Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De beoordeling
- dagvaarding: € 102,96
- griffierecht: € 499,00
- salaris gemachtigde:
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 17 maart 2021, is de onderlinge waarborgmaatschappij Centrale Zorgverzekeraars Groep, Zorgverzekeraar U.A. als eisende partij opgetreden tegen een gedaagde partij die in rechte verschenen is maar niet heeft geantwoord. De procedure is gestart met een dagvaarding en een verzoek om uitstel van de gedaagde partij. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldoet aan de vereisten van artikel 111 lid 2 onder d Rv en artikel 21 Rv, waarbij de eisende partij de relevante feiten naar waarheid heeft aangevoerd.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde partij vermoedelijk een consument is en dat de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht van toepassing zijn, ook al is daar niet om gevraagd. Echter, in deze zaak zijn er geen schendingen van deze bepalingen vastgesteld. De eisende partij heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij niet voldoende heeft aangetoond vanaf welke datum de gedaagde partij in verzuim is geraakt met betrekking tot de zorgkostennota’s. Hierdoor komen de buitengerechtelijke incassokosten niet voor vergoeding in aanmerking.
De kantonrechter heeft de wettelijke rente toegewezen over de resterende hoofdsom vanaf de dag van dagvaarding, aangezien door de dagvaarding verzuim is ingetreden. De vordering van de eisende partij is als niet weersproken vastgesteld, en de gedaagde partij is veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.807,15, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten zijn begroot op € 788,96. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en andere vorderingen zijn afgewezen.