ECLI:NL:RBLIM:2021:2545

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
C/03/244835 / FA RK 17-5150
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. Bastiaans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en omgangsregeling in een echtscheidingszaak met minderjarige

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 24 maart 2021, is een beschikking gegeven met betrekking tot de echtscheiding en de ouderlijke verantwoordelijkheden van de betrokken partijen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Hollman, verzoekt om gezamenlijk gezag over hun minderjarige kind, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. D. Haacke, verzoekt om alleenstaand gezag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren in 2009, veel ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt, waaronder huiselijk geweld, en dat er een negatieve beeldvorming van de vader bestaat bij het kind. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het verzoek van de vader tot omgang af te wijzen en de verhuizing van de minderjarige niet terug te draaien. De rechtbank heeft geoordeeld dat het gezamenlijk gezag niet kan worden beëindigd, omdat dit het negatieve beeld van de vader zou bevestigen en de vader verder naar de achtergrond zou laten verdwijnen. De rechtbank heeft de moeder wel vervangende toestemming verleend om met de minderjarige te verhuizen en hem in te schrijven op een nieuwe basisschool. Tevens is bepaald dat de moeder de vader moet informeren over de ontwikkeling van de minderjarige en hem jaarlijks een foto moet toesturen, op straffe van een dwangsom. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder tot vervangende toestemming toegewezen, nu de vader hiermee heeft ingestemd en er geen andere redenen zijn om deze verzoeken af te wijzen.

Uitspraak

Rechtbank Limburg

Familie en jeugd
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummers: C/03/244835 / FA RK 17-5150
C/03/266932 / FA RK 19-2694
Beschikking van 24 maart 2021 betreffende echtscheiding en ouderlijke verantwoordelijkheden
in de zaak van:
[verzoekende partij],
wonende te [woonplaats verzoekende partij] , [adres verzoekende partij] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat: mr. A. Hollman;
tegen:
[verwerende partij],
wonende op een bij de rechtbank bekend geheim adres,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. D. Haacke.
betreffende de minderjarige:
[naam minderjarige] , geboren te [geboorteplaats minderjarige] op [geboortedag minderjarige] 2009.

1.Het verdere verloop van de procedures

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit het volgende:
- de tussen partijen gegeven beschikking van 12 juni 2020;
- het op 28 september 2020 ingekomen rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen: de Raad;
- de brief van 30 september 2020 van de Raad, met bijlage;
- de aanvulling van de gronden en vermeerdering van het verzoek van de moeder, ingekomen bij de rechtbank op 18 november 2020;
- de brief van 17 november 2020 van de advocaat van de moeder;
- het F9-formulier van 28 januari 2021 van de advocaat van de vader, met bijlagen;
- de nadere mondelinge behandeling, die heeft plaatsgevonden op 9 februari 2021 en waarbij zijn verschenen:
- mr. A. Hollman, namens de man;
- de vrouw, bijgestaan door mr. M.M. Setiaman;
- [A.] , vertegenwoordigster van de Raad;
- [B.] , vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (hierna te noemen: de GI).
1.2.
De minderjarige [naam minderjarige] heeft op 4 januari 2021 zijn mening kenbaar gemaakt aan de kinderrechter. Ter zitting heeft de kinderrechter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Bij beschikking van 12 juni 2020 heeft de rechtbank de Raad verzocht een rapport en advies uit te brengen over de navolgende vragen:
- is het in het belang van [naam minderjarige] wanneer de moeder met het eenhoofdig gezag wordt belast;
- zijn er mogelijkheden voor toedeling van zorg- en opvoedingstaken voor [naam minderjarige] aan de vader (dan wel is een omgangsregeling mogelijk);
- zo ja, hoe dient de vorm en frequentie van de toedeling van de zorg- en opvoedingstaken (dan wel omgangsregeling) vormgegeven te worden;
- is het al dan niet in het belang van [naam minderjarige] als aan de moeder een informatieplicht wordt opgelegd, waaronder (met name) het verstrekken van foto’s;
waarbij de vragen in de brief van de raad voor de kinderbescherming van 30 april 2019 tevens alsnog beantwoord dienen te worden.
Iedere verdere beslissing ten aanzien van het gezag, de zorgregeling en de informatieplicht is aangehouden.

3.Het rapport en advies van de Raad

3.1.
De Raad adviseert de beslissing op het verzoek van de moeder om haar alleen te belasten met het gezag over [naam minderjarige] voor de duur van negen maanden aan te houden, het verzoek van de vader tot het opleggen van een zorgregeling af te wijzen en de verhuizing van [naam minderjarige] niet terug te draaien. Verder adviseert de Raad een informatieplicht op te leggen, waarbij de moeder de vader eens per kwartaal informeert over de ontwikkeling, gezondheid, schoolgang en vrijetijdsbesteding van [naam minderjarige] en daarbij eens per jaar een recente foto van [naam minderjarige] aan de vader stuurt.
3.2.
Uit het rapport van de Raad blijkt het volgende.
De RvdK heeft zorgen over de ontwikkeling van [naam minderjarige] . [naam minderjarige] heeft op jonge leeftijd al veel ingrijpende levensgebeurtenissen meegemaakt waarbij volgens de moeder en [naam minderjarige] hij al van jongs af aan te maken heeft gehad met huiselijk geweld, zowel als slachtoffer en ook als getuige. Daarnaast heeft hij een aantal verlieservaringen meegemaakt en is het voor [naam minderjarige] onmogelijk om een onbelast contact te onderhouden met beide ouders vanwege de voortdurende strijd tussen ouders die al jaren bestaat. [naam minderjarige] ervaart ten aanzien van de vader gevoelens van onveiligheid. De voorbeelden zoals [naam minderjarige] beschrijft zijn voor hem angstig en traumatisch. De Raad kan zich voorstellen dat de vader deze gebeurtenissen mogelijk niet als onveilig bestempeld heeft. Hij lijkt zich moeilijk te kunnen verplaatsen in de beleving en het perspectief van [naam minderjarige] . De vader toont ten aanzien van [naam minderjarige] ’s beleving en gevoel alsmede zijn eigen houding en gedrag de afgelopen jaren weinig probleembesef, waardoor hij uiteindelijk niets heeft gedaan met de hulpverleningsadviezen die de Raad in het onderzoek van 2018 heeft gegeven. Mogelijk dat vaders reactie op de situatie mede beïnvloed wordt door zijn gevoelens van machteloosheid ten aanzien van de situatie en het gemis van [naam minderjarige] dat hij heel sterk ervaart. Daarbij heeft de vader te maken met restverschijnselen ten gevolge van het ongeluk. Dat maakt dat de communicatie met hem moeizaam verloopt en zijn partner hem daarbij ondersteunt.
De moeder is een opvoeder die zorg draagt voor het welzijn en de ontwikkeling van haar kind. Zij lijkt goed aan te sluiten bij de behoeften van [naam minderjarige] en zij is zich bewust van haar eigen angsten en boosheid en welke impact dit kan hebben op [naam minderjarige] . Echter, heeft de moeder op haar beurt haar eigen angsten de afgelopen jaren ook niet geheel verborgen weten te houden voor [naam minderjarige] wat vermoedelijk mede van invloed is geweest op zijn beeldvorming ten aanzien van de vader. De moeder heeft in 2017 en 2018 aangifte gedaan tegen de vader van mishandeling, belediging en stalking. De vader werd hier echter niet voor veroordeeld, aangezien er onvoldoende bewijs was.
Alles tezamen heeft er toe geleid dat [naam minderjarige] angstig is voor de vader en wel zo erg dat
hij niet alleen op straat durfde en hij niet wil dat de vader foto’s van hem ontvangt.
Los van de oorzaken waardoor [naam minderjarige] zich voelt zoals hij zich voelt ten aanzien van de situatie, is de Raad van mening dat een negatief vaderbeeld en de angst en onveiligheid die [naam minderjarige] ervaart, van invloed is op een gezonde identiteits- en sociaal emotionele ontwikkeling. Een complicerende factor voor het wegnemen van de zorgen is dat [naam minderjarige] ondanks pogingen daartoe vanuit de GGZ momenteel niet openstaat voor het “opruimen” van de negatieve ervaringen die hij heeft opgedaan, mede omdat hij dit koppelt aan mogelijk hernieuwd contact met de vader. Ook de aanhoudende angsten van de moeder spelen mee bij het in stand houden van de angst voor de vader. De verhuizing naar een geheim adres bevestigt tevens de gevoelens van onveiligheid en angst voor de vader bij [naam minderjarige] .
[naam minderjarige] dient gemotiveerd te worden voor hulpverlening. De Raad ziet een belangrijke taak hierin weggelegd voor de moeder. Zij zal hem het beste kunnen bereiken en motiveren.
Vooralsnog is er bij [naam minderjarige] op dit moment geen draagvlak voor enige vorm van contact met de vader en is het van belang bij [naam minderjarige] ’s wensen aan te sluiten, gezien zijn leeftijd en de verdere omstandigheden. Wel is het van belang dat [naam minderjarige] zich een beeld kan vormen van de vader dat past bij de huidige situatie en niet meer bij de situatie uit het verleden.
Van belang is dat [naam minderjarige] vertrouwen gaat krijgen in dat ouders, ondanks de scheiding en alle nare ervaringen, in staat zijn om als ouders van [naam minderjarige] met elkaar te communiceren. Dat kan naar mening van de RvdK, gelet op vaders beperkingen en moeders negatieve ervaringen met de vader, een minimale vorm van communicatie zijn via de mail.
Een informatieplicht is nodig en de vader heeft ook recht op foto’s. Voor het vergroten van [naam minderjarige] ’s vertrouwen in de vader is het van belang dat de vader op geen enkele wijze misbruik maakt van de verkregen foto’s. Dit door bijvoorbeeld deze foto’s niet op social media te plaatsen.
De Raad ziet dat de verhuizing van [naam minderjarige] wederom een bevestiging is van zijn negatieve vaderbeeld. Zoals de gezinsvoogd aangeeft heeft de verhuizing wel rust gebracht bij [naam minderjarige] . Daarom en omdat de verhuizing reeds heeft plaatsgevonden en [naam minderjarige] zijn leven opnieuw aan het vormgeven is, adviseert de Raad om de verhuizing niet terug te draaien.
In het onderzoek van 2018 heeft de Raad aangegeven dat het van belang is dat ouders eerst hulp gaan accepteren voordat een beslissing genomen wordt over het wijzigen van het gezag. Nu gebleken is dat vader de hulpverleningsadviezen niet opgevolgd heeft, zou de Raad kunnen overgaan tot het adviseren van een wijziging in het gezag. De Raad is echter van mening dat ouders eerst nog één gezamenlijke inspanningsverplichting hebben
ten behoeve van een evenwichtige ontwikkeling van [naam minderjarige] .
Het is van belang dat [naam minderjarige] meer vertrouwen gaat krijgen in ouders als opvoeders. Daarvoor is het nodig dat ouders, in samenspraak en onder begeleiding van de gezinsvoogd, gaan werken aan een minimale vorm van communicatie.
De Raad adviseert dan ook om de vraag ten aanzien van het gezag aan te houden
voor de duur van negen maanden, waarna vervolgens op basis van de
bevindingen van de gezinsvoogd een definitieve beslissing gemaakt kan worden
ten aanzien van het gezag. De RvdK is bereid hiervoor aanvullend te rapporteren.

4.Het aanvullend verzoek van de moeder

4.1.
De moeder verzoekt het volgende:
  • dat aan de moeder vervangende toestemming wordt verleend om met [naam minderjarige] te verhuizen binnen Nederland en binnen een straal van 90 kilometer van [naam stad] ;
  • dat aan de moeder vervangende toestemming wordt verleend om [naam minderjarige] in te schrijven op een basisschool in zijn nieuwe woonplaats.
De moeder heeft daartoe het volgende aangevoerd.
In de drie jaar die er inmiddels zijn verstreken sinds het echtscheidingsverzoek heeft de moeder duidelijke verschillen gezien in het gedrag van [naam minderjarige] op momenten dat de dreiging van de vader er wel en niet was. Als [naam minderjarige] wist dat de vader in de buurt kon zijn durfde hij nergens naar toe. Hij leefde binnen en was thuis en op school continu op zijn hoede. Hij durfde geen seconde alleen te zijn en was continu bang dat de vader ineens voor de deur zou staan. Op de momenten dat de kans miniem was dat de vader in de buurt zou zijn, was [naam minderjarige] ineens vrij. Dit hebben de moeder, school, hulpverlening en het netwerk van de moeder duidelijk gezien. De situatie voor de moeder en [naam minderjarige] in [naam stad] is compleet onleefbaar geworden door toedoen van de vader. De moeder heeft er daarom voor gekozen te verhuizen naar een voor de vader onbekende plek. Door de fysieke afstand die er nu is, alsook het feit dat de vader niet weet waar [naam minderjarige] en de moeder zich bevinden, is rust en een gevoel van veiligheid ontstaan bij [naam minderjarige] die er al (minstens) drie jaar niet meer is geweest.
De moeder heeft de verhuizing goed voorbereid en doordacht. Zij heeft goed gekeken naar de regio waar zij terecht zijn gekomen, heeft gezorgd dat het een fijne omgeving is voor [naam minderjarige] , dat de school in de buurt is en zij heeft er zelfs rekening mee gehouden dat, als er ooit omgang komt, dit mogelijk blijft wat de afstand betreft.
Er is geen contact tussen [naam minderjarige] en de vader en dit is ook in het geheel niet aan de orde. Desondanks heeft de moeder er rekening mee gehouden dat omgang niet onmogelijk is gemaakt door de verhuizing.
Ook wanneer de moeder niet verhuisd was, was communicatie onmogelijk en was er geen zicht op enige verbetering.
[naam minderjarige] is dolblij met de verhuizing. Het heeft [naam minderjarige] zoveel meer rust en een gevoel van veiligheid gegeven dat er fysieke afstand is gecreëerd tussen hem en zijn vader en dat de vader niet weet waar ze verblijven.
Op dit moment zit [naam minderjarige] op een basisschool waar hij het erg naar zijn zin heeft. Het gaat goed met [naam minderjarige] en hij stelt zich veel meer open dan voorheen. De moeder acht het dan ook in het belang van [naam minderjarige] dat hij op deze school kan blijven.
4.2.
De moeder heeft aanvullend opgemerkt dat zij zich niet kan vinden in het raadsadvies om het gezag voor de duur van negen maanden aan te houden. De moeder heeft daartoe aangevoerd dat [naam minderjarige] niet langer de dupe mag worden van het feit dat partijen gezamenlijk ouderlijk gezag hebben. Tot nu toe heeft de moeder alles via advocaten moeten regelen en de reactie van de vader is eigenlijk standaard dat hij niet wil meewerken. Pas als er een dreiging is van een procedure of deze procedure daadwerkelijk is opgestart wil de vader ineens meewerken. Nu [naam minderjarige] ouder wordt zal het vaker voorkomen dat er uitoefening moet worden gegeven aan het (gezamenlijk) ouderlijk gezag. Dit is in de situatie waarin partijen zich bevinden onmogelijk en zou ertoe leiden dat telkens advocaten moeten worden betrokken en procedures moeten worden gestart. Dit is niet wenselijk voor [naam minderjarige] en kan ook niet van de moeder verwacht worden. Gelet op de houding van de vader ziet de moeder niet in dat hiervoor hulpverlening kan worden ingezet en zij ziet zeker niet in hoe dit over een periode van negen maanden ineens zou veranderen.
De moeder kan zich vinden in het raadsadvies met betrekking tot de omgang. De moeder acht, gelet op de situatie van [naam minderjarige] en de situatie bij de vader, omgang op dit moment niet in het belang van [naam minderjarige] .
De moeder kan wel instemmen met de plicht om de vader te informeren over de ontwikkeling, gezondheid, schoolgang en vrijetijdsbesteding van [naam minderjarige] . Zij kan zich echter niet verenigen met de verplichting om één keer per jaar een foto van [naam minderjarige] naar de vader toe te zenden. Dit omdat [naam minderjarige] duidelijk heeft gemaakt dat hij een enorme weerstand heeft tegen het afgeven van foto’s van hem aan de vader. Het belang van [naam minderjarige] dient voorop te staan en weegt zwaarder dan het belang van de vader. De Raad geeft zelf aan dat er sprake is van een trauma bij [naam minderjarige] en dat er ruimte en rust moet komen bij [naam minderjarige] om hiermee aan de slag te gaan. Het feit dat de vader nu niet weet hoe [naam minderjarige] eruit ziet, zorgt ervoor dat [naam minderjarige] zich veilig voelt.

5.De standpunten ter zitting

5.1.
De advocaat van de vader heeft namens de vader het volgende naar voren gebracht. De vader hoopt dat de beslissing over het eenhoofdig gezag wordt aangehouden.
De vader maakt geen misbruik van zijn gezag en heeft geen belangrijke beslissingen belemmerd. De vader wil zijn verantwoordelijkheden als vader dragen en de boodschap uitstralen dat hij de vader blijft van [naam minderjarige] en daarvoor niet weg wil lopen.
Als de moeder eenhoofdig gezag krijgt dan is de vader bang dat de ondertoezichtstelling niet wordt verlengd en dat er geen hulpverlening komt. De hulpverlening heeft tot nu toe geen serieuze kans gekregen. De vader is bereid met de moeder, de Raad en de GI aan tafel te gaan zitten. Het beeld dat [naam minderjarige] van zijn vader heeft wordt door derden ingegeven en de vader geeft de moeder hier de schuld van.
De moeder betrekt de vader niet bij belangrijke beslissingen over [naam minderjarige] . De vader voelt zich volledig aan de kant gezet en dit doet hem verdriet. Ook het gegeven dat er een andere man in het leven is van [naam minderjarige] als vaderfiguur en de vader hierin geen rol meer heeft.
De vader heeft verklaringen van derden in de procedure ingebracht, omdat door de moeder een eenzijdig beeld over hem wordt geschetst en [naam minderjarige] een eenzijdig beeld van hem heeft. Uit die verklaringen blijkt een heel andere man en een andere situatie dan door de moeder is gesteld.
De advocaat van de vader heeft ter zitting een door de vader opgestelde brief voorgelezen.
De vader kan instemmen met de inschrijving van [naam minderjarige] op de nieuwe school en met de verhuizing. Het doet de vader verdriet maar hij leest dat het goed gaat met [naam minderjarige] en dat is het belangrijkste.
Ook kan de vader instemmen met de informatieregeling zoals door de Raad is geadviseerd. De vader wil daarbij een foto ontvangen van [naam minderjarige] , omdat hij de vader is en het recht heeft om te weten hoe zijn zoon er uit ziet. De vader zegt toe dat hij de foto’s van [naam minderjarige] niet op social media zal plaatsen. Hij hoopt dat [naam minderjarige] dit ziet en dat op enig moment ruimte komt voor omgang.
Als de moeder eenhoofdig gezag krijgt, dan zal zij de vader niet meer betrekken bij belangrijke beslissingen. De vader betwist dat hij misbruik van zijn gezag heeft gemaakt door het belemmeren van belangrijke beslissingen. |Hij voelt zich volledig aan de kant gezet en dit doet hem verdriet. De vader wil zijn verantwoordelijkheden nemen als vader en wil de boodschap uitstralen dat hij de vader blijft van [naam minderjarige] . Volgens de vader heeft de hulpverlening tot nu toe geen serieuze kans gekregen. Als de moeder het eenhoofdig gezag krijgt, dan is de vader bang dat de ondertoezichtstelling niet wordt verlengd en geen hulpverlening meer plaatsvindt. De vader is bereid met de moeder en de Raad en de GI aan tafel te gaan zitten, omdat hij inziet dat steeds meer nodig is om de omgang vlot te krijgen en te overleggen. Onderzocht moet worden of de weigering vanuit [naam minderjarige] komt of vanuit de moeder en zijn zus [naam zus minderjarige] . [naam minderjarige] ziet de vader als een groot monster en heeft dit beeld ontwikkelt in de situatie waarin hij opgroeit. Er is dan ook sprake van ouderverstoting en op latere leeftijd kan [naam minderjarige] daar nadelige gevolgen van ondervinden.
5.2.
De advocaat van de moeder heeft naar voren gebracht dat verschillende hulpverleningstrajecten zijn voorgesteld en dat de vader daar geen zin in had. Nu vindt de vader ineens dat er wel hulpverlening moet komen en een onderzoek.
De vader denkt dat het beeld dat [naam minderjarige] van de vader heeft is ingegeven door de moeder en zijn zus. [naam minderjarige] accepteert op dit moment geen hulpverlening. Als [naam minderjarige] in toekomst wel hulpverlening aanvaardt, dan kan daarna gekeken worden of herstel van het contact met de vader mogelijk is. Belangrijk is dat er rust komt en dat het voor [naam minderjarige] duidelijk is dat het klaar is en hij geen periode meer ingaat van onzekerheid. Als de vader aan zich zelf wil gaan werken, dan kan hij dit doen. Als hij zover is dat de hulpverlening is geslaagd, dan kan hij opnieuw een verzoek tot omgang doen dan wel proberen dit via de gezinsvoogd te regelen.
De moeder wil aan de informatieplicht voldoen zoals geadviseerd door de Raad, maar wil uitdrukkelijk niet dat daarbij een foto van [naam minderjarige] wordt gevoegd. Dit omdat [naam minderjarige] het belangrijk vindt dat zijn vader niet weet hoe hij er uit ziet.
Gezamenlijk gezag is niet mogelijk. In het verleden heeft dit niet gefunctioneerd en er is geen enkele vorm van communicatie mogelijk op dit moment. Over negen maanden zal dit niet anders zijn. Het wordt tijd voor rust, zodat de moeder in alle rust beslissingen kan nemen. De moeder heeft met haar verhuizing ermee rekening gehouden dat op termijn omgang mogelijk is als er contactherstel komt.
5.3.
Mw. [B.] heeft meegedeeld dat de GI zich kan vinden in het advies van de Raad. Vanuit de GI wordt gezien dat [naam minderjarige] niets met de hulpverlening of de vader te maken wil hebben. De gesprekken die er geweest zijn met de ouders en [naam minderjarige] waren moeizaam. Er is helemaal geen communicatie tussen de ouders en hetgeen [naam minderjarige] benoemd heeft is in de gesprekken met de gezinsvoogd ook naar voren gekomen. De GI kan niet van [naam minderjarige] eisen dat hij meewerkt aan hulpverlening.
5.4.
De raadsvertegenwoordigster heeft naar voren gebracht dat [naam minderjarige] negatieve gegevens koppelt aan de vader. Het is niet zo dat na hulpverlening automatisch aan contactherstel tussen [naam minderjarige] en de vader gewerkt zal worden. Zolang [naam minderjarige] de indruk heeft dat hulpverlening omgang tot doel heeft, zal die hulpverlening moeizaam zijn. De ouders zullen door middel van minimale communicatie moeten laten zien dat [naam minderjarige] boven alles staat en dat zij in staat zijn kort en zakelijk en zonder emoties met elkaar te communiceren. De hulpverlening zal de ouders daarbij moeten aansturen. Wellicht dat [naam minderjarige] dan in beweging kan komen.
Als het gezamenlijk gezag nu beëindigd wordt, dan bevestigt dit [naam minderjarige] in het negatieve beeld dat hij heeft over de vader. Met geen omgang en een totaal pakket aan hulpverlening kan gekeken worden of er beweging komt bij [naam minderjarige] . Daarom nu niet het eenhoofdig gezag uitspreken maar aanhouden.

6.Het oordeel van de rechtbank

Gezag
6.1.
Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en die zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren is het van belang dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, tenminste in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. Indien bovengenoemde omstandigheden aanwezig zijn, ligt gezamenlijk gezag in de rede, tenzij andere redenen eenhoofdig gezag noodzakelijk maken.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken naar voren komt dat [naam minderjarige] op jonge leeftijd veel ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt, waaronder huiselijk geweld, zowel als slachtoffer als getuige, en een aantal verlieservaringen. De vader heeft de afgelopen jaren weinig probleembesef getoond en de communicatie met hem verloopt moeizaam. Omdat de vader vergeetachtig is en rekening gehouden dient te worden met zijn energieniveau, verloopt de communicatie op dit moment via zijn huidige partner. De rechtbank constateert dat partijen voor wat betreft de gebeurtenissen en ontwikkelingen lijnrecht tegenover elkaar staan en dat de communicatie moeizaam verloopt. De moeder heeft gesteld dat de vader standaard niet wil meewerken en daardoor alles via advocaten geregeld moet worden en de vader ontkent dit. De vader is van mening dat hij geen misbruik van het gezag maakt en geen belangrijke beslissingen heeft belemmerd. Dat de communicatie moeizaam verloopt, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende reden om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de moeder alleen te belasten met het gezag over [naam minderjarige] . Als het gezag van de vader wordt beëindigd, is dat opnieuw een bevestiging van het negatieve beeld dat [naam minderjarige] van de vader heeft en verdwijnt de vader nog verder naar de achtergrond. Uit het onderzoek van de Raad en de ingediende stukken is gebleken dat de belevingen van partijen heel verschillend zijn en er geen objectief bewijs is voor gebeurtenissen die de angsten van de moeder en [naam minderjarige] zouden verklaren. Dit betekent niet dat deze angsten niet reëel zijn, maar het is de vraag in hoeverre deze te wijten zijn aan (gedrag van) de vader. De vader moet, zoals hieronder verder wordt overwogen, de komende tijd genoegen nemen met enkel informatie en een foto, terwijl hij [naam minderjarige] enorm mist. Als ook het gezag bij hem wordt weggehaald, krijgt de moeder alle zeggenschap en is het risico groot dat de vader volledig uit beeld raakt. Het verzoek van de moeder om haar alleen te belasten met het gezag over [naam minderjarige] zal de rechtbank dan ook afwijzen. De rechtbank merkt daarbij op dat de ouders in het belang van [naam minderjarige] , in samenspraak en onder begeleiding van de gezinsvoogd, dienen te gaan werken aan een minimale communicatie. Ondertussen is belangrijk dat de moeder de dagelijkse beslissingen alleen kan nemen, zodat niet steeds overleg noodzakelijk is. Zowel de moeder als de vader hebben behoefte aan duidelijkheid en rust. De moeder heeft expliciet verzocht de zaak niet aan te houden, wat de rechtbank dus ook niet zal doen. Door instandhouding van het gezag raakt de vader niet volledig uit beeld bij [naam minderjarige] en kan hij mogelijk bij school en andere instanties informatie verkrijgen. De vader dient zich wel te realiseren dat hij – zeker zolang er geen contact is tussen hem en [naam minderjarige] – weinig zicht heeft op wat [naam minderjarige] nodig heeft. Dit betekent dat de vader in het belang van [naam minderjarige] een volgende rol zal moeten hebben bij het nemen van beslissingen en die niet moet blokkeren.
Omgang
6.3.
Uit het raadsrapport blijkt dat het voor [naam minderjarige] onmogelijk is om een onbelast contact te onderhouden met beide ouders vanwege de voortdurende strijd tussen de ouders die al jaren bestaat. [naam minderjarige] ervaart ten aanzien van de vader gevoelens van onveiligheid. De vader toonde de afgelopen jaren weinig probleembesef. Dit blijkt uit zijn eigen houding en gedrag en [naam minderjarige] voelt dit ook sterk zo. De vader wilde in het verleden geen hulpverlening accepteren. Sinds het ongeluk lijkt de vader een andere houding te willen aannemen en wel hulpverlening te willen accepteren. Het is de vraag of hij daartoe in staat zal blijken te zijn. De situatie wordt mede beïnvloed doordat de vader zijn gevoelens van machteloosheid ten aanzien van de situatie en het gemis van [naam minderjarige] heel sterk ervaart. Dit is begrijpelijk maar daardoor heeft de vader de afgelopen jaren keuzes gemaakt die bij [naam minderjarige] verkeerd hebben uitgepakt. Daarbij heeft de vader te maken met restverschijnselen ten gevolge van het ongeluk. Dat maakt dat de communicatie met hem moeilijk verloopt. Gelet op de problematiek van de vader is voor hem hulpverlening nodig. Tot het moment waarop met resultaat is gewerkt aan het wegnemen van de belemmeringen tot contact, weegt het belang van [naam minderjarige] thans zwaarder dan het recht en de plicht van de vader tot omgang. [naam minderjarige] ’s afwijzing van de vader is te sterk om met dwang omgang tot stand te brengen. [naam minderjarige] moet hulpverlening krijgen voor het omgaan met het negatieve vaderbeeld en zijn beleving van de gebeurtenissen uit het verleden. Pas als [naam minderjarige] beseft dat omgang niet zal plaatsvinden, ontstaat waarschijnlijk ruimte om aan de slag te gaan met de hulpverlening, die vooral voor de eigen ontwikkeling van [naam minderjarige] belangrijk is. Overigens vertrouwt de rechtbank erop dat, daargelaten de positie van de vader, de moeder ook hulp voor zichzelf en [naam minderjarige] blijft zoeken. [naam minderjarige] heeft door de gebeurtenissen in het verleden een trauma opgelopen en voor hem dient er ruimte en rust te komen, zodat hij daarna aan de slag kan gaan met de traumaverwerking. Dit betekent dat het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling met [naam minderjarige] thans zal worden afgewezen.
Informatieplicht
6.4.
Gebleken is dat de moeder kan instemmen met de door de Raad geadviseerde informatieregeling, maar niet kan instemmen met het toezenden van een foto van [naam minderjarige] omdat [naam minderjarige] dit niet wil.
De rechtbank is van oordeel dat nu de moeder met [naam minderjarige] is verhuisd naar een andere woonplaats, gelegen op een ruime afstand van de woonplaats van de vader, niet gevreesd hoeft te worden dat [naam minderjarige] zijn vader in zijn nieuwe woonomgeving zal tegenkomen. De angst bij [naam minderjarige] dat de vader weet hoe hij eruit ziet, weegt in dit geval minder zwaar dan het recht van de vader op een foto van zijn kind. De vader moet immers, zoals hiervoor is overwogen, lange tijd geduld hebben ten aanzien van mogelijk contactherstel en kan zijn zoon daardoor niet zien opgroeien. De rechtbank zal daarom bepalen dat de moeder de vader een keer per kwartaal dient te informeren over de ontwikkeling, gezondheid, schoolgang en vrijetijdsbesteding van [naam minderjarige] en een keer per jaar een recente foto van [naam minderjarige] aan de vader doet toekomen. [naam minderjarige] dient goed herkenbaar te zijn op de foto.
De rechtbank zal aan het sturen van de foto een dwangsom verbinden zoals verzocht door de man, omdat onvoldoende vertrouwen aanwezig is dat de vrouw deze plicht zal nakomen, gelet op haar eigen weerstand en die van [naam minderjarige] . Deze dwangsom wordt wel gemaximeerd.
Vervangende toestemming
6.5.
De rechtbank zal de verzoeken van de moeder met betrekking tot de vervangende toestemming voor verhuizing en schoolkeuze van [naam minderjarige] toewijzen, nu de vader daarmee heeft ingestemd, de Raad positief heeft geadviseerd en geen andere reden is gebleken om de verzoeken af te wijzen. De vader heeft hiermee ook laten zien dat hij het belang van [naam minderjarige] voorop stelt.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
bepaalt dat de moeder de vader een keer per kwartaal dient te informeren over de ontwikkeling, gezondheid, schoolgang en vrijetijdsbesteding van [naam minderjarige] ;
7.2.
bepaalt dat de moeder de vader een keer per jaar een recente herkenbare foto van [naam minderjarige] doet toekomen, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag dat de moeder hieraan niet voldoet, met een maximum van € 1.000,- per keer;
7.3.
verleent aan de moeder vervangende toestemming, in de plaats van de toestemming van de vader, om met [naam minderjarige] te verhuizen binnen Nederland en binnen een straal van 90 kilometer van [naam stad] en dus te blijven wonen waar zij reeds heen is verhuisd;
7.4.
verleent aan de moeder vervangende toestemming, in de plaats van de vader, om [naam minderjarige] in te schrijven op een basisschool in zijn nieuwe woonplaats;
7.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. Bastiaans, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van H.V.M. Smeets, griffier, op 24 maart 2021.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.