ECLI:NL:RBLIM:2021:322

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 januari 2021
Publicatiedatum
15 januari 2021
Zaaknummer
8737634 CV EXPL 20-4178
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen en verrekening in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 13 januari 2021, staat de vordering van de eisende partij centraal, die onbetaalde facturen vordert van de gedaagde partij. De eisende partij, h.o.d.n. [handelsnaam 1], heeft de gedaagde partij, h.o.d.n. [handelsnaam 2], ingehuurd voor het verzorgen van licht bij verschillende evenementen. De gedaagde partij heeft twee facturen ontvangen, maar heeft slechts een deel van de betaling verricht. Ondanks herhaalde sommaties heeft de gedaagde partij het restantbedrag niet voldaan.

De procedure omvat een aantal correspondenties tussen de partijen en de griffier, waarbij de gedaagde partij verzocht heeft om de mondelinge behandeling te verplaatsen, maar dit verzoek is afgewezen. De gedaagde partij was niet aanwezig tijdens de mondelinge behandeling, wat zijn mogelijkheid om te reageren op de ingebrachte stukken heeft beperkt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij de werkzaamheden deugdelijk heeft uitgevoerd en dat de gedaagde partij gehouden is de facturen te betalen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde partij een beroep op verrekening heeft gedaan, maar dit niet heeft onderbouwd. Uiteindelijk is de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 954,63, inclusief wettelijke rente, en is hij ook veroordeeld in de proceskosten van de eisende partij. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8737634 CV EXPL 20-4178
Vonnis van de kantonrechter van 13 januari 2021 (bij vervroeging)
in de zaak van:
[eisende partij] h.o.d.n. [handelsnaam 1],
wonend te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde [naam gemachtigde] ,
tegen:
[gedaagde partij] h.o.d.n. [handelsnaam 2],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie
  • de brief van de griffier van 7 oktober 2020 waarin aan partijen werd meegedeeld dat de zaak naar de rolzitting van 21 oktober 2020 werd verwezen voor opgave verhinderdata in de maanden november en december 2020,
  • de brief van de griffier van 28 oktober 2020 waarin aan partijen werd meegedeeld dat de kantonrechter een mondelinge behandeling heeft gelast op 16 november 2020
  • de e-mail van [gedaagde partij] van 31 oktober 2020 waarin hij scheef dat hij op 16 november 2020 verhinderd is
  • de brief van de griffier van 2 november 2020 waarin aan [gedaagde partij] is meegedeeld dat zijn verzoek om een nieuwe datum te plannen voor de mondelinge behandeling is afgewezen omdat hij 16 november 2020 niet had opgegeven als verhindering
  • de namens [eisende partij] bij brief van 3 november 2020 ingediende aanvullende stukken
  • het verzoek van [gedaagde partij] van 4 november 2020 om de mondelinge behandeling te verplaatsen
  • de brief van de gemachtigde van [eisende partij] waarin staat dat hij niet akkoord is met het verzoek van [gedaagde partij]
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 16 november 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde partij] heeft [eisende partij] ingehuurd om het licht te verzorgen bij een aantal van zijn shows, te weten op het Stadspark festival en het Let’s Groove evenement.
2.2.
[eisende partij] heeft [gedaagde partij] hiervoor twee facturen gestuurd:
  • factuur [nummer 1] d.d. 3 september 2018 voor een bedrag van € 1.149,50
  • factuur [nummer 2] d.d. 19 september 2018 voor een bedrag van € 340,31.
2.3.
[gedaagde partij] heeft op 28 december 2018 een deelbetaling van € 575,- gedaan ter zake factuur [nummer 1] . Het restantbedrag en de andere factuur heeft hij ondanks sommaties niet betaald.
2.4.
Bij factuur van 23 maart 2020 met nummer [nummer 3] heeft [gedaagde partij] € 245,03 inclusief btw bij [eisende partij] in rekening gebracht voor de huur van drie
“Shure SLX bell pack + headset”à € 45,- exclusief 21% btw en ter zake een
“extra dag staffel 1.5”€ 67,50 exclusief 21% btw.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert in het licht van bovenstaande feiten dat [gedaagde partij] bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot betaling van € 915,81 in hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 december 2019, € 137,37 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 423,50 ter zake juridische bijstand, te vermeerderen met de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[gedaagde partij] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde partij] heeft zijn conclusie van antwoord getiteld ‘conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie’, maar hij heeft geen vordering in reconventie ingesteld. Wel heeft hij een beroep op verrekening gedaan van de vordering van [eisende partij] met zijn factuur van 23 maart 2020 (zie 2.4.).
4.2.
[gedaagde partij] was niet aanwezig bij de mondelinge behandeling, zodat hij niet heeft kunnen reageren op de inhoud van de door [eisende partij] ingebrachte aanvullende stukken en dat wat [eisende partij] ter mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. Dit komt echter voor zijn rekening en risico. Omdat de mondelinge behandeling was ingepland met inachtneming van de door partijen opgegeven verhinderdata kon uitstel enkel worden verleend op eenstemmig verzoek of vanwege een klemmende reden. Van een eenstemmig verzoek was geen sprake, nu [eisende partij] zich verzette tegen uitstel. En ook van een klemmende reden was geen sprake. Er waren verhinderdata opgevraagd, dus het lag op de weg van [gedaagde partij] om, indien zich een nadere verhindering voordeed, de kantonrechter hiervan direct op de hoogte te stellen en niet pas nadat een mondelinge behandeling was ingepland.
4.3.
Uit de door [eisende partij] ingebrachte (aanvullende) stukken blijkt dat hij de gefactureerde werkzaamheden deugdelijk heeft uitgevoerd, zodat [gedaagde partij] gehouden is de facturen te betalen.
4.4.
De vraag is of de vordering van [eisende partij] moet worden verrekend met de factuur van [gedaagde partij] . [eisende partij] heeft onderbouwd aangetoond dat de afspraak met [gedaagde partij] inhield dat hij twee – en dus niet drie, zoals gefactureerd – headsets van [gedaagde partij] zou huren voor € 35,- per stuk – en dus niet € 45,-, zoals gefactureerd. Nergens blijkt bovendien uit dat [eisende partij] de gefactureerde extra dagstaffel verschuldigd is.
4.5.
Voorgaande betekent dat [gedaagde partij] aan [eisende partij] het volgende moet betalen: factuur [nummer 1] ad € 1.149,50 plus factuur [nummer 2] ad € 340,31 minus twee x € 35,- + 21 % btw, oftewel € 1.405,11. Hiervan heeft [gedaagde partij] € 575,- betaald, zodat hij zal worden veroordeeld tot betaling van € 830,11 aan [eisende partij] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2019.
4.6.
[eisende partij] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden en dat [eisende partij] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, zodat [eisende partij] recht heeft op een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het gevorderde bedrag is echter hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief dat hoort bij de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom, zodat de kantonrechter de vergoeding zal toewijzen tot het tarief dat aansluit bij de omvang van de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom, te weten 15% van € 830,11 = € 124,52.
4.7.
De gevorderde kosten ter zake juridische bijstand (factuur van Juristu Incassodienten BV voor
‘Dagvaarding produceren’) zullen worden afgewezen aangezien de in artikelen 237 tot en met 240 Rv bedoelde kosten een vergoeding hiervoor plegen in te sluiten.
4.8.
[gedaagde partij] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van [eisende partij] . Voor salaris gemachtigde zal één procespunt worden gerekend aangezien er geen gemachtigde op de mondelinge behandeling is verschenen namens [eisende partij] . Met inachtneming hiervan worden de proceskosten tot vandaag begroot op:
dagvaarding: € 91,81
griffierecht: € 236,00
salaris gemachtigde:
€ 180,00(1 punt x tarief € 180,00)
totaal € 507,81
4.9.
De nakosten zullen worden toegewezen zoals hieronder bij de beslissing omschreven.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om aan [eisende partij] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 954,63, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 830,11 vanaf 1 december 2019 tot aan de dag van betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] tot betaling van de proceskosten van [eisende partij] , tot vandaag begroot op € 507,81,
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eisende partij] aan de veroordelingen onder 5.1. en 5.2. voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 90,- aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van deze betekening,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
type: GD