ECLI:NL:RBLIM:2021:2622
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van niet betaalde werkzaamheden en toewijzing van nakosten
In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg, is de eiseres, vertegenwoordigd door DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., een vordering gestart tegen de gedaagde partij, die optreedt als vennoot van een vennootschap onder firma en als bewindvoerder over het vermogen van een onderbewindgestelde. De zaak betreft niet betaalde werkzaamheden en de toewijzing van nakosten. De procedure begon met een dagvaarding en het antwoord van de gedaagde partij, waarin de gedaagde de vordering niet of onvoldoende betwistte.
De kantonrechter heeft op 3 maart 2021 uitspraak gedaan. In de beoordeling van de zaak is vastgesteld dat de vordering van de eiseres grotendeels gegrond is. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.875,00, vermeerderd met wettelijke rente over een deel van dit bedrag vanaf 22 december 2020. Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 567,41. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.
De uitspraak is openbaar gedaan door mr. R.H.J. Otto, waarbij de rechter de gedaagde partij als de in het ongelijk gestelde partij heeft aangemerkt. De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan financiële verplichtingen en de gevolgen van het niet betwisten van vorderingen in een civiele procedure.