ECLI:NL:RBLIM:2021:3371

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
8859544 CV EXPL 20-5521
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake aanneming van werk en betaling van onbetaalde facturen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 14 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], handelend onder de naam [handelsnaam], en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Paardenkliniek De Molenweg B.V. De eiser vorderde betaling van een onbetaalde factuur van € 3.209,26 voor werkzaamheden die hij gedurende veertien maanden had verricht rondom de praktijk van de Paardenkliniek. De werkzaamheden werden op 27 september 2019 opgeleverd, maar de Paardenkliniek heeft de factuur niet voldaan. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 februari 2021 heeft de eiser gesteld dat hij de meeste opleverpunten had uitgevoerd, maar dat er een woordenwisseling was ontstaan met de bouwbegeleider van de Paardenkliniek, waardoor hij het terrein moest verlaten zonder de laatste werkzaamheden te voltooien.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser recht heeft op betaling van de factuur, met uitzondering van een bedrag van € 82,50 dat in mindering werd gebracht omdat een deel van de werkzaamheden niet was uitgevoerd. De Paardenkliniek voerde verweer en stelde dat de eiser tekort was geschoten in zijn verplichtingen, maar de kantonrechter oordeelde dat de Paardenkliniek niet voldoende bewijs had geleverd voor haar verweer. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser toegewezen tot een bedrag van € 3.126,76, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Tevens werd de Paardenkliniek veroordeeld in de proceskosten van de eiser. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8859544 CV EXPL 20-5521
Vonnis van de kantonrechter van 14 april 2021
in de zaak van:
[eiser]handelend onder de naam
[handelsnaam],
wonend en zaakdoende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. E.M.G. Wolters (DAS Rechtsbijstand),
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PAARDENKLINIEK DE MOLENWEG B.V.,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna [eiser] en de Paardenkliniek genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 oktober 2020 met producties 1 tot en met 9
- de conclusie van antwoord
- de brief waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 8 februari 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft in opdracht van de Paardenkliniek gedurende veertien maanden werkzaamheden verricht met betrekking tot bestrating en hovenierswerk rondom de praktijk van de Paardenkliniek.
2.2.
Op 27 september 2019 heeft [eiser] de werkzaamheden opgeleverd in het bijzijn van de heer [naam bouwbegeleider] , bouwbegeleider van de Paardenkliniek. Naar aanleiding hiervan zijn zes punten naar voren gekomen die nog aangepast zouden worden door [eiser] . Het betreft:
Straatwerk om kolk aanpassen aan voorzijde van ingang. Aldaar was er sprake van verzakking van een vijftal stenen tot onder de ijzeren rand;
Voeg met cement afwerken in open schuur en de lange voeg afvoegen met cement in plaats van met zand;
Controleren en waar nodig aanpassen straatwerk in cirkel open loods;
Klinkers aanpassen bij poort van de stal (enkele stenen afzagen en aanpassen);
Knipwerk: beide kanten afvoegen zodat geen naad meer zichtbaar is;
Aanpassen klinkers ter plaatse van sleuven en overgang, zodanig dat deze op termijn na zakking alsnog zoals het hoort iets boven de rand zitten.
2.3.
De factuur van [eiser] d.d. 22 oktober 2019 met factuurnummer 2019361 ten bedrage van € 3.209,26 is niet door de Paardenkliniek voldaan.
2.4.
Bij e-mail van de Paardenkliniek aan [eiser] van 12 februari 2020 staat vermeld, voor zover van belang:
“In de bijlagen vindt u een aantal foto’s van de nog altijd aanwezige fouten in het geleverde werk.
Ik zal ze in deze mail even opsommen:
De firma [handelsnaam] heeft tijdens haar werkzaamheden op 3 plekken de bestaande bestrating op onze oprit opgepakt, het terug leggen van deze bestrating is naar mijn mening niet correct gedaan. Zie foto’s. Bestrating oprit I, II en III.
Op 3 plekken zijn de putdeksels welke zijn aangebracht door de firma [handelsnaam] verzakt
De aansluiting van de bestrating bij de hoofdingang van de kliniek is niet correct gedaan.”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – de Paardenkliniek te veroordelen tot betaling van € 3.209,26 aan hoofdsom vermeerderd met wettelijke rente, de buitengerechtelijke kosten, de proceskosten vermeerderd met wettelijke rente, en de nakosten.
3.2.
[eiser] legt het bestaan van een overeenkomst van aanneming van werk als bedoeld in artikel 7:750 BW aan haar vordering ten grondslag, die tevens koop impliceert waardoor sprake is van een gemengde overeenkomst als bedoeld in artikel 6:215 BW, op grond waarvan de Paardenkliniek volgens hem de factuur ten bedrage van € 3.209,26 dient te voldoen.
3.3.
De Paardenkliniek voert verweer.
3.4.
Op de standpunten van partijen zal voor zover van belang nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Als onbetwist is komen vast te staan dat op 27 september 2019 een oplevering heeft plaatsgevonden van de door [eiser] verrichte werkzaamheden onder begeleiding van de heer [naam bouwbegeleider] , bouwbegeleider van de Paardenkliniek. Er zijn tussen partijen zes punten vastgelegd die [eiser] nog zou uitvoeren (zie r.o. 2.2). Tijdens de mondelinge behandeling van 8 februari 2021 is door [eiser] gesteld dat de werkzaamheden zoals vermeld onder de punten 1 tot en met 5 volledig zijn uitgevoerd en afgerond. Dit wordt door de Paardenkliniek niet dan wel onvoldoende betwist zodat de vordering voor zover deze ziet op betaling van de door [eiser] alsnog juist opgeleverde werkzaamheden voor toewijzing gereed ligt.
4.2.
Ten aanzien van punt 6 stelt [eiser] dat hij bezig was met het uitvoeren van deze werkzaamheden totdat een woordenwisseling ontstond met de heer [naam bouwbegeleider] waarna [eiser] het terrein van de Paardenkliniek diende te verlaten. Tijdens de mondelinge behandeling stelt [eiser] dat hij nog ongeveer drie uren nodig zou hebben gehad om de werkzaamheden volledig te voltooien. Hiermee erkent [eiser] dat een deel van de onder punt 6 opgenomen werkzaamheden niet door hem zijn verricht, ook niet op een later tijdstip of dag. Op grond hiervan zal de kantonrechter een bedrag van € 82,50 (3 x € 27,50 als zijnde gehanteerde uurtarief door [eiser] ) in mindering brengen op het openstaande factuurbedrag van € 3.209,26, zodat een bedrag van in totaal € 3.126,76 zal worden toegewezen. De discussie tussen partijen over de dagen waarop [eiser] werkzaamheden uitvoerde doet daarom niet ter zake.
4.3.
De Paardenkliniek heeft nog aangevoerd dat [eiser] bestaande bestrating op drie plaatsen niet goed zou hebben teruggelegd, dat putdeksels op drie plekken zijn verzakt en dat de aansluiting van de bestrating bij de hoofdingang niet correct is gedaan. [eiser] heeft hiertegen ingebracht dat het verhoogd neerleggen noodzakelijk is omdat anders na verloop van tijd een geul ontstaat waar water in blijft staan, dat was afgesproken dat hij alleen de buitenste stenen zou kantelen, waar hij niet aan toe is gekomen vanwege de stillegging, en dat straatwerk bij putten altijd hoger wordt gelegd. De Paardenkliniek heeft hierop niet voldoende gemotiveerd gereageerd, zodat niet in rechte kan worden vastgesteld dat [eiser] op deze punten is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. Sterker, punt 6 van de opleverpunten betrof de verplichting de klinkers ter plaatse van sleuven en overgangen zodanig aan te passen (de kantonrechter begrijpt: verhogen) zodat deze na zakking alsnog iets boven de rand zitten (zie r.o. 2.2.). Hierbij komt dat het Nederlandse recht niet het uitgangspunt kent dat wanprestatie een betalingsverplichting doet vervallen. Behoudens afwijkend beding kan een partij bij een wederkerige overeenkomst wanneer de wederpartij haar verplichtingen onvolledig of ondeugdelijk nakomt, slechts van haar eigen verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst worden bevrijd door ontbinding van de overeenkomst of door verrekening met een vordering aan haar zijde. De Paardenkliniek vordert echter geen ontbinding, zodat dit niet aan toewijzing van de vordering van [eiser] in de weg staat. Wel doet zij een beroep op verrekening.
4.4.
Zo stelt de Paardenkliniek dat [eiser] na voormelde woordenwisseling de toegang van de Paardenkliniek heeft versperd door opzettelijk een graafmachine op de oprit van de Paardenkliniek te parkeren. De Paardenkliniek was hierdoor gedurende 2,5 uur onbereikbaar en de te behandelen dieren moesten door het weiland onder de graafarm door worden verplaatst. Dit heeft tot schade geleid, aldus de Paardenkliniek.
4.5.
[eiser] betwist dat sprake is van opzet en voert aan dat de graafmachine zonder brandstof kwam stil te staan.
4.6.
De kantonrechter stelt voorop dat wat betreft de vergoeding van materiële schade de stelplicht (en zo nodig de bewijslast) op de Paardenkliniek rust. Gezien de betwisting van [eiser] had het op de weg van de Paardenkliniek gelegen om haar vordering nader te onderbouwen. Dit is niet gebeurd. Tevens heeft de Paardenkliniek nagelaten, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld door de kantonrechter, videobeelden van het incident met de graafmachine in het geding te brengen. De geleden schade wordt op geen enkele wijze onderbouwd waardoor de verrekening daarvan met het gevorderde factuurbedrag wordt afgewezen.
4.7.
Op grond van het vorenstaande zal de kantonrechter een bedrag van € 3.126,76
aan hoofdsom toewijzen, vermeerderd met de onbetwiste wettelijke rente vanaf 6 november 2019 tot de dag van algehele voldoening.
4.8.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief dat hoort bij de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom. Nu dat het gevolg is van een niet voorzienbare omstandigheid (te weten gedeeltelijke afwijzing van de vordering), zal de kantonrechter de vergoeding niet afwijzen, maar de vergoeding toewijzen tot het wettelijke tarief dat aansluit bij de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom, te weten € 437,68.
4.9.
De Paardenkliniek zal, als de meest in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiser] worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op:
- dagvaarding € 87,99
- griffierecht € 236,00
- gemachtigde salaris €
436,00(2 punten x € 218,00)
Totaal € 759,99
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
4.10.
De gevorderde nakosten zullen op de hierna in de beslissing weergegeven wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt de Paardenkliniek om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 3.126,76, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 november 2019 tot de dag van algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt de Paardenkliniek om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 437,68 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.3.
veroordeelt de Paardenkliniek tot betaling van de proceskosten van [eiser] , begroot op € 759,99, te voldoen binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt de Paardenkliniek onder de voorwaarde dat zij niet binnen twee weken na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op :
- € 109,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
type: LS