ECLI:NL:RBLIM:2021:3176

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 april 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
8543152 \ CV EXPL 20-2397
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op dwaling in koopovereenkomst stacaravan afgewezen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 7 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over een koopovereenkomst voor een stacaravan. De partijen hebben op 8 mei 2017 een koopovereenkomst gesloten waarbij [eiser] een stacaravan voor € 12.000,-- kocht van [gedaagde]. [eiser] heeft een deel van de koopsom betaald en een huurkoopovereenkomst gesloten voor het resterende bedrag. Na het sluiten van de overeenkomst heeft [eiser] de stacaravan gebruikt en gerenoveerd, maar werd hij geconfronteerd met problemen met de campingeigenaar, die hem sommeerde de camping te verlaten. [eiser] vorderde betaling van € 10.000,-- van [gedaagde], stellende dat hij had gedwaald omdat [gedaagde] haar informatieplicht had geschonden. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] voor, tijdens en na het sluiten van de overeenkomst op de hoogte was van de relevante feiten en dat zijn beroep op dwaling niet slaagde. De rechter wees de vordering van [eiser] af en veroordeelde hem in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8543152 \ CV EXPL 20-2397
Vonnis van de kantonrechter van 7 april 2021
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. E. Frins,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. P.A. van Enckevort.
Partijen zullen [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord met een bijlage
  • de beslissing waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 18 november 2020 waarbij [eiser] zijn eis heeft verminderd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 8 mei 2017 hebben [gedaagde] als verkoper en [eiser] als koper een koopovereenkomst voor een stacaravan voor € 12.000,-- gesloten. De stacaravan bevond zich ten tijde van het sluiten van de overeenkomst op standplaats [nummer] op de camping [naam camping] te [vestigingsplaats] . Op 8 mei 2017 heeft [eiser] € 6.000,-- aan [gedaagde] betaald en, omdat [eiser] de koopsom niet ineens kon betalen, zijn partijen op die dag ook een huurkoopovereenkomst overeengekomen, inhoudende dat [eiser]
€ 6.000,-- in 20 maandelijkse termijnen van € 300,--, aan [gedaagde] zou betalen.
2.2.
Na het ingaan van de huurkoopovereenkomst is [eiser] de stacaravan gaan gebruiken en gaan renoveren.
2.3.
[gedaagde] heeft € 2.000,-- van de koopsom aan [eiser] kwijtgescholden. Op 28 april 2018 was de koopsom geheel betaald, is [eiser] eigenaar van de stacaravan geworden en hebben partijen en getuige [getuige] daartoe een handgeschreven verklaring ondertekend waarin onder meer is opgenomen “
De hr [eiser] , geboren [geboortedatum] , is per deze datum, eigenaar van de stacaravan, staanplaats nr [nummer]”.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert na vermindering van eis veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 10.000,--, vermeerderd met € 875,00 aan buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij heeft gedwaald omdat [gedaagde] haar informatieplicht ter zake de koopovereenkomst jegens hem heeft geschonden waardoor hij schade heeft geleden. [eiser] stelt daartoe dat hij, nadat de (huur)koop was ingegaan, de caravan is gaan gebruiken en renoveren, door de campingeigenaar erop is gewezen dat de huur in strijd was met de reglementen en gedragsregels van de camping. Verder werd hij gesommeerd de camping te verlaten omdat hij de caravan onbevoegd gebruikte. Hij is voorafgaande aan de huurkoopovereenkomst door [gedaagde] niet geïnformeerd over de campingreglementen noch door [gedaagde] op de hoogte gesteld dat het verhuren en/of verkopen van een stacaravan zonder toestemming van de campingeigenaar verboden was en dat [gedaagde] in een gerechtelijke procedure met de campingeigenaar was verwikkeld. Nadat [gedaagde] de procedure met de campingeigenaar had verloren is de stacaravan van de camping verwijderd. Indien hij van de procedure tussen de campingeigenaar en [gedaagde] had geweten dan had hij de overeenkomst niet gesloten, aldus [eiser] .
3.3.
[gedaagde] betwist dat zij haar informatieplicht jegens [eiser] heeft geschonden. [eiser] verbleef in 2016 al op de camping in een accommodatie naast de hare en bij de verkoop heeft [gedaagde] [eiser] op de reglementen en gedragsregels van de camping gewezen. Verder is eigenaar [naam eigenaar 1] op 8 mei 2017 op de hoogte gesteld van de (huur)koopovereenkomst die tussen haar en [eiser] is gesloten en [naam eigenaar 1] heeft daartegen geen bezwaren geuit. [eiser] was ermee bekend dat de camping twee eigenaren heeft en dat [gedaagde] eind 2017 met eigenaar [naam eigenaar 2] een conflict had. [eiser] heeft door eigen toedoen overlast bezorgd en zich niet gehouden aan de reglementen en gedragsregels waarna hij werd gesommeerd om de camping te verlaten. Er is geen causaal verband tussen schending van enige informatieplicht door haar en de door [eiser] gestelde schade, aldus [gedaagde] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nog van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat de stellingen van [eiser] bij dagvaarding en zijn verklaringen ter mondelinge behandeling tegenstrijdig zijn. Anders dan bij dagvaarding gesteld, volgt uit die verklaringen van [eiser] dat [eiser] voor en tijdens het sluiten van de koopovereenkomst bekend was met de reglementen van de camping – waaronder de regel dat als iemand een caravan koopt, deze op de naam van de nieuwe eigenaar wordt gezet – en, nadat hij ter zake de met [gedaagde] gesloten overeenkomst
€ 6.000,00 aan [gedaagde] had betaald, ermee bekend was dat tussen de campingeigenaar en [gedaagde] een procedure liep. Verder heeft [eiser] verklaard dat [gedaagde] hem heeft meegedeeld dat het beter was als de campingeigenaar niets van de transactie zou weten en dat de eigenaar de koop niet zou toestaan. Ten slotte heeft [eiser] nog verklaard dat hij niet onder de overeenkomst uit wilde komen omdat hij geen andere mogelijkheid had om ergens anders te wonen.
4.1.1.
Met inachtneming van het voorgaande slaagt het door [eiser] gedane beroep op dwaling niet. [eiser] wist immers voor, tijdens en na het sluiten van de overeenkomst van de voor hem van belang zijnde in r.o. 4.1. vermelde feiten die hij thans gebruikt als onderbouwing van zijn beroep op dwaling. [eiser] heeft niets gesteld dat hij met die wetenschap enige actie heeft ondernomen door bijvoorbeeld van de koop af te zien of deze te ontbinden. Door met die wetenschap desondanks de koopovereenkomst te sluiten en in stand te houden, heeft hij het risico op eventuele problemen die ter zake met de campingeigenaar zouden kunnen rijzen en ter zake van de uitkomst van de procedure tussen de campingeigenaar en [gedaagde] genomen. Van het sluiten van de overeenkomst onder een onjuiste voorstelling van zaken bij [eiser] , voor, tijdens en na de totstandkoming van de wilsovereenstemming kan in dat kader evenmin worden gesproken. Het enige dat [eiser] als eigenaar van de stacaravan heeft gedaan is het meermaals vragen aan de campingeigenaar om de stacaravan op zijn naam te zetten, wat de eigenaar elke keer van de hand heeft gewezen. Ook hiertegen heeft [eiser] niets gedaan, althans dat is gesteld noch gebleken, en is als eigenaar de huur aan de campingeigenaar blijven betalen. Hij wist wat hij kocht en het eigen handelen en risico nemen kan hij niet afwentelen op [gedaagde] . In dat kader kan niet geoordeeld worden dat [gedaagde] haar informatieplicht jegens [eiser] heeft geschonden. Dat [gedaagde] tegen [eiser] zou hebben gezegd dat zij de procedure zou winnen is een omstandigheid die [eiser] voor lief heeft genomen en dat komt ook voor zijn rekening en risico. Nu [eiser] het causaal verband tussen het schenden van de informatieplicht door [gedaagde] – voor zover daarvan al sprake is – en de door hem geleden schade niet aannemelijk heeft gemaakt is het belang aan de vorderingen van [eiser] komen te ontvallen en leidt dat ertoe dat de vorderingen integraal zullen worden afgewezen.
4.2.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde [gedaagde] worden begroot op € 746,00
(2 punten x tarief € 373,00).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de kosten van de procedure aan de zijde van [gedaagde] gevallen en tot op heden begroot op € 746,00,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken.
type: YT