geef ik aan uw zoon hè.
[beller] : Ja, ja.
[verdachte] : En.
[beller] : Welke auto, welke auto mijn zoon, Jij moet nog weten welke auto hij heeft. Kan ik je alvast doorgeven.
[verdachte] : Ja.
[beller] : Hij rijdt in een zwarte Volvo S60, heeft hij.
[verdachte] : Zwarte Volvo S60.
[beller] : S60, wel gelijk oversteken. Dat is wel de bedoeling.
[verdachte] : Nee, natuurlijk, absoluut.
Verbalisant [naam 11]heeft het tapgesprek met sessienummer 127 van 17-04-2020 17:00:58 afgeluisterd en uitgewerkt: [17]
[verdachte] : Dat is goed. Ik ga overleggen, bel je over een minuut terug
Verbalisant [naam 11]heeft het tapgesprek met sessienummer 127 van 17-04-2020 17:06:00 afgeluisterd en uitgewerkt: [18]
NNM2 : Ja hallo.
NNM1 :.....(ntv) mijn kameraad van mij komt naar de Gamma nu...... (ntv).
NNM2 : Oké.
NNM1 : Ik zeg u één ding meneer, ik zeg u één ding, is er politie bij, als mijn maat gepakt wordt, dan kom ik jullie allemaal opzoeken, heb je begrepen .....(ntv) geen politie erbij.
NNM2 : Dat heb ik begrepen ja, dat heb ik begrepen. Maar ik moet mijn zoon opbellen hé.
NNM1 : Ja dan bel hem maar op, we komen er nu aan.
NNM2 : Hij moet weten waar hij jullie aan herkend.
NNM1 : Ja.
NNM2 : Dat is....waar herkent jou aan?
NNM1 : Hij heeft een zwarte auto toch?
NNM2 : Ja maar waar herkent jou aan, dat jij het bent.
NNM1 : Aan een scooter.
NNM2 : Als jij dan weer komt, ben je er met de scooter?
NNM1 : Ik kom met sco...
NNM2 : En heb je de spullen.....heb je dan ook de spullen bij je?
NNM1 : Ja natuurlijk.
Verbalisanten [naam 12] , [naam 13] en [naam 14]hebben op 17 april 2020 het volgende gerelateerd: [19]
Wij zagen dat verdachte [verdachte] een grote zwarte sporttas bij zich droeg welke hing
aan de rechterzijde van zijn lichaam. Wij zagen dat verdachte [verdachte] linea recta
naar voornoemde Volvo S60 reed. Wij zagen vervolgens dat verdachte [verdachte] stopte direct bij de achterzijde van de Volvo S60. Wij zagen dat verdachte [verdachte] op zijn scooter bleef zitten en met zijn rechterhand naar de achterklep greep. Verdachte [verdachte] wekte hierbij bij ons het vermoeden dat hij deze wilde openen. Wij zagen vervolgens dat verdachte [verdachte] schichtig om zich heen keek. Wij zagen dat hij hierna wederom greep naar de achterklep van voornoemde Volvo S60. Ook hierbij kregen wij, verbalisanten, de indruk dat verdachte [verdachte] de achterklep wilde openen. Wij zagen dat hij deze handelingen herhaalde en vervolgens de sporttas van zijn schouder afhaalde en op de grond neerzette. Wij zagen alle keren dat de achterklep van de Volvo S60 niet open ging. Kort nadat verdachte [verdachte] de sporttas op de grond neerzette, stapten wij, verbalisanten, uit ons voertuig en begaven ons in de richting van verdachte [verdachte] . Na een korte achtervolging te voet over het parkeerterrein van de Gamma, werd verdachte [verdachte] aangehouden.
Verbalisant [naam 15]heeft op 17 april 2020 gerelateerd: [20]
Nadat ik zag en hoorde dat de verdachte na een korte achtervolging was aangehouden en onder controle was, heb ik mij terug begeven naar de achterzijde van de Volvo alwaar de verdachte de zwart/groene tas had achtergelaten. Ik opende vervolgens de tas en zag dat in de tas een kelk lag die ik herkende als een van de gestolen kelken die mij eerder op de dag op foto waren getoond. Ik zag dat er in de tas meerdere objecten lagen die in dekens gewikkeld waren.
Bewijsoverweging van de rechtbank
Welke conclusie kan worden getrokken uit bovengenoemde bewijsmiddelen? Uit de uitwerkingen van de memorecordergesprekken en de tapgesprekken blijkt dat de gevoerde gesprekken op elkaar aansluiten. Zo zegt de beller in het gesprek van vrijdag 10 april 2020 omstreeks 14.32 uur “wij hebben laten zien dat we serieus zijn jullie hebben al wat spullen terug” en dat hij na één of twee uur terug zal bellen. -Verdachte heeft op 10 maart 2021 verklaard dat hij de kannetjes had teruggezet-. Om 16:33 uur wordt er ook daadwerkelijk teruggebeld. In het gesprek van 17 april 2020 om 14:03, waarvan verdachte aangeeft dat hij dit gesprek heeft gevoerd, [21] worden afspraken gemaakt over de uitwisseling van het geld en de voorwerpen. Hierbij wordt ook een stem op de achtergrond gehoord en wordt in de we-vorm gesproken. De beller in het volgende gesprek om 17 april 2020 17:00 uur is op de hoogte van deze afspraken en geeft aan dat hij moet overleggen en over een minuut terug zal bellen. Om 17:06 uur wordt er ook daadwerkelijk teruggebeld en geeft de beller aan dat zijn kameraad op weg is naar de Gamma, op een scooter, en dat hij de voorwerpen bij zich heeft in een tas. Vervolgens wordt verdachte aangehouden bij de Gamma als hij probeert om de auto -waar het losgeld klaar zou liggen- te openen. Hij rijdt daarbij op een scooter en de tas die hij bij zich had, blijkt een deel van de gestolen voorwerpen te bevatten. Hieruit concludeert de rechtbank dat het niet anders kan dan dat de verdachte op de hoogte was van de inhoud van de gevoerde gesprekken en dat tussen de verdachten sprake is geweest van intensief overleg, en daarmee van een nauwe en bewuste samenwerking. Dat de verdachte aangeeft niet alle gesprekken zelf te hebben gevoerd maakt -ook als dit waar zou zijn- voor de beoordeling niet uit, nu de rechtbank uitgaat van het medeplegen. Immers, de inhoud van die gesprekken, waarin bedreigingen zijn geuit, vallen binnen de verantwoordelijkssfeer van de verdachte, ongeacht welke van de medeplegers deze uitspraken heeft gedaan. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen noodzaak gezien tot het doen van nader onderzoek naar de stemherkenning zoals door de raadsman was verzocht. De rechtbank concludeert, gelet op het voorgaande, dat feit 2 wettig en overtuigend is bewezen.
Het onder 3 ten laste gelegde
Verbalisant [naam 16]heeft in de opbouw van het proces-verbaal zaaksdossier zaak 3 Diefstal scooter c.q. heling scooter gerelateerd: [22]
Tijdens het onderzoek werd de scooter waarop de verdachte [verdachte] reed op 17 april 2020 inbeslaggenomen. Na onderzoek bleek aan de hand van het framenummer dat dit de scooter was waarvan aangever [naam 17] aangifte had gedaan.
Aangever [naam 17]heeft – zakelijk weergegeven – op 17 april 2020 verklaard: [23]
Wij kwamen er vanochtend achter dat de scooter is gestolen. Het voorwiel is
afgeslepen en die staat nog op de parkeerplek met slot.
Bij het proces-verbaal van aangifte van [naam 17] is een bijlage toegevoegd. Hieruit volgen onder meer de volgende kenmerken: [24]
Het betreft een bromscooter van het merk [merk] , kleur [kleur] . Chassisnummer [nummer 3] . Bouwjaar [jaar] . De scooter heeft nu geen voorwiel meer.
Verbalisant [naam 18]heeft op 21 april 2020 gerelateerd: [25]
Ik heb onderzoek gedaan naar een gestolen scooter. Ik zag dat de scooter van het merk [merk] en het type [merk] was. Ik zag dat het framenummer [nummer 3] was. Ik zag dat het contactslot niet aanwezig was. Ik heb in het politiesysteem het framenummer gecontroleerd. Ik zag dat op vrijdag 17 april 2020 aangifte is gedaan van diefstal van betreffende scooter.
Verbalisanten [naam 19] en [naam 20]hebben op 18 april 2020 gerelateerd: [26]
Wij hebben op vrijdag, 17 april 2020, tussen 11.15 uur en 18.33 uur geobserveerd en daarbij hebben wij onder meer de volgende waarnemingen, bevindingen gedaan en/of handelingen verricht:
13.06
uur [naam 19] : Ik zag dat de snorscooter van [naam 21] defect was. Ik zag dat [verdachte] en [naam 21] de snorscooter voor [adres 2] aan het repareren waren. Ik zag dat het voorwiel van de snorscooter eraf was.
13.3
uur [naam 20] : Ik zag dat [naam 21] en [verdachte] handelingen aan het verrichte waren ter
hoogte van de voorvork van de snorscooter.
16.18
uur [naam 19] : Ik zag dat [verdachte] en [naam 21] allebei op een aparte Snorscooter vertrokken.
Wij herkenden subject 1 [verdachte] , geboren op [geboortegegevens] aan de hand van een door het tactisch team ter beschikking gestelde foto en eerdere observatie.
Verdachteheeft ter terechtzitting – kort en zakelijk weergegeven - van 10 maart 2021 verklaard:
Het contactslot van de scooter ontbrak. Ik had kunnen weten dat het niet helemaal eerlijk was.
Bewijsoverweging van de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte een scooter heeft bestuurd, die relatief kort ervoor was gestolen. Op dat moment was het duidelijk zichtbaar dat het contactslot op de scooter ontbrak, hetgeen de verdachte ook had waargenomen. Dit betekent dat de verdachte, ten tijde van het voorhanden krijgen van de scooter, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard -en daarmee wist- dat de scooter gestolen was. Gelet hierop acht de rechtbank de tenlastegelegde opzetheling wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1
op 10 maart 2020 te Thorn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een zilveren monstrans en twee zilveren kannetjes en een altaarkruis en een ciborie en drie kelken toebehorend aan Abdijkerk Thorn, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en inklimming;
2
in de periode van 20 maart 2020 tot en met 17 april 2020 te Thorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld dat aan Abdijkerk Thorn toebehoorde, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte of zijn mededader(s) die [slachtoffer 2] telefonisch de woorden heeft toegevoegd dat als het geld er vrijdag niet zou zijn alles in de smeltoven zou gaan en dat die [slachtoffer 2] moesten zorgen dat het geld er donderdag zou zijn anders zou hij, verdachte, alles plattrappen en dat er geen politie bij betrokken mocht worden, anders wisten ze die [slachtoffer 2] te vinden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
in de periode van 16 april 2020 tot en met 17 april 2020 te Sittard een goed, te weten een scooter (merk [merk] ) heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feiten op:
feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
feit 2:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3:
opzetheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Daarnaast wil verdachte graag hulp om zijn problemen aan te pakken, zoals ook blijkt uit het rapport van de reclassering. Dit kan in de vorm van een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld de voorwaarden zoals door de reclassering geformuleerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een brutale inbraak in de Abdijkerk in Thorn. Een inbraak in deze historisch belangrijke kerk laat mensen achter met een diep gevoel van verontwaardiging. Verdachte heeft om de kerk binnen te kunnen komen een glas-in-loodraam kapotgemaakt, en heeft ook in de kerk schade aangericht aan een Mariabeeld en aan vitrinekasten. Hij heeft kunstvoorwerpen uit de kerk weggenomen waarvan de waarde moeilijk in geld is uit te drukken. Dit zijn voorwerpen die door de kerk al honderden jaren worden gekoesterd en bewaard voor volgende generaties. Deze voorwerpen hebben een grote emotionele en historische waarde, die de waarde van de ruwe grondstoffen ver te boven gaat. Dat de gestolen voorwerpen nog niet allemaal zijn terugbezorgd, en de terugbezorgde voorwerpen beschadigd zijn op een manier die misschien onherstelbaar zal blijken, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Vervolgens heeft verdachte gepoogd om de kerk te dwingen tot afgifte van een grote som geld in ruil voor teruggave van de gestolen voorwerpen. De rechtbank ziet dit als een zeer ernstig feit. Er wordt gedreigd om de gestolen kunstvoorwerpen om te smelten of plat te stampen als de kerk niet betaalt. Ook wordt gedreigd dat het slachtoffer iets zal worden aangedaan als hij de politie in zou schakelen. Het betreft een uiterst brutaal en schaamteloos misdrijf, waarbij verdachte slechts oog heeft gehad voor zijn eigen financieel gewin en heeft laten zien geen enkel respect te hebben voor de eigendommen en het gevoel van veiligheid van anderen.
Verdachte heeft, in een poging het losgeld op te halen, gebruik gemaakt van een gestolen scooter. Hiermee heeft hij zich schuldig gemaakt aan opzetheling, waarmee hij andermaal heeft laten zien geen respect te hebben voor het eigendom van anderen.
Uit de verklaring van [getuige] , de tante van verdachte, blijkt dat verdachte in de planning en uitvoering van de diefstal uit de kerk een leidende rol heeft gespeeld. Volgens [getuige] heeft verdachte aan haar verteld dat hij de kerk al weken in de gaten hield en dat hij opdrachten gaf aan zijn medeplegers. Deze leidende rol wordt in strafverzwarende zin bij het bepalen van de strafmaat betrokken.
In strafverzwarende zin werkt ook de houding van de verdachte ter terechtzitting. De verdachte nam slechts deels verantwoordelijkheid voor zijn daden en probeerde de rechtbank op het verkeerde been te zetten. Zo verklaarde hij spontaan op het idee zijn gekomen om een inbraak te plegen en dat hij daarbij alleen was, terwijl het overduidelijk was dat het hier om een weloverwogen, geplande actie ging die door meerdere personen was gepleegd.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van de reclassering van 23 februari 2021. Uit dit rapport blijkt dat sprake is van middelengebruik en veronderstelde psychische problematiek die van directe, indirecte en aanzienlijke invloed lijkt op het delict gedrag. Verdachte heeft bij de reclassering aangegeven dat hij klinisch behandeld wil worden. Zonder een dergelijke behandeling zegt hij zich geen raad te weten en liever in detentie te blijven. Hij wordt in zijn wens tot behandeling ondersteund door de psycholoog van de penitentiaire inrichting waar hij momenteel verblijft en deze heeft hierom verdiepingsdiagnostiek aangevraagd. De reclassering acht dergelijk onderzoek en opvolging van het advies dat daaruit komt sterk geïndiceerd. Geadviseerd wordt verdachte een al dan niet geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen naast reclasseringstoezicht, medewerking aan diagnostiek, medewerking aan het eventueel daaruit voortvloeiende advies en medewerking aan middelencontrole.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het strafblad van verdachte. Verdachte is reeds eerder veroordeeld voor vermogensdelicten. De onderhavige strafbare feiten zijn gepleegd in de proeftijd van een voorwaardelijke invrijheidstelling. De officier van justitie heeft tevens herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gevorderd. Deze omstandigheid betrekt de rechtbank eveneens in de strafmaat.
De rechtbank concludeert dat gezien de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank zal daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, dit als stok achter de deur om te voorkomen dat de verdachte zich wederom schuldig maakt aan het plegen van strafbare feiten. De rechtbank legt aan de verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaar en daaraan gekoppeld de voorwaarden zoals door de reclassering geformuleerd.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft namens de Abdijkerk Thorn een schadevergoeding gevorderd ter zake van feit 1 en feit 2. Ter terechtzitting van 10 maart 2021 heeft [slachtoffer 1] echter gesteld dat de volledige schade vergoed is of zal worden vergoed door de verzekering, waardoor geen schadebedrag meer openstaat.
Nu er niet langer een bedrag aan schadevergoeding wordt gevorderd zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
De rechtbank veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.

8.De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

De verdachte is bij arrest van het hof te ’s-Hertogenbosch, meervoudige strafkamer van
11 augustus 2015 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, en is bij arrest van het hof te ’s-Hertogenbosch, meervoudige strafkamer van 2 april 2015 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. De voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte is 8 november 2018 verleend met een proeftijd van 910 dagen. De voorwaardelijke invrijheidstelling was onder meer verleend onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zou maken aan een strafbaar feit.
Op grond van het bepaalde in artikel 6:2:13 van het Wetboek van Strafvordering (voorheen bepaald in artikel 15g van het Wetboek van Strafrecht) kan de voorwaardelijke invrijheidstelling geheel of gedeeltelijk worden herroepen indien de veroordeelde een daaraan verbonden voorwaarde niet heeft nageleefd.
Bij schriftelijke vordering van 3 februari 2021 heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 810 dagen herroept, omdat de verdachte de gestelde algemene voorwaarde heeft overtreden.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk, voor de duur van 405 dagen, te herroepen, omdat de verdachte de gestelde algemene voorwaarde heeft overtreden door opnieuw strafbare feiten te plegen. De bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd bij het wijzigingsbesluit van 25 november 2020 voldoen nog.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. De officier van justitie heeft niet onverwijld de vordering tot herroeping ingediend. Reeds in maart 2020 ontstond de verdenking dat verdachte betrokken was bij de diefstal uit de Abdijkerk Thorn. Eerst in februari 2021 heeft de officier van justitie de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gevorderd. Onder de oude wet, artikel 15i lid 2 Wetboek van Strafrecht, was een voorwaarde voor het herroepen van de voorwaardelijke invrijheidstelling dat deze vordering onverwijld schriftelijk werd gedaan indien het openbaar ministerie van oordeel was dat een veroordeelde een voorwaarde niet had nageleefd. Hoewel in de nieuwe wet USB deze voorwaarde van onverwijldheid niet langer is opgenomen, dient hier nog wel vanuit gegaan te worden. Bij verdachte is het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat niet tot een vordering tot herroeping zou worden overgegaan, nu niet onverwijld na de constatering dat er ernstige bezwaren bestonden tegen verdachte ten aanzien van diefstal uit de Abdijkerk Thorn door de officier van justitie schriftelijk een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling is ingediend.
Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet proportioneel is ten aanzien van de voorwaarde die is overtreden. De verdediging verzoekt de vordering af te wijzen. Meer subsidiair verzoekt de verdediging te volstaan met een waarschuwing. Uiterst subsidiair verzoekt de verdediging de herroeping op te leggen voor maximaal 90 dagen. Dit is de termijn waarop verdachte mogelijk geplaatst zou kunnen worden in een kliniek.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling is sinds 1 januari 2020 als gevolg van de invoering van de Wet USB opgenomen in het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank overweegt dat noch onder het oude recht, noch onder het nieuwe recht een sanctie is verbonden aan het niet onverwijld indienen van de vordering. De rechtbank overweegt dat het niet onredelijk is dat de officier van justitie heeft gewacht met het indienen van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling totdat de inhoudelijke behandeling van de strafzaak op zitting was geagendeerd. Immers, slechts indien verdachte veroordeeld zou worden voor de tenlastegelegde feiten is sprake van een overtreding van de voorwaarden. Enkel ernstige bezwaren zijn in dat kader onvoldoende. Uit de omstandigheid dat eerst bij de inhoudelijke behandeling door de officier van justitie is gevorderd om de voorwaardelijke invrijheidstelling te herroepen kan door verdachte geen gerechtvaardigd vertrouwen zijn ontstaan dat de officier van justitie een dergelijke vordering niet zou doen. De rechtbank acht de officier van justitie dan ook ontvankelijk in haar vordering.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden door zich in de proeftijd schuldig te maken aan nieuwe strafbare feiten. De rechtbank is van oordeel dat een forse herroeping op zijn plaats is, gezien de ernst van de overtreding. Aan verdachte is heden echter ook een straf voor de duur van 15 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, opgelegd. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toe te wijzen en te gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog gedeeltelijk, te weten voor een periode van 120 dagen, moet worden ondergaan.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 47, 311, 312, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende
veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de toezichttermijn bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering op het volgende adres: Putgraaf 3, 6411 GT Heerlen, telefoonnummer 088-0901140. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Veroordeelde werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt onder meer het meewerken aan huisbezoeken;
veroordeelde wordt verplicht mee te werken aan een intake en aan een eventueel daaruit voortvloeiende (al dan niet kortdurende) klinische en/of ambulante behandeling voor zijn verslavings- en psychische problematiek bij een door de reclassering nader aan te wijzen GGz-instelling, mits dergelijke diagnostiek niet al tijdens de huidige detentie werd uitgevoerd en mits die behandeling al niet tijdens de huidige detentie is opgestart en positief is afgerond. De behandeling start zodra de proeftijd begint of zo veel later als er een behandelplaats beschikbaar is voor veroordeelde. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
veroordeelde dient mee te werken aan controle op het vlak van middelengebruik. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn bloedonderzoek, urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest);
  • geeft aan de reclassering opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Benadeelde partij
  • verklaartde benadeelde partij Abdijkerk Thorn ten aanzien van feit 1 en feit 2
    niet-ontvankelijkin de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (99-000262-49)
  • wijstde vordering van het openbaar ministerie
    gedeeltelijk toe;
  • gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog gedeeltelijk, te weten
Dit vonnis is gewezen door mr. I.E. Lemmers, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. D. Osmić, in tegenwoordigheid van mr. L. Eroktay, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2021.
Buiten staat
Mr. Osmić en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 10 maart 2020 te Thorn, in elk geval in de gemeente Maasgouw, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een zilveren monstrans en/of twee, althans een of meer, zilveren kannetjes en/of een altaarkruis en/of een ciborie en/of drie, althans een of meer kelk(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Abdijkerk Thorn, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 april 2020 te Sittard, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer goed(eren), te weten drie, althans een of meer kelk(en) en/of een altaarkruis en/of een ciborie heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist(en), althans
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);
2
hij in of omstreeks de periode van 20 maart 2020 tot en met 17 april 2020 te Thorn, in elk geval in de gemeente Maasgouw tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] of aan een derde, te weten aan Abdijkerk Thorn toebehoorde, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] telefonisch de woorden heeft/hebben toegevoegd dat als het geld er vrijdag niet zou zijn alles in de smeltoven zou gaan en/of dat zij, die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , moesten zorgen dat het geld er donderdag zou zijn anders zou hij, verdachte, alles plattrappen en/of dat er geen politie bij betrokken mocht worden, anders wisten ze die [slachtoffer 2] te vinden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij in of omstreeks de periode van 16 april 2020 tot en met 17 april 2020 te Sittard, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een scooter (merk [merk] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de politie, Districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer [nummer 4] , gesloten d.d. 22 juni 2020, van in totaal 281 pagina’s, bestaande uit A. Proces-verbaal algemeen dossier, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 76, B. Proces-verbaal persoonsdossier verdachte: [verdachte] , doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 49, C. Proces-verbaal persoonsdossier verdachte: [naam 1] , doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 40, D. Proces-verbaal zaaksdossier Zaak 1 Inbraak kerk Thorn d.d. 10 maart 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 76, E. Proces-verbaal zaaksdossier Zaak 2 Poging afpersing, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 32 en F. Proces-verbaal zaaksdossier Zaak 3 Diefstal scooter c.q. heling scooter, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 8.
2.D. Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] namens Abdijkerk van 10 maart 2020, pagina 6-7.
3.D. Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] van 21 maart 2020, pagina 8-26.
4.D. Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 1] Thorn) van 11 maart 2020, pagina 28-42.
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 maart 2021.
6.D. Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 15 maart 2020, pagina 43-48.
7.D. Proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige] van 18 april 2020, pagina 62-67.
8.E. Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] namens Abdijkerk van 26 maart 2020, pagina 5-6.
9.D. Proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige] van 18 april 2020, pagina 62-67.
10.E. Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] van 30 maart 2020, pagina 7-11.
11.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 maart 2021.
12.E. Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] van 18 april 2020, pagina 12-19.
13.E. Proces-verbaal van bevindingen van 26 april 2020, pagina 26-27.
14.E. Bijlagen behorend bij proces-verbaal van bevindingen van 26 april 2020, pagina 28-32.
15.A. Proces-verbaal van bevindingen van 21 april 2020, pagina 21.
16.A. Gesprek onderzoek [naam 24] , pagina 25-27.
17.A. Gesprek onderzoek [naam 24] , pagina 28-29.
18.A. Gesprek onderzoek [naam 24] , pagina 30-31.
19.A. Proces-verbaal van bevindingen van 17 april 2020, pagina 40-41.
20.A. Proces-verbaal van bevindingen van 17 april 2020, pagina 38-39.
21.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 maart 2021.
22.[slachtoffer 2] . Opbouw van het proces-verbaal zaaksdossier zaak 3 Diefstal scooter c.q. heling scooter, pagina 3.
23.[slachtoffer 2] . Proces-verbaal van aangifte van [naam 17] van 17 april 2020, pagina 5-6.
24.[slachtoffer 2] . Bijlage goederen bij het proces-verbaal van aangifte van [naam 17] van 17 april 2020, pagina 7.
25.[slachtoffer 2] . Proces-verbaal van bevindingen van 21 april 2020, pagina 8.
26.A. Proces-verbaal van observatie van 18 april 2020, pagina 32-37.