In deze zaak heeft de kantonrechter op 13 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en zijn huurders. De verhuurder, vertegenwoordigd door mr. J.L.M. Martens, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde pand, gelegen aan [adres] te [woonplaats 2], vanwege een aanzienlijke huurachterstand van € 7.460,00 en de ontdekking van een hennepplantage in het gehuurde. De huurders, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], vertegenwoordigd door mr. D.M. Gijzen, erkenden de hoogte van de vorderingen maar vroegen om een termijn om de ontbinding te voorkomen.
De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand, die meer dan drie maanden bedroeg, voldoende grond vormde voor ontbinding van de huurovereenkomst. De rechter wees de verzoeken van de huurders om een termijn af, omdat zij niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij in staat waren de achterstand te betalen. De rechter bepaalde dat de huurders binnen veertien dagen na betekening van het vonnis het gehuurde moesten ontruimen en dat zij hoofdelijk aansprakelijk waren voor de betaling van de huurachterstand en de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de gevolgen van huurachterstand en de mogelijkheid voor verhuurders om een huurovereenkomst te ontbinden bij ernstige tekortkomingen van de huurder. De rechter heeft de vorderingen van de verhuurder toegewezen en de huurders veroordeeld tot betaling van de kosten van de procedure, inclusief wettelijke rente en nakosten.